In deze zaak gaat het om een barman die op 14 april 2019 in een café werd geconfronteerd met een klant die na sluitingstijd weigerde het pand te verlaten. De klant beledigde de barman en gooide bier in zijn gezicht. De barman, die zich bedreigd voelde, pakte een honkbalknuppel en ging de confrontatie aan. Tijdens de schermutseling werd de klant door de barman geslagen en viel op de grond. Het hof oordeelde dat de barman in de eerste fase van het incident handelde uit noodweer, omdat hij werd aangevallen door de klant. Echter, nadat de klant op de grond lag, ging de barman verder met het slaan van de klant, wat het hof als noodweerexces kwalificeerde. Het hof sprak de barman vrij van de primair en subsidiair tenlastegelegde feiten, maar oordeelde dat hij in de tweede fase van het incident de grenzen van noodzakelijke verdediging had overschreden. Desondanks werd het beroep op noodweerexces geaccepteerd, waardoor de barman niet strafbaar werd verklaard. De vordering van de benadeelde partij werd afgewezen, omdat de verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten.