ECLI:NL:GHDHA:2021:2821
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- U.E. Tromp
- J.T. Sanders
- W.M.G. Visser
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake onbevoegdheid en vergoeding immateriële schade in belastingzaken
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 21 november 2019, waarin de Rechtbank zich onbevoegd verklaarde met betrekking tot de beroepen van belanghebbende tegen de uitspraken van de Inspecteur van de Belastingdienst. De Rechtbank had eerder de bezwaren van belanghebbende tegen de voldoeningen op 15 aangiften voor de belasting van personenauto’s en motorrijwielen niet-ontvankelijk verklaard wegens termijnoverschrijding. De Inspecteur had ambtshalve vergoedingen voor immateriële schade toegekend, maar belanghebbende was het niet eens met de hoogte van deze vergoedingen en ging in hoger beroep.
Tijdens de mondelinge behandeling op 22 januari 2021 in Den Haag, waar partijen verschenen, werd het hoger beroep behandeld samen met andere zaken die door dezelfde gemachtigde waren ingesteld. Het Hof oordeelde dat er onvoldoende reden was om de gemachtigde van belanghebbende te weigeren en dat de Rechtbank op goede gronden had geoordeeld niet bevoegd te zijn. Het Hof bevestigde de uitspraak van de Rechtbank en oordeelde dat de argumenten van belanghebbende niet voldoende waren om tot een ander oordeel te komen. Het hoger beroep werd ongegrond verklaard en er werd geen reden gezien om de Inspecteur of belanghebbende te veroordelen in de proceskosten.
De uitspraak van het Gerechtshof is op 4 maart 2021 in het openbaar uitgesproken, met inachtneming van de coronamaatregelen. Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.