ECLI:NL:GHDHA:2021:2813
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- U.E. Tromp
- J.T. Sanders
- W.M.G. Visser
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van een rentebeschikking en de redelijke termijn in belastingzaken
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 4 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere uitspraak van de Rechtbank Den Haag. De belanghebbende, [X] B.V., had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de Inspecteur van de Belastingdienst, die een rentebeschikking had afgegeven. De Rechtbank had het beroep van de belanghebbende ongegrond verklaard en het verzoek om vergoeding van immateriële schade afgewezen. Het Hof heeft de mondelinge behandeling van het hoger beroep gehouden op 22 januari 2021, waarbij partijen aanwezig waren. Het Hof heeft vastgesteld dat de geschilpunten in hoger beroep nagenoeg gelijk zijn aan die in eerste aanleg.
Het Hof heeft geoordeeld dat de Rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en dat de argumenten van de belanghebbende in hoger beroep niet voldoende zijn om tot een ander oordeel te komen. De belanghebbende heeft geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die een andere beslissing rechtvaardigen. Het Hof heeft ook geen reden gezien om prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie voor te leggen. De uitspraak van de Rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep is ongegrond verklaard. Het Hof heeft geen reden gezien om de belanghebbende in de proceskosten te veroordelen.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. De uitspraak is vastgesteld door de rechters U.E. Tromp, J.T. Sanders en W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van de griffier L. van den Bogerd.