ECLI:NL:GHDHA:2021:2801

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
24 maart 2022
Zaaknummer
200.274.730/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van waterleidingbeheerder voor schade door lekkage in opslagruimte

In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van Evides N.V., als beheerder van de waterleiding, voor schade die [appellant] heeft geleden door een lekkage in zijn opslagruimte. [appellant] heeft goederen opgeslagen in een kelder die door een lekkende waterleiding gedeeltelijk onder water is komen te staan. Hij stelt dat Evides aansprakelijk is voor de schade die hij heeft geleden. De procedure begint met een dagvaarding op 13 januari 2020, waarin [appellant] in hoger beroep komt van eerdere vonnissen van de kantonrechter in Rotterdam. In hoger beroep vordert hij de vernietiging van deze vonnissen en toewijzing van zijn schadevergoeding.

De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat niet is komen vast te staan dat Evides haar aansprakelijkheid heeft erkend. [appellant] heeft in hoger beroep zeven grieven aangevoerd, waaronder de stelling dat Evides onrechtmatig heeft gehandeld en dat zij aansprakelijk is op grond van opstalaansprakelijkheid. Het hof oordeelt dat Evides niet aansprakelijk is, omdat er onvoldoende bewijs is dat de waterleiding gebrekkig was en dat Evides haar zorgplicht heeft geschonden. Het hof houdt verdere beslissingen aan in afwachting van een mondelinge behandeling om meer duidelijkheid te krijgen over de oorzaak van de lekkage.

De zaak benadrukt de complexiteit van aansprakelijkheidskwesties in het civiele recht, vooral als het gaat om de vraag of een beheerder van een infrastructuur aansprakelijk kan worden gesteld voor schade die voortvloeit uit gebreken in die infrastructuur. Het hof heeft partijen opgeroepen om in persoon te verschijnen voor een mogelijke minnelijke regeling en om relevante stukken over de oorzaak van de lekkage te overleggen.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.274.730/01
Zaaknummer rechtbank : 7419480/CV EXPL 18-54214

arrest van 28 december 2021

inzake

[appellant] handelend onder de naam [handelsnaam],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. E. Cekic te Uitgeest,
tegen

Evides N.V. handelend onder de naam Evides Waterbedrijf,

gevestigd te Rotterdam,
geïntimeerde,
hierna te noemen: Evides,
advocaat: mr. F.J. van Velsen te Haarlem.

Waar deze zaak over gaat

1. [appellant] heeft goederen opgeslagen in een opslagruimte. Door een lekkende waterleiding is de opslagruimte gedeeltelijk onder water komen te staan. Daarbij is schade ontstaan aan de spullen van [appellant]. De vraag is of Evides, als beheerder van de waterleiding, aansprakelijk is voor de schade die [appellant] stelt te hebben geleden.

Het geding

2. Bij dagvaarding van 13 januari 2020 is [appellant] in hoger beroep gekomen van twee door de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam tussen partijen gewezen vonnissen van
16 augustus 2019 en 22 november 2019. Bij memorie van grieven met een productie heeft [appellant] zeven grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Evides de grieven bestreden. Vervolgens is een datum voor arrest bepaald.

Feiten

3.1
De feiten die de kantonrechter heeft vastgesteld in rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het tussenvonnis van 16 augustus 2019 zijn niet in geschil. Ook het hof zal van die feiten uit gaan, en zelf nog enige feiten vaststellen. [appellant] heeft in grief 1 aangevoerd dat de kantonrechter de feiten in het tussenvonnis onvolledig heeft vastgesteld, maar dit bezwaar kan niet slagen. De rechter is namelijk niet verplicht om alle door partijen naar voren gebrachte feiten in zijn vonnis op te nemen doch slechts feiten die voor de beslissing relevant zijn. De omstandigheid dat bepaalde feiten niet uitdrukkelijk als zodanig zijn benoemd, betekent echter niet dat het hof er geen rekening mee heeft gehouden.
3.2
[appellant] exploiteert sinds 2005 de [handelsnaam] met als bedrijfsomschrijving “markthandel in overige goederen”. Na sluitingstijd slaat [appellant] zijn spullen op in
een opslagruimte in de kelder van het pand aan de [adres] te Rotterdam (hierna: de opslagruimte).
3.3
In de periode van 6 april 2018 tot en met 8 april 2018 is een lek ontstaan in de
hoofdwaterleiding aan de buitenzijde van de gevel van de opslagruimte, ten gevolge
waarvan water in de opslagruimte is gestroomd. Op dat moment stonden er goederen van
[appellant] in de opslagruimte.
3.4
Evides is beheerder van de hoofdwaterleiding.
3.5
Op 8 april 2018 omstreeks 14:15 uur heeft Evides een storingsmelding van [appellant]
ontvangen. Diezelfde dag omstreeks 14:45 uur was een medewerker van Evides ter plaatse
bij de opslagruimte, die de waterleiding heeft afgesloten en hersteld.
3.6
Op 9 april 2018 heeft [appellant] telefonisch contact opgenomen met Evides. Per e-mail
van diezelfde dag heeft Evides [appellant] het volgende bericht:

Vanochtend prak ik u telefonisch over de melding van de lekkage in uw kelder.
U gaf aan dat u schade heeft geleden door de ontstane lekkage in het weekend van 6-8 april jongstleden. U gaf aan dat u niet beschikt over een inboedel- en opstalverzekering. U wil graag dat Evides de schade aan u vergoedt.

Verklaring niet verzekerd te zijn voor de inboedel én opstal

In de bijlage vindt u een verklaring. U verklaart door het ondertekenen ervan, dat u niet verzekerd bent voor de schadeclaim die u wil indienen die ziet op de inboedel én op de opstal. Evides hanteert deze strenge regels, omdat er in het verleden meermaals schade is geclaimd bij én Evides én bij de eigen verzekeraar. Indien u niet verzekerd
bent, ontvang ik deze verklaring graag ondertekend retour.

Schadebeperkend handelen

Daarnaast besprak ik het volgende met u: u gaf aan dat alle spullen nog (grotendeels) in de natte/vochtige kelder staan. U dient nu zoveel mogelijk schadebeperkend te handelen en zo spoedig mogelijk alle natte spullen uit de kelderbox te halen. Schade die u in redelijkheid had kunnen voorkomen, wordt namelijk niet vergoed.

Foto's en specificatie van de schade

Tot slot ontvang ik graag de foto's die u heeft gemaakt. Van belang is dat dit duidelijke overzichtsfoto's zijn waarop te zien is wat de omvang van de schade is (voornamelijk met betrekking tot bakjes/verpakkingsmaterialen die verloren zijn gegaan). Als over enige tijd de schadeomvang bekend is, dan ontvang ik graag een gespecificeerd overzicht van u. (…)
3.7
Op 23 april 2018 heeft [appellant] Evides bericht dat hij Evides aansprakelijk zal stellen
voor de door hem geleden schade, met daarbij gevoegd een specificatie van de door [appellant]
ten gevolge van de lekkage gemaakte kosten, verrichte werkzaamheden en geleden schade
ten bedrage van in totaal € 14.457,33.
3.8
Bij e-mail van 16 mei 2018 heeft Evides [appellant] bericht dat zij de door [appellant] gevorderde posten heeft beoordeeld. Het slot van de e-mail luidt als volgt:

“Toegekende schadebedrag

Alle door u ingediende posten zijn gemotiveerd toegekend dan wel afgewezen. Daarmee komt het in totaal toegekende schadebedrag uit op € 2.450,41. Graag ontvang ik uw naam en IBAN-rekeningnummer zoals bekend bij uw bank. Het bedrag à € 2.450,41 wordt dan zo spoedig mogelijk naar u overgemaakt.”

3.9
Op 10 juli 2018 heeft Evides een brief gestuurd aan de advocaat van [appellant]. Daarin staat, voor zover relevant, het volgende:

“Mogelijkheid tot schikking

Op 14 juni jongstleden sprak ik u telefonisch. Naar aanleiding van uw brief d.d. 8 juni 2018 bespraken wij de mogelijkheid om de schade zonder gerechtelijke procedure met elkaar af te wikkelen, waaraan beide partijen de voorkeur geven. Evides is uw cliënt om die reden tegemoet gekomen en bood aan om € (X) uit te keren aan uw cliënt. (…)

U heeft naar aanleiding van dit aanbod nogmaals overleg gepleegd met uw cliënt en deelde mij zojuist telefonisch mede dat uw client akkoord wil gaan met een bedrag à € (Y), mits hij dit bedrag nog deze week op zijn bankrekening bijgeschreven krijgt. Hierbij bevestig ik dat Evides niet akkoord gaat om € (Y) aan uw cliënt uit te keren. Evides biedt uw cliënt € (Z). Dit is het definitieve aanbod dat wij uw cliënt doen. Ik verneem graag van u als uw cliënt alsnog akkoord gaat met dit aanbod.”
4. Verloop van de procedure bij de kantonrechter
4.1
[appellant] heeft bij de kantonrechter – samengevat – gevorderd om Evides te veroordelen tot het betalen van € 16.457,33 aan schadevergoeding, € 656,49 aan wettelijke rente verschuldigd tot de dag van de dagvaarding (7 december 2018), en € 995,- aan vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding. Daarnaast heeft [appellant] gevorderd dat Evides wordt veroordeeld tot het betalen van de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2
Aan zijn vordering heeft [appellant], kort samengevat, ten grondslag gelegd dat Evides haar aansprakelijkheid buitengerechtelijk heeft erkend. [appellant] stelt verder dat Evides aansprakelijk is voor de schade van [appellant] op grond van opstalaansprakelijkheid en/of onrechtmatige daad, dan wel op grond van haar hoedanigheid van drinkwaterbedrijf aansprakelijk is voor de door [appellant] ten gevolge van de leidingbreuk geleden schade. Nu Evides ook na aanmaning heeft verzuimd de schade van [appellant] te vergoeden, is Evides een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.
4.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen. Daartoe heeft de kantonrechter overwogen dat niet is komen vast te staan dat Evides haar aansprakelijkheid buitengerechtelijk heeft erkend. De enkele omstandigheid dat Evides voor aanvang van de procedure de aansprakelijkheid niet heeft ontkend, is daarvoor onvoldoende. De kantonrechter heeft verder geoordeeld dat [appellant], mede gelet op de gemotiveerde betwisting van Evides, onvoldoende heeft onderbouwd dat sprake was van een gebrekkige opstal. [appellant] heeft naar het oordeel van de kantonrechter evenmin voldoende onderbouwd dat Evides onrechtmatig heeft gehandeld doordat zij is tekortgeschoten in de periodieke uitvoering van juist en frequent onderhoud aan de waterleiding. Dat Evides [appellant] na de storingsmelding aan zijn lot heeft overgelaten, vindt geen steun in de stukken. [appellant] heeft namelijk de storingsmelding op 8 april 2018 omstreeks 14:15 gedaan, en een medewerker van Evides heeft ongeveer een half uur later de waterleiding afgesloten en hersteld. Onder die omstandigheden kan naar het oordeel van de kantonrechter niet worden aangenomen dat Evides haar zorgplicht heeft geschonden, en daarmee onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant].

Beoordeling van het hoger beroep

5.1
In hoger beroep vordert [appellant] de vernietiging van de vonnissen van de kantonrechter van 16 augustus 2019 en 22 november 2019. Verder vordert hij dat zijn vorderingen alsnog worden toegewezen, met veroordeling van Evides in de kosten van beide instanties. Daarnaast vordert [appellant] dat Evides wordt veroordeeld tot terugbetaling aan [appellant] van al hetgeen hij ter uitvoering van de bestreden vonnissen aan Evides heeft voldaan, vermeerderd met de wettelijke rente. Evides heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van de bestreden vonnissen, met veroordeling van [appellant] tot voldoening van de wettelijke rente over de proceskosten in eerste aanleg, en met veroordeling van [appellant] in de kosten van dit hoger beroep te vermeerderen met wettelijke rente en nakosten.
Buitengerechtelijke erkenning van de aansprakelijkheid
5.2
Grief II richt zich tegen het oordeel van de rechtbank in rechtsoverweging 2.2 dat Evides haar aansprakelijkheid in de pre-processuele fase niet heeft erkend. Daartoe voert [appellant] aan dat zowel de storingsmonteur als de schadebehandelaar mondeling namens Evides de aansprakelijkheid hebben erkend. Zelfs als dit niet zou komen vast te staan, dan mocht [appellant] uit de uitlatingen en gedragingen van Evides afleiden dat de aansprakelijkheid stilzwijgend is erkend. Evides heeft namelijk zijn schade in behandeling genomen, daarbij geen voorbehoud gemaakt dat de aansprakelijkheid niet wordt erkend, en toegezegd de schade aan zijn spullen te vergoeden, aldus [appellant]. Evides betwist dat zij de aansprakelijkheid uitdrukkelijk of stilzwijgend heeft erkend. Evides heeft het verzoek om schadevergoeding van [appellant] uit coulance in behandeling genomen, en [appellant] kan daar volgens Evides redelijkerwijze niet uit afleiden dat Evides aansprakelijkheid heeft erkend.
5.3
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat de storingsmonteur of de schadebehandelaar mondeling namens Evides de aansprakelijkheid heeft erkend. Deze stelling van [appellant] vindt geen steun in de overgelegde correspondentie, waarin op geen enkele wijze door (de advocaat van) [appellant] een beroep wordt gedaan op een dergelijke mondelinge erkenning van aansprakelijkheid. Het hof ziet geen aanleiding voor een bewijsopdracht aan [appellant] op dit punt. Het algemene bewijsaanbod van [appellant] om zichzelf als getuige te laten horen over de feitelijke gang van zaken vanaf het constateren van de lekkage en de communicatie met Evides, wordt als onvoldoende specifiek gepasseerd.
5.4
Het hof overweegt met betrekking tot de stilzwijgende erkenning het volgende. Een stilzwijgende erkenning kan besloten liggen in de handeling of gedraging van een partij. Of dit het geval is, hangt af van de bedoeling van partijen, waarbij het erop aankomt wat partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen hebben afgeleid en in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten afleiden. Uit de overgelegde stukken volgt dat partijen met elkaar in overleg zijn getreden over de financiële afwikkeling van de gevolgen van de lekkage. Evides heeft zich daarbij bereid verklaard om de schade die [appellant] volgens Evides redelijkerwijs als gevolg van de lekkage heeft geleden te vergoeden. Uit de omstandigheid dat Evides haar aansprakelijkheid niet nadrukkelijk heeft ontkend, en dat de correspondentie tussen partijen zich vervolgens heeft toegespitst op de onderbouwing van de schade, mocht [appellant] naar het oordeel van het hof nog niet afleiden dat Evides haar aansprakelijkheid erkende. Er kunnen immers verschillende redenen zijn om (onverplicht) de wederpartij een aanbod te doen om (een gedeelte van) de geleden schade te vergoeden, bijvoorbeeld uit coulance of ter voorkoming van juridische kosten. Zo volgt uit de e-mail van 10 juli 2018 dat Evides tweemaal een aanbod aan [appellant] heeft gedaan om “
de schade zonder gerechtelijke procedure met elkaar af te wikkelen”. [appellant] moest er daarom, naar het oordeel van het hof, redelijkerwijs rekening mee houden dat als partijen er niet in zouden slagen om tot een gezamenlijke oplossing te komen, Evides in een juridische procedure haar aansprakelijkheid alsnog zou betwisten. [appellant] heeft in hoger beroep aangeboden om zichzelf als getuige te laten horen over de feitelijke gang van zaken vanaf het constateren van de lekkage en de communicatie met Evides, maar daar gaat het hof aan voorbij. [appellant] heeft namelijk geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, bij bewezenverklaring, tot een andere beoordeling kunnen leiden dan hierboven gegeven.
5.5
Uit het voorgaande volgt dat grief II wordt verworpen. Evides heeft haar aansprakelijkheid in de pre-processuele fase niet erkend.
Onrechtmatige daad
5.6
[appellant] stelt verder dat Evides jegens hem aansprakelijk is op grond van onrechtmatige daad. Evides heeft namelijk haar zorgplicht jegens [appellant] geschonden. Deze schending bestaat volgens [appellant] uit de volgende onderdelen: (i) Evides heeft ten onrechte het vertrouwen gewekt dat alle schade van [appellant] zal worden vergoed, terwijl zij later in deze procedure alsnog haar aansprakelijkheid heeft betwist (grief III, laatste alinea); (ii) Evides is tekortgeschoten in de afhandeling van de storingsmelding van [appellant] (grief V, tweede gedeelte); en (iii) Evides is tekortgeschoten in het plegen van juist en frequent onderhoud aan de waterleiding (grief V, eerste gedeelte). Evides is, aldus [appellant], op deze gronden aansprakelijk voor de schade van [appellant] op grond van onrechtmatige daad.
5.7
Evides heeft naar het oordeel van het hof geen zorgplicht geschonden door het vertrouwen te wekken dat alle schade van [appellant] zou worden vergoed, en hier later van terug te komen. Zoals het hof hiervoor in r.o. 5.4 al heeft overwogen, diende [appellant] er rekening mee te houden dat, als partijen er niet in zouden slagen het geschil buiten rechte te regelen, Evides in een procedure alsnog haar aansprakelijkheid zou betwisten. Van een onrechtmatige daad is op dit punt dus geen sprake. De klacht als vermeld in overweging 5.6 onder (i) wordt verworpen. Ditzelfde geldt voor de klacht onder (ii). Het is tussen partijen niet in geschil dat Evides op 8 april 2018 omstreeks 14:15 uur een storingsmelding van [appellant] heeft ontvangen. De storingsmonteur van Evides was een half uur later ter plaatse en heeft toen de waterleiding afgesloten en hersteld. Het hof is van oordeel dat hieruit volgt dat Evides de storingsmelding van [appellant] voortvarend en adequaat heeft afgehandeld. [appellant] heeft geen feiten of omstandigheden gesteld waaruit volgt dat Evides desondanks een op haar rustende zorgplicht bij de afhandeling van de storingsmelding niet is nagekomen. Wat betreft de klacht onder (iii) overweegt het hof overweegt ten slotte dat de vraag welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs van Evides te vergen zijn, één van de omstandigheden is die van belang zijn bij de beoordeling van de aansprakelijkheid van Evides als bezitter van de waterleiding. Omdat het hof, zoals het hierna zal toelichten, met betrekking tot de opstalaansprakelijkheid nog niet tot een eindbeslissing kan komen, zal het hof ook de beoordeling aanhouden van de vraag of Evides onrechtmatig jegens [appellant] heeft gehandeld doordat zij is tekortgeschoten in het plegen van juist en frequent onderhoud.
5.8
Uit het bovenstaande volgt dat grief III, laatste gedeelte, en grief V (tweede gedeelte) worden verworpen. Het hof zal de beslissing over grief V (eerste gedeelte) aanhouden.
Opstalaansprakelijkheid
5.9
[appellant] klaagt met grief III en IV dat de rechtbank ten onrechte niet heeft geoordeeld dat Evides op grond van artikel 6:174 BW aansprakelijk is voor zijn schade. Het hof overweegt dat op grond van dit artikel een bezitter van een opstal aansprakelijk kan zijn voor de schade die iemand lijdt doordat de opstal niet voldoet aan de eisen die men daaraan in de gegeven omstandigheden mag stellen.
5.1
Het is niet in geschil dat de hoofdwaterleiding kwalificeert als opstal in de zin van artikel 6:174 lid 4 BW. De vraag die partijen verdeeld houdt, is of de waterleiding voldeed aan de eisen die daaraan in de gegeven omstandigheden mochten worden gesteld. Het antwoord op deze vraag moet worden vastgesteld aan de hand van de maatstaven die zijn ontwikkeld in de uitspraak van de Hoge Raad van 17 december 2010, ECLI:NL:HR:2010:BN6236 (
Wilnis). Hierbij komt het aan op de - naar objectieve maatstaven te beantwoorden - vraag of de waterleiding deugdelijk is, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die ten grondslag worden gelegd aan een op art. 6:174 lid 1 BW gebaseerde vordering, rusten in beginsel op de eiser (Hoge Raad, 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831).
5.11
[appellant] stelt dat de waterleiding niet voldeed aan de daaraan in de gegeven omstandigheden te stellen eisen. Aangezien de lekkage onder de grond zat en de hoofdwaterleiding door Evides is hersteld, kan hij dit echter niet meer aantonen. Hij stelt dat hij in bewijsnood verkeert. Evides heeft weersproken dat de oorzaak van de lekkage gelegen is geweest in een gebrekkige hoofdwaterleiding. Volgens Evides is de hoofdwaterleiding door werking van de ondergrond onder spanning komen te staan, en heeft dit de lekkage tot gevolg gehad. Evides beroept zich in dit verband op de bevindingen van haar storingsmonteur [de storingsmonteur].
5.12
Het hof overweegt dat Evides haar verweer dat de oorzaak van de lekkage niet gelegen is geweest in een gebrekkige hoofdwaterleiding niet nader met stukken (bijvoorbeeld een onderzoeksverslag of een verklaring van [de storingsmonteur]) heeft onderbouwd. Het hof acht aannemelijk dat zij wel over dergelijke informatie beschikt. Bij deze stand van zaken heeft het hof er behoefte aan om nader voorgelicht te worden over de oorzaak van de lekkage. Het hof zal daarom een mondelinge behandeling bepalen. Het hof verzoekt Evides in dit verband op de voet van artikel 22 Rv om alle stukken die betrekking hebben op (het vaststellen van) de oorzaak van de lekkage waarover zij beschikt in het geding te brengen. De mondelinge behandeling zal daarnaast worden gebruikt om de mogelijkheden van een minnelijke regeling te bespreken. Het hof beschikt reeds over een kopie van de volledige procesdossiers in eerste aanleg en in hoger beroep, zodat overlegging daarvan voor de mondelinge behandeling niet nodig is.
5.13
Het hof houdt, in afwachting van de mondelinge behandeling, elke verdere beslissing aan.

Beslissing

Het hof:
- beveelt partijen in persoon, als het om een rechtspersoon gaat, deugdelijk vertegenwoordigd door een persoon die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is om een schikking aan te gaan, vergezeld van hun raadslieden, voor het verstrekken van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling te verschijnen in één der zalen van het Paleis van Justitie, Prins Clauslaan 60 te Den Haag op dinsdag 22 februari 2022 om 11:00;
- bepaalt dat, indien één der partijen binnen veertien dagen na heden, onder gelijktijdige opgave van de verhinderdata van beide partijen voor de komende drie maanden, opgeeft dan verhinderd te zijn, het hof (in beginsel eenmalig) een nadere datum en tijdstip voor de mondelinge behandeling zal vaststellen;
- bepaalt dat Evides de in rechtsoverweging 5.12 van dit arrest genoemde stukken uiterlijk twee weken voor de mondelinge behandeling in kopie in viervoud zal zenden aan de griffie handel van dit hof en naar [appellant];
- bepaalt dat partijen de bescheiden waarop zij voor het overige een beroep zouden willen doen, zullen overleggen door deze uiterlijk twee weken vóór de mondelinge behandeling in kopie in viervoud aan de griffie handel en aan de wederpartij te zenden;
- houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.J. Kuipers, J.M.T. van der Hoeven-Oud en F.J. Verbeek en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.