In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte, geboren in 1990, was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 60 uren voor het mishandelen van zijn echtgenote op 10 januari 2021 te Zoetermeer. De mishandeling bestond uit het met aanmerkelijke kracht vastgrijpen van de nek/hals van de echtgenote. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis bevestigd zou worden. Het hof heeft echter geoordeeld dat het vonnis niet in stand kan blijven, omdat er slechts aantekening was gedaan volgens artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan en heeft de verdachte vrijgesproken van andere tenlastegelegde feiten. De strafbaarheid van de verdachte is niet uitgesloten, en het hof heeft de op te leggen straf bepaald op basis van de ernst van het feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het hof heeft ook rekening gehouden met de geslaagde mediation tussen de verdachte en het slachtoffer, waarbij de verdachte zijn excuses heeft aangeboden en beide partijen nader tot elkaar zijn gekomen.
De verdachte heeft een blanco justitiële documentatie, en het hof heeft kennisgenomen van het reclasseringsadvies, waaruit blijkt dat de verdachte en zijn echtgenote professionele hulp hebben gezocht. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de verdachte een voorwaardelijke taakstraf op te leggen van 60 uren, met een proeftijd van drie jaren, en heeft het hof de tijd in voorarrest in mindering gebracht op de taakstraf. Het arrest is uitgesproken op de openbare terechtzitting van 23 december 2021.