ECLI:NL:GHDHA:2021:2797

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
10 maart 2022
Zaaknummer
200.300.897/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Insolventierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake weigering schone lei in schuldsaneringsregeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin aan hem de schone lei is onthouden in het kader van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank had geoordeeld dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling. Dit tekortschieten was onder andere te wijten aan een boedelachterstand van € 2.054,89 en nieuwe schulden bij de Belastingdienst, waaronder een schuld van € 2.714,- en een schuld van € 302,-. De rechtbank concludeerde dat [appellant] niet in staat was om deze schulden te voldoen, zelfs niet bij een eventuele verlenging van de schuldsaneringsregeling.

[Appellant] heeft in hoger beroep verzocht om het vonnis te vernietigen en de looptijd van de schuldsaneringsregeling met twee jaar te verlengen. Hij stelde dat hij met een maximale verlenging in staat zou zijn om zijn schulden te voldoen. In zijn hoger beroepschrift gaf hij aan zijn auto te willen verkopen, maar later stelde hij dat hij door te besparen op zijn autoverzekering en andere uitgaven voldoende geld kon vrijmaken.

Tijdens de mondelinge behandeling heeft de bewindvoerder bevestigd dat [appellant] tekortgeschoten is in zijn verplichtingen. Het hof heeft vastgesteld dat [appellant] niet heeft weersproken dat de boedelachterstand en nieuwe schulden zijn ontstaan. Het hof oordeelde dat het verzoek om verlenging van de schuldsaneringsregeling niet onderbouwd was en dat er geen aannemelijke mogelijkheid was dat de schulden konden worden ingelopen. Het hof heeft daarom het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarbij de schone lei en verlenging van de looptijd zijn geweigerd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.300.897/01
Insolventienummer rechtbank : C/09/18/229 R

arrest van 13 december 2021

inzake

[appellant],

wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. A.P. Stipdonk te Leiden.

Het geding

Bij vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 juni 2018 is ten aanzien van [appellant] de schuldsaneringsregeling van toepassing verklaard. Bij vonnis van deze rechtbank van 4 oktober 2021 is aan [appellant] de schone lei onthouden. Tegen laatstbedoeld vonnis heeft [appellant] hoger beroep ingesteld bij het op 7 oktober 2021 ter griffie van het hof ingekomen verzoekschrift (met producties). Daarnaast heeft het hof kennisgenomen van door [appellant] toegezonden nadere producties en de door de bewindvoerder toegezonden openbare verslagen en bijlagen gedateerd 2 november en 26 november 2021 houdende de laatste stand van zaken.
De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 6 december 2021. Verschenen zijn: [appellant], bijgestaan door zijn advocaat, en N.T. van den Deijssel namens de bewindvoerder J. Wijker.

De beoordeling van het hoger beroep

1. De rechtbank heeft aan [appellant] de schone lei onthouden omdat hij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (artikel 354 lid 1 en 2 jo 358 lid 2 Fw). De rechtbank heeft daarbij – kort samengevat – het volgende overwogen. Naast de boedelachterstand van € 2.054,89 zijn er twee nieuwe schulden bij de Belastingdienst ontstaan, te weten een schuld van € 2.714,- (terugvordering huurtoeslag) en een schuld van € 302,- (terugvordering zorgtoeslag). Voldoende is gebleken dat [appellant] niet in staat is de nieuwe schulden en de boedelachterstand te voldoen, ook niet tijdens een eventuele verlenging van de schuldsaneringsregeling. Dit is bevestigd door [appellant] zelf, door zijn advocaat en door de bewindvoerder.
2. [appellant] heeft het hof verzocht het bestreden vonnis te vernietigen en alsnog de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen met twee jaar. Daarbij heeft [appellant] aangevoerd dat hij bij een maximale verlenging van de looptijd van de schuldsaneringsregeling in staat zal zijn de boedelachterstand en de nieuwe schulden te voldoen. In zijn hoger beroepschrift heeft [appellant] in eerste instantie aangevoerd dat hij daartoe zijn auto (een Volkswagen Polo uit 2001) zou verkopen. Blijkens de aan het hof toegezonden, door hem zelf opgestelde, draagkrachtberekening en zijn verklaring ter zitting van het hof stelt [appellant] zich nu echter op het standpunt dat hij door te besparen op zijn autoverzekering en zijn televisie- en internetabonnement, en met gebruikmaking van zijn vakantiegeld, voldoende geld kan vrijmaken om daarmee de boedelachterstand en de nieuwe schulden in te lopen.
3. De (vertegenwoordigster van de) bewindvoerder heeft ter zitting van het hof verklaard dat zij blijft bij haar conclusie dat [appellant] is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen.
4. Het hof stelt voorop dat van personen ten aanzien van wie de schuldsanering is uitgesproken mag worden verwacht dat zij zich tot het uiterste inspannen om te voldoen aan de daaraan verbonden verplichtingen. Op grond van de overgelegde stukken en het verhandelde ter terechtzitting is het hof van oordeel dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van deze verplichtingen. Daar liggen de volgende overwegingen aan ten grondslag.
5. Het hof stelt vast dat [appellant] niet heeft weersproken dat de hiervoor (in 1) genoemde boedelachterstand en nieuwe schulden zijn ontstaan. Het verzoek van [appellant] om de looptijd van de schuldsaneringsregeling te verlengen teneinde hem in staat te stellen die boedelachterstand en schulden in te lopen wijst het hof af, nu [appellant] geen onderbouwd voorstel heeft gedaan dat daadwerkelijk tot de voldoening van boedelachterstand en schulden kan leiden. De door [appellant] zelf opgestelde draagkrachtberekening is daartoe onvoldoende. Desgevraagd heeft [appellant] ter zitting van het hof verklaard dat hij bij het opstellen van die berekening geen rekening heeft gehouden met de maandelijkse boedelafdracht en dat hij bij een eventuele verlenging van de looptijd alleen in staat zou zijn om in te lopen op de boedelachterstand en de nieuwe schulden. Daarnaast heeft [appellant] hangende het geding in hoger beroep nagelaten boedelafdrachten te verrichten of geld daarvoor te reserveren. Het moet er dan ook voor gehouden worden dat de boedelachterstand niet is verminderd, integendeel. Gelet op de hoogte van de boedelachterstand en de nieuwe schulden is het zonder concrete onderbouwing niet aannemelijk dat deze bij een eventuele verlenging kunnen worden ingelopen, ook niet bij een maximale verlenging van de looptijd. Dit klemt te meer omdat – ook als [appellant], die er voorheen niet in slaagde rond te komen van het vrij te laten bedrag, de in zijn draagkrachtberekening aangegeven bezuinigingen zou realiseren – het bedrag dat hij zou kunnen besparen ongeveer € 3.000,- is, namelijk € 1.348,05 (19 keer € 70,95) plus ongeveer € 1.700,- (twee keer vakantiegeld). Dat is onvoldoende.
6. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat [appellant] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de schuldsaneringsverplichtingen en dat alle omstandigheden in aanmerking nemende geen sprake is van een tekortkoming die vanwege de bijzondere aard of geringe betekenis ervan buiten beschouwing kan worden gelaten. Daarom is verlening van een schone lei, of verlenging van de looptijd, niet op zijn plaats.
7. Het voorgaande leidt tot de conclusie dat het bestreden vonnis dient te worden bekrachtigd.

De beslissing

Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 4 oktober 2021.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.T. Nijhuis, P. Volker en A.J. Swelheim en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.