ECLI:NL:GHDHA:2021:2797
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake weigering schone lei in schuldsaneringsregeling
In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin aan hem de schone lei is onthouden in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Dit tekortschieten was onder andere te wijten aan een boedelachterstand van € 2.054,89 en nieuwe schulden bij de Belastingdienst, waaronder een schuld van € 2.714,- en een schuld van € 302,-. De rechtbank concludeerde dat [appellant] niet in staat was om deze schulden te voldoen, zelfs niet bij een eventuele verlenging van de schuldsaneringsregeling.
[Appellant] heeft in hoger beroep verzocht om het vonnis te vernietigen en de looptijd van de schuldsaneringsregeling met twee jaar te verlengen. Hij stelde dat hij met een maximale verlenging in staat zou zijn om zijn schulden te voldoen. In zijn hoger beroepschrift gaf hij aan zijn auto te willen verkopen, maar later stelde hij dat hij door te besparen op zijn autoverzekering en andere uitgaven voldoende geld kon vrijmaken.
Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder bevestigd dat [appellant] tekortgeschoten is in zijn verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet heeft weersproken dat de boedelachterstand en nieuwe schulden zijn ontstaan. Het hof oordeelde dat het verzoek om verlenging van de schuldsaneringsregeling niet onderbouwd was en dat er geen aannemelijke mogelijkheid was dat de schulden konden worden ingelopen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de schone lei en verlenging van de looptijd zijn geweigerd.