In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag werd behandeld, ging het om een hoger beroep van Aon Hewitt Nederland c.v. tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De zaak betrof de zorgplicht en informatieplicht van Aon als assurantie-adviseur in relatie tot een pensioenverzekering die door de geïntimeerde was afgesloten. De rechtbank had eerder geoordeeld dat Aon tekort was geschoten in zijn informatievoorziening, maar het hof kwam tot een andere conclusie.
Het hof oordeelde dat Aon niet verplicht was om de geïntimeerde te informeren over de provisie en de kosten die de verzekeraar in rekening zou brengen. De provisie was een kwestie tussen de verzekeraar en de assurantietussenpersoon, en de verzekerde stond daar buiten. Het hof verwierp de stelling van de geïntimeerde dat het niet informeren over de provisie een schending van de zorgplicht was, omdat deze stelling onvoldoende was onderbouwd.
Daarnaast oordeelde het hof dat er geen causaal verband was tussen de schending van de zorgplicht en de gestelde schade. De geïntimeerde had niet aangetoond dat hij bij een betere informatievoorziening een andere keuze zou hebben gemaakt. Het hof vernietigde het eerdere vonnis van de rechtbank en wees de vorderingen van de geïntimeerde af, waarbij hij werd veroordeeld in de proceskosten.
Het arrest werd uitgesproken op 6 april 2021 en is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak benadrukt de verantwoordelijkheden van assurantie-adviseurs en de noodzaak voor cliënten om goed geïnformeerd te zijn over de producten die zij afnemen.