ECLI:NL:GHDHA:2021:265

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 januari 2021
Publicatiedatum
22 februari 2021
Zaaknummer
2200142120
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake wapenbezit door een 19-jarige verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De 19-jarige verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, voor het voorhanden hebben van twee automatische vuurwapens, een pistool, een trommelmagazijn en een grote hoeveelheid munitie. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat de straf zou worden verhoogd naar 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden. Het hof heeft echter besloten de gevangenisstraf te verlagen naar 22 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar en bijzondere voorwaarden zoals een meldplicht en ambulante behandeling. Het hof heeft geen aanleiding gezien om het adolescentenstrafrecht toe te passen, ondanks het verzoek van de verdediging. De beslissing is genomen op basis van de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering. Het hof heeft benadrukt dat het ongecontroleerde bezit van vuurwapens een groot risico vormt voor de veiligheid van de samenleving. De verdachte heeft een problematische achtergrond en er zijn aanwijzingen voor een pro-criminele houding. Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de Landelijke Oriëntatie Punten voor Straftoemeting en heeft de persoonlijke omstandigheden van de verdachte in overweging genomen. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank voor wat betreft de straf vernietigd, maar het vonnis voor het overige bevestigd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001421-20
Parketnummer: 10-701024-20
Datum uitspraak: 21 januari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 2000,
thans gedetineerd in PI Alphen aan den Rijn locatie Maatschapslaan, te Alphen aan den Rijn.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met aftrek van voorarrest en met een proeftijd van 3 jaren en onder oplegging van algemene en bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen omtrent het beslag als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 24 februari 2020 te Rotterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, twee, althans een of meer wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren,
- van het merk/type Orbis Mgv 176, kaliber .22lr en/of
- van het merk/type Zastava M70 Ab2, kaliber 7.62 x 39 mm
en/of
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet wapens en munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk/type Glock 26, kaliber 9mm
en/of
munitie in de zin van art. 1 onder 4º van de Wet wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in art. 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten:
- 101, althans een of meer kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39mm en
- 57, althans een of meer kogelpatronen, kaliber 9mm en - 22, althans een of meer kogelpatronen, kaliber .22lr en/of
- 21, althans een of meer hulzen van verschoten kogelpatronen, kaliber 7.62 x 39mm en
- 14, althans een of meer hulzen van verschoten kogelpatronen, kaliber 9mm
en/of
een onderdeel van een vuurwapen in de zin van artikel 1 onder 3º, gelet op artikel 2, lid 1 van Categorie III onder 1° van de Wet wapens en munitie, te weten een trommelmagazijn en/of een patroonhouder, zijnde (telkens) een hulpstuk en/of onderdeel dat van wezenlijke aard en specifiek bestemd is voor een pistool van het merk Glock 26 kaliber 9mm en/of een pistool van het merk CZ P10 S, kaliber 9mm, voorhanden heeft gehad;
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd behoudens ten aanzien van de opgelegde straf en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en onder oplegging van bijzondere voorwaarden, inhoudende - kort gezegd - een meldplicht, ambulante behandeling, begeleid wonen en een zinvolle dagbesteding.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, behalve ten aanzien van de opgelegde gevangenisstraf en de motivering daarvan.
In dat opzicht zal het hof het vonnis waarvan beroep vernietigen. Voor het overige verenigt het hof zich met de gronden en beslissingen in het vonnis.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve - behoudens voor zover het wordt vernietigd - te worden bevestigd.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft thuis twee automatische vuurwapens, een pistool, een trommelmagazijn, een patroonhouder en een grote hoeveelheid munitie voorhanden gehad.
Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens en munitie brengt grote risico’s met zich voor de veiligheid van personen. Vuurwapens vormen een aanzienlijke bedreiging voor een veilige samenleving, omdat het bezit van vuurwapens maar al te vaak leidt tot gebruik daarvan, met alle mogelijke gevolgen van dien. Vuurwapens worden bovendien steeds vaker gebruikt bij het plegen van ernstige strafbare feiten. Het ongecontroleerde bezit van vuurwapens vormt daarmee een groeiend maatschappelijk probleem.
Het hof heeft kennisgenomen van een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
4 januari 2021, waaruit onder meer blijkt dat de verdachte tweemaal onherroepelijk is veroordeeld voor openlijke geweldpleging.
Rapportages
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft het hof ook acht geslagen op de inhoud van de reclasseringsadviezen van 14 mei 2020 en 4 november 2020 en het detentie- en reïntegratieplan van 22 juli 2020. Uit deze rapportages leidt het hof kort gezegd het volgende af. Er zijn aanwijzingen voor een negatief sociaal netwerk, een pro-criminele houding en problematisch middelengebruik. Daarnaast is sprake van een gebrek aan bescherming vanuit de gezinssituatie. Ook zijn er bij de verdachte problemen geconstateerd op het gebied van zijn psychosociale functioneren. Het – vanaf de geboorte - niet kunnen zien van zijn dochter beschouwt betrokkene als het allesoverheersende probleem in zijn leven, waardoor er problemen zijn ontstaan op praktische leefgebieden.
Zo stopte de verdachte met werken, is geen sprake van een (legaal) inkomen en evenmin van een zinvolle dagbesteding. Vóór zijn detentie gebruikte de verdachte forse hoeveelheden cannabis (5 tot 6 joints per dag).
De verdachte heeft verklaard hiermee definitief gestopt te zijn. Volgens de reclassering is het zinvol hem daarin te ondersteunen. De verdachte heeft begeleiding, sturing en positieve rolmodellen nodig om zijn pro-criminele ontwikkeling in de goede richting af te buigen.
De identiteit van de verdachte is nog volop in ontwikkeling, waardoor hij mogelijk vatbaar is voor positieve beïnvloeding. De verwachting is dat als de verdachte aan zijn lot wordt overgelaten, hij zijn leven zal inkleden naar het voorbeeld dat hij vanuit zijn jeugd en sociaal netwerk heeft meegekregen. De verdachte zou baat hebben bij een traject waarin aan hem intensieve begeleiding en steun wordt geboden, waarbij gewerkt wordt aan het verkrijgen van dagbesteding, zelfredzaamheid, financiële onafhankelijkheid, een gezond sociaal netwerk en zelfstandige woonruimte. Het programma van Stichting Exodus zou hier volgens de reclassering het beste op aansluiten. De reclassering heeft gelet op het voorgaande in de verschillende rapportages geadviseerd om bijzondere voorwaarden aan de verdachte op te leggen,
te weten een meldplicht, een ambulante behandelverplichting, een dagbesteding, opname in een instelling voor begeleid wonen en het meewerken aan middelencontrole.
Geen toepassing adolescentenstrafrecht
De verdediging heeft ter terechtzitting in hoger beroep het verzoek gedaan om het adolescentenstrafrecht toe te passen.
Het hof ziet in de omstandigheden van dit geval geen aanleiding af te wijken van het uitgangspunt dat een jongvolwassene die ten tijde van het strafbare feit meerderjarig was, volgens het volwassenenstrafrecht wordt berecht. In het reclasseringsadvies van 4 november 2020 adviseert de reclassering weliswaar om het jeugdstrafrecht toe te passen. Tegelijkertijd adviseert de reclassering echter de verdachte naar de volwassenenreclassering te verwijzen, omdat dit het beste aansluit bij de ontwikkelingsfase waarin de verdachte zich bevindt. Daarbij overweegt het hof dat in het eerdere reclasseringsrapport van mei 2020 juist uitdrukkelijk is geadviseerd om volwassenstrafrecht toe te passen mede omdat er geen interventies vanuit het jeugdstrafrecht waren geïndiceerd. De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep desgevraagd ook niet duidelijk kunnen maken welk verschil toepassing van het adolescentenstrafrecht in dit geval zou kunnen maken. Het hof zal dan ook het volwassenenstrafrecht toepassen.
Bij het bepalen van de hoogte van de op te leggen straf heeft het hof acht geslagen op de Landelijke Oriëntatie Punten voor Straftoemeting van de rechtspraak (LOVS). Hierin is als uitgangspunt onder meer bepaald dat voor het voorhanden hebben van een automatisch vuurwapen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden en voor het voorhanden hebben van een pistool een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden passend is. Voorts heeft hof gekeken naar straffen die in vergelijkbare zaken zijn opgelegd.
De advocaat-generaal heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat vanuit het oogpunt van generale preventie het voorhanden hebben van vuurwapens streng dient te worden bestraft. Hoewel het hof het standpunt van de advocaat-generaal in algemene zin deelt, is het hof in onderhavige zaak van oordeel dat gelet op het voorgaande en in het bijzonder ook gelet op de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals deze ter terechtzitting in hoger beroep zijn gebleken, een lagere straf passend en geboden is dan de straf die de advocaat-generaal heeft geëist. Hierbij heeft het hof onder meer de persoon van de verdachte, zijn achtergrond en zijn toekomstperspectief betrokken.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Gelet op de jonge leeftijd van de verdachte en de adviezen van de reclassering wordt daarom een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd, met een stevige proeftijd van 3 jaar en de genoemde, aan de reclasseringsadviezen ontleende, bijzondere voorwaarden.
Het hof is van oordeel dat op deze wijze strafdoelen als generale preventie en normbevestiging enerzijds en het strafdoel van speciale preventie anderzijds op verantwoorde wijze in evenwicht worden gebracht.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep, doch uitsluitend ten aanzien van de opgelegde straf en de motivering daarvan en doet in zoverre opnieuw recht.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
22 (tweeëntwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
10 (tien) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht,
de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde:

  • verplicht is zich gedurende de volledige proeftijd te melden bij GGZ reclassering Fivoor, op het adres Perzikweg te Leiden, zolang en zo vaak de reclassering dit noodzakelijk acht;
  • zich onder behandeling zal stellen van Youz van het Palmhuis of forensische polikliniek De Waag of een soortgelijke instelling. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling;
- zal verblijven in een instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang, te weten Stichting Exodus of een soortgelijke instelling. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
- een, naar het oordeel van de reclassering, zinvolle dagbesteding heeft;
- gedurende de volledige proeftijd ter controle van drugs verplicht is mee te werken aan urineonderzoek. De reclassering bepaalt hoe vaak de veroordeelde wordt gecontroleerd.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bevestigt het vonnis waarvan beroep voor het overige.
Dit arrest is gewezen door mr. T.B. Trotman,
mr. B.P. de Boer en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. N. van Burgsteden.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 januari 2021.