In deze zaak gaat het om de aansprakelijkheid van de afzender van een lading vloeispaat voor schade aan een binnenschip, veroorzaakt door onjuiste stuwage. De appellant, handelend onder de naam Binnenschifffahrttransporte, heeft in hoger beroep de rechtbank Rotterdam aangeklaagd, nadat zijn vordering tot schadevergoeding was afgewezen. De rechtbank oordeelde dat de afzender, ERL, niet aansprakelijk was voor de schade, omdat de verantwoordelijkheden voor het laden en stuwen van de lading duidelijk waren vastgelegd in de vervoerovereenkomst. De appellant stelde dat ERL tekort was geschoten in haar informatieplicht over de dichtheid van de lading, wat zou hebben geleid tot de schade aan het schip. Het hof heeft de zaak op 28 september 2021 behandeld en geconcludeerd dat de afzender verantwoordelijk was voor het laden, terwijl de vervoerder verantwoordelijk was voor de stuwage. Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en oordeelde dat de grieven van de appellant niet konden slagen. De kosten van de procedure werden aan de appellant opgelegd.