ECLI:NL:GHDHA:2021:2569

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
2200145120
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van terrorismefinanciering en overtreding van de Sanctiewet 1977

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte op 9 juni 2020 was vrijgesproken van terrorismefinanciering en overtreding van de Sanctiewet 1977. De verdachte, geboren in 1983, werd beschuldigd van het verstrekken van financiële middelen aan terroristische organisaties, waaronder de Islamic State en Jabhat al Nusra, in de periode van 10 juni 2016 tot en met 1 juli 2016. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte zou worden veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, maar met verbetering van gronden. Het hof oordeelde dat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat de verdachte opzettelijk geldelijke steun heeft verleend aan de in de tenlastelegging genoemde terroristische organisaties. Het hof concludeerde dat er onvoldoende bewijs was dat de verdachte wist dat het geld dat zij verstuurde, bestemd was voor een persoon die verbonden was aan IS. De enkele getuigenverklaring dat een persoon geld heeft doorgestuurd naar 'foreign terrorist fighters' van IS, was niet voldoende om het opzet van de verdachte te bewijzen.

De beslissing van het hof benadrukt het belang van bewijs in strafzaken, vooral in gevallen die betrekking hebben op terrorisme. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten, omdat de bewijsvoering niet voldeed aan de eisen van wettigheid en overtuigendheid. De uitspraak is gedaan in een openbare zitting, waarbij de rechters en de griffier aanwezig waren, en is gepubliceerd op de website van de rechtspraak.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001451-20
Parketnummer: 10-996641-18
Datum uitspraak: 24 december 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 9 juni 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1983,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte vrijgesproken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 10 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Tilburg en/of elders in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,
een ander opzettelijk middelen of inlichtingen heeft verschaft dan wel opzettelijk voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of aan (een) ander(en) heeft verschaft, die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, te weten:
- deelname aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven (art. 140a Wetboek van Strafrecht) en/of
- het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.157 en/of 176a jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot het in artikel 157 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijf (zoals bedoeld in artikel 176b jo 96 lid 2 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of
- moord en/of doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (art.288a en/of 289 jo art. 83 Wetboek van Strafrecht) en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot de in artikelen 288a en/of 289 van het Wetboek van Strafrecht omschreven misdrijven (zoals bedoeld in artikel 289a jo 96 lid 2 Wetboek van Strafrecht) (te) begaan met een terroristisch oogmerk,
immers heeft verdachte alstoen aldaar
een geldbedrag van:
- 2275 euro (op 13 juni 2016, DOC-029, p. 2/5) ,
althans een geldbedrag, (via (een) money transfer) aan een (tussen)persoon in Turkije, verzonden en/of doen toekomen en/of naar Turkije verzonden,
terwijl dit/die (geld)bedrag(en) (telkens) bestemd was/waren om geldelijke steun te verlenen aan de gewapende Jihadstrijd en/of (een) strijder(s) van die gewapende Jihadstrijd in Syrië en/of Irak, in welke strijd terroristische misdrijven worden/werden gepleegd,
te weten ten behoeve van [medeverdachte], zijnde een familielid van verdachte en/of een strijder van/deelnemer aan de gewapende Jihadstrijd, en/of ten behoeve van (een) (andere) strijder(s) van die Jihadstrijd,
te weten van (een) terroristische organisatie(s) Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq, dan wel een strijdgroep die hieraan is gelieerd, althans een gewapende Jihadistische strijdgroep, welke strijder(s) en/of strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk had(den)/heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven, dan wel een strijdgroep die hieraan is gelieerd, althans een gewapende Jihadistische strijdgroep, welke strijder(s) en/of strijdgroep(en)/organisatie(s) tot oogmerk had(den)/heeft/hebben het plegen van terroristische misdrijven,
en/of aldus diende om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan de gewapende strijd in Syrië en/of in Irak, in elk geval om geldelijke steun en/of middelen te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf dan wel een van de hiervoor specifiek genoemde misdrijven;
2.
zij op een tijdstip in of omstreeks de periode van 10 juni 2016 tot en met 1 juli 2016 te Tilburg en/of elders in Nederland en/of Turkije en/of Syrië en/of Irak,
opzettelijk
in strijd met het krachtens artikel 2 en/of 3 van de Sanctiewet 1977 vastgestelde verbod van artikel 2 en/of artikel 2a van de Sanctieregeling Al-Qaida 2011 juncto artikel 2 en/of artikel 4 van Verordening (EG) nr. 881/2002 van de Raad van de Europese unie van 27 mei 2002 (jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 van de Commissie en/of jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 583/2014 van de Commissie en/of jo artikel 1 Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014 van de Commissie)
heeft gehandeld door:
aan of ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq, zijnde (een) (rechts)perso(o)n(en), groep(en) of entiteit(en) als bedoeld in de Verordening nr. 881/2002 (EU)
(en/of Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 632/2013 en/of Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 583/2014 en/of Uitvoeringsverordening (EU) Nr. 630/2014) behorende lijst(en) en/of als bedoeld in de lijst, vastgesteld door het comité, bedoeld in paragraaf 6 van Resolutie 1267 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties),
direct of indirect tegoeden en/of economische middelen ter beschikking te stellen (waardoor voornoemde groep(en) of entiteit(en) tegoeden, goederen of diensten kunnen verwerven) en/of bewust en opzettelijk deel te nemen aan activiteiten die tot doel of tot gevolg hebben de bepalingen van artikel 2 van Verordening (EG) nr. 881/2002 te omzeilen, doordat zij
( a) voor en/of aan en/of ten behoeve van Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq,
direct of indirect een geldbedrag van:
- 2275 euro (op 13 juni 2016, DOC-029, p. 2/5),
- althans een geldbedrag,
(via een money transfer) ter beschikking heeft gesteld en/of
( b) op andere wijze (in)direct tegoeden en/of financiële activa en/of economische middelen ter beschikking heeft gesteld aan Islamic State of Iraq en/of ISI en/of Islamic State in Iraq and the Levant en/of Jabhat al Nusra en/of Al Nusrah Front en/of Al Nusrah Front for the people of the Levant en/of Al-Qaida en/of Al-Qaida in Iraq.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 60 uren subsidiair 30 dagen hechtenis en tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beslissingen dan die van de eerste rechter, zij het dat het hof – mede gelet op hetgeen in hoger beroep is aangevoerd – van oordeel is dat de in het vonnis weergegeven gronden dienen te worden vervangen door de navolgende.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder verbetering van gronden te worden bevestigd.
Vrijspraken
Naar het oordeel van het hof is niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 1 en 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Op basis van het onderzoek ter terechtzitting kan naar het oordeel van het hof niet worden vastgesteld dat de verdachte op het moment dat zij het geld verstuurde wist dat [medeverdachte] was aangesloten bij IS. Het hof acht niet bewezen dat het opzet van de verdachte gericht is geweest, al dan niet in voorwaardelijke zin, op het verlenen van geldelijke steun aan de in de tenlastelegging onder 1 genoemde personen/organisaties.
Voor het onder 2 tenlastegelegde (het overtreden van de Sanctiewet 1977) geldt dat niet bewezen kan worden dat de verdachte opzettelijk het ten laste gelegde bedrag ter beschikking heeft gesteld aan IS of andere in de tenlastelegging genoemde terroristische organisaties. Dat de moneytransfer gericht was aan een persoon die, volgens getuigenverklaringen afgelegd in een Frans onderzoek, wel eens geld heeft doorgestuurd naar ‘foreign terrorist fighters’ van IS, is hiervoor onvoldoende redengevend.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. D.M. Thierry,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. M.A.J. van de Kar, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 24 december 2021.
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst is buiten staat dit arrest te ondertekenen.