Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 28 december 2021
[appellant] handelend onder de naam [handelsnaam],
Evides N.V. handelend onder de naam Evides Waterbedrijf,
Waar deze zaak over gaat
Het geding
Feiten
Vanochtend prak ik u telefonisch over de melding van de lekkage in uw kelder.
Verklaring niet verzekerd te zijn voor de inboedel én opstal
Schadebeperkend handelen
Daarnaast besprak ik het volgende met u: u gaf aan dat alle spullen nog (grotendeels) in de natte/vochtige kelder staan. U dient nu zoveel mogelijk schadebeperkend te handelen en zo spoedig mogelijk alle natte spullen uit de kelderbox te halen. Schade die u in redelijkheid had kunnen voorkomen, wordt namelijk niet vergoed.
Foto's en specificatie van de schade
“Toegekende schadebedrag
Alle door u ingediende posten zijn gemotiveerd toegekend dan wel afgewezen. Daarmee komt het in totaal toegekende schadebedrag uit op € 2.450,41. Graag ontvang ik uw naam en IBAN-rekeningnummer zoals bekend bij uw bank. Het bedrag à € 2.450,41 wordt dan zo spoedig mogelijk naar u overgemaakt.”
“Mogelijkheid tot schikking
Op 14 juni jongstleden sprak ik u telefonisch. Naar aanleiding van uw brief d.d. 8 juni 2018 bespraken wij de mogelijkheid om de schade zonder gerechtelijke procedure met elkaar af te wikkelen, waaraan beide partijen de voorkeur geven. Evides is uw cliënt om die reden tegemoet gekomen en bood aan om € (X) uit te keren aan uw cliënt. (…)
Beoordeling van het hoger beroep
de schade zonder gerechtelijke procedure met elkaar af te wikkelen”. [appellant] moest er daarom, naar het oordeel van het hof, redelijkerwijs rekening mee houden dat als partijen er niet in zouden slagen om tot een gezamenlijke oplossing te komen, Evides in een juridische procedure haar aansprakelijkheid alsnog zou betwisten. [appellant] heeft in hoger beroep aangeboden om zichzelf als getuige te laten horen over de feitelijke gang van zaken vanaf het constateren van de lekkage en de communicatie met Evides, maar daar gaat het hof aan voorbij. [appellant] heeft namelijk geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die, bij bewezenverklaring, tot een andere beoordeling kunnen leiden dan hierboven gegeven.
Wilnis). Hierbij komt het aan op de - naar objectieve maatstaven te beantwoorden - vraag of de waterleiding deugdelijk is, gelet op het te verwachten gebruik of de bestemming daarvan, met het oog op voorkoming van gevaar voor personen en zaken, waarbij ook van belang is hoe groot de kans op verwezenlijking van het gevaar is en welke onderhouds- en veiligheidsmaatregelen mogelijk en redelijkerwijs te vergen zijn. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten en omstandigheden die ten grondslag worden gelegd aan een op art. 6:174 lid 1 BW gebaseerde vordering, rusten in beginsel op de eiser (Hoge Raad, 4 april 2014, ECLI:NL:HR:2014:831).