Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Waar gaat de zaak over?
2.Procesverloop
- het dossier van de procedure in kort geding bij de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam;
- het tussen partijen gewezen vonnis in kort geding van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam van 16 april 2021;
- de dagvaarding in hoger beroep van 12 mei 2021 met daarin de grieven (met producties);
- het arrest van dit hof van 13 juli 2021, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- de memorie van antwoord;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 3 september 2021.
4.De vorderingen in eerste aanleg en het vonnis
5.De vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling van het hoger beroep
kunnenoverleggen voor een
eventueleverlenging van de termijn. Van enig toegekend recht op verlenging is geen sprake. [geïntimeerde] heeft ook nooit verzocht om overleg over een eventuele verlenging, ook niet na het vonnis in kort geding. De tweede grief is gericht tegen het oordeel dat [appellant] geen andere concrete feiten en omstandigheden heeft gesteld op grond waarvan blijkt dat hij een spoedeisend belang heeft bij ontruiming. De derde grief richt zich tegen de overweging dat [appellant] niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij een eventuele bodemprocedure niet kan afwachten. Volgens de vierde grief is de vordering ten onrechte afgewezen wegens gebrek aan spoedeisend belang en had de kantonrechter een inhoudelijke beoordeling moeten doen.