ECLI:NL:GHDHA:2021:2556

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
13 december 2021
Publicatiedatum
24 december 2021
Zaaknummer
2200267420
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting en mishandeling in huidinstituut met valse identiteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 13 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte is beschuldigd van oplichting en mishandeling van de eigenaresse van een huidinstituut. De feiten dateren van 16 juli 2020, toen de verdachte een afspraak maakte voor een powerpeel en bodybehandeling bij de eigenaresse, hierna aangeduid als de aangeefster. De verdachte gaf zich voor als een bonafide klant, maar gebruikte een valse naam en onjuiste adresgegevens. Bij aankomst bij het huidinstituut gaf de verdachte opnieuw onjuiste gegevens op en verliet zij het instituut zonder te betalen. De aangeefster, die de verdachte had aangesproken op het niet betalen, werd door de verdachte tegen haar scheenbeen geschopt, wat leidde tot lichamelijk letsel. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan zowel oplichting als mishandeling. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier weken, met aftrek van het voorarrest. Het hof hield rekening met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en haar strafblad, maar besloot tot een lagere straf dan eerder opgelegd.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002674-20
Parketnummer: 09-186228-20
Datum uitspraak: 13 december 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 24 september 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren op [datum] 1968 te [plaats],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 7 weken, met aftrek van het voorarrest.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
zij op of omstreeks 16 juli 2020 te 's-Gravenhage, althans in Nederland met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of een valse hoedanigheid en/of door listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, huidinstituut [huidinstituut] en/of [slachtoffer] heeft bewogen tot de afgifte van enig goed, het verlenen van een dienst, het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld, te weten een powerpeel behandeling en/of bodybehandeling, door
- zich tegenover voornoemd instituut en/of voornoemde [slachtoffer] voor te doen als een bonafide betalende klant en/of
- bij voornoemd instituut en/of voornoemde [slachtoffer] telefonisch een afspraak te maken en/of
- daarbij een onjuiste achternaam (te weten [naam] in plaats van [naam]) en/of onjuist huisnummer (te weten nummer 8 in plaats van 10) op te geven en/of
- naar voornoemd instituut en/of voornoemde [slachtoffer] toe te gaan zonder betalingsmiddelen en/of
- twee behandelingen bij voornoemd instituut en/of voornoemde [slachtoffer] te ondergaan en/of
- vervolgens niet te betalen;
2.
zij op of omstreeks 16 juli 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door haar tegen haar been te schoppen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet geheel verenigt.
Bewijsoverwegingen
De verdediging heeft zich ter terechtzitting ten aanzien van feit 1 op het standpunt gesteld dat de verdachte zich niet heeft schuldig gemaakt aan oplichting. Ter onderbouwing van dit standpunt is door en namens de verdachte aangevoerd dat zij de juiste gegevens heeft doorgegeven en dat de aangeefster die verkeerd heeft genoteerd of dat de verdachte zich mogelijk heeft vergist in het huisnummer. Daarnaast heeft de verdachte de intentie gehad te betalen. Ten aanzien van het tweede feit heeft de verdediging zich op het standpunt gesteld dat de verdachte zich slechts lostrok van de greep van de aangeefster en dat zij daarbij mogelijk het scheenbeen van de aangeefster heeft geraakt. Zij had geen opzet op de mishandeling van de aangeefster. De verdediging heeft verzocht de verdachte van beide feiten vrij te spreken.
Het hof acht op grond van het navolgende wel wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan oplichting van het huidinstituut [huidinstituut] en de aangeefster [slachtoffer] en de mishandeling van de aangeefster zoals bewezenverklaard. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring. [1]
De verdachte heeft op 11 juli 2020 een afspraak gemaakt voor een powerpeel en bodybehandeling bij [slachtoffer] (hierna: de aangeefster), de eigenaresse van huidinstituut [huidinstituut]. Bij het maken van deze afspraak heeft de verdachte opgegeven te zijn genaamd: [persoon], wonende op het adres [adres]. [2] Toen de verdachte op 16 juli 2020 bij het huidinstituut aankwam, heeft de aangeefster specifiek gevraagd naar haar naam, waarbij de verdachte haar naam heeft gespeld, haar adres opnieuw heeft opgegeven en ook nog haar postcode heeft opgegeven, waarin in ieder geval de letters TT voorkwamen. De aangeefster weet zeker dat de verdachte bovenstaande gegevens heeft opgegeven. [3] Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte hierover verklaard dat ze de juiste postcode heeft opgegeven – te weten 3061 TT -, maar dat het zou kunnen dat ze in plaats van huisnummer 10 (zijnde het huisnummer van haar postadres) huisnummer 8 heeft doorgegeven aan de aangeefster. [4] Na de genoemde behandelingen deelde de verdachte meteen – zonder in haar tas te kijken – mede dat ze haar portemonnee niet bij zich had en dat ze niet kon betalen. [5] Nadat de aangeefster en de verdachte tevergeefs op de wijkagent hadden gewacht, is de verdachte zonder te betalen weggelopen. De aangeefster is achter de verdachte aan gelopen, heeft haar vastgepakt om haar tegen te houden en vervolgens schopte de verdachte aangeefster tegen haar scheenbeen. [6] De getuige [getuige] heeft verklaard dat hij zag dat de oudere vrouw (het hof begrijpt: de verdachte) een trap gaf tegen het scheenbeen van de jongere vrouw (het hof begrijpt: de aangeefster). [7] Dit gebeurde volgens de aangeefster met kracht en deed heel erg pijn. Ten gevolge daarvan heeft de aangeefster een blauwe plek op haar scheenbeen opgelopen. [8]
Ten aanzien van feit 1 overweegt het hof nog als volgt.
De verdachte heeft enkele dagen voor 16 juli 2020 telefonisch een afspraak gemaakt voor een behandeling bij [huidinstituut]. Ze heeft daarbij haar naam én adres niet correct opgegeven. Bij aankomst bij het instituut op 16 juli 2020 heeft zij volhard in die fout en haar naam verkeerd gespeld én wederom een onjuist huisnummer opgegeven, waardoor zij de aangeefster heeft opgezadeld met onbruikbare contactgegevens. De verklaring van de verdachte dat ze zich heeft vergist in haar huisnummer terwijl ze kennelijk haar postcode wel kende, acht het hof ongeloofwaardig. Mede in het licht van het gegeven dat de verdachte zonder geld of ander betaalmiddel naar het huidinstituut is gegaan en zich daarvan kennelijk bewust was, gaat het hof ervan uit dat zij die foutieve gegevens heeft doorgegeven met de bedoeling om daar misbruik van te maken. Zij heeft zodoende de hoedanigheid van een bonafide en betalende klant aangenomen en zich voorgedaan als iemand anders dan zij daadwerkelijk was. Vanwege het in het maatschappelijk verkeer gebruikelijke vertrouwen dat er betaling zal volgen wanneer de dienstverlener beschikt over de contactgegevens van een klant, van welk vertrouwen verdachte misbruik heeft gemaakt, is het hof van oordeel dat de aangeefster door het aannemen van de genoemde valse hoedanigheid en het opgeven van onjuiste gegevens door de verdachte is bewogen tot het verlenen van een dienst.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde oplichting heeft gepleegd.
Ten aanzien van feit 2 overweegt het hof nog als volgt.
Het hof gaat niet mee in het door de verdediging gevoerde verweer dat de verdachte zich slechts probeerde los te maken van de greep van de aangeefster en dat zij aldus geen opzet had op het toebrengen van lichamelijk letsel of pijn. De getuige [getuige] heeft verklaard dat de verdachte een trap gaf tegen het scheenbeen van de aangeefster. Naar het oordeel van het hof is dit geen beweging die onopzettelijk wordt gemaakt bij het wegkomen van de aangeefster, maar kan het niet anders dan dat de verdachte de aangeefster opzettelijk een schop heeft gegeven. Het hof acht om die reden wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de tenlastegelegde mishandeling heeft gepleegd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
zij op of omstreeks 16 juli 2020 te 's-Gravenhage,
althans in Nederlandmet het oogmerk om zich
en/of een anderwederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en
/ofeen valse hoedanigheid
en/of door listige kunstgrepenen
/ofdoor een samenweefsel van verdichtsels, huidinstituut [huidinstituut] en/of [slachtoffer] heeft bewogen tot
de afgifte van enig goed,het verlenen van een dienst,
het ter beschikking stellen van gegevens, het aangaan van een schuld en/of het teniet doen van een inschuld,te weten een powerpeel behandeling en
/ofbodybehandeling, door
- zich tegenover voornoemd instituut en/of voornoemde [slachtoffer] voor te doen als een bonafide betalende klant en
/of
- bij voornoemd instituut en/of voornoemde [slachtoffer] telefonisch een afspraak te maken en
/of
- daarbij een onjuiste achternaam (te weten [naam] in plaats van [naam]) en
/ofonjuist huisnummer (te weten nummer 8 in plaats van 10) op te geven en
/of
- naar voornoemd instituut en
/ofvoornoemde [slachtoffer] toe te gaan zonder betalingsmiddelen en
/of
- twee behandelingen bij voornoemd instituut en
/ofvoornoemde [slachtoffer] te ondergaan en
/of
- vervolgens niet te betalen;
2.
zij op
of omstreeks16 juli 2020 te 's-Gravenhage [slachtoffer] heeft mishandeld door haar tegen haar been te schoppen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

oplichting.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan oplichting van de aangeefster en het huidinstituut door een powerpeel en bodybehandeling te ondergaan zonder voor die behandelingen te betalen. Door zo te handelen heeft de verdachte de aangeefster financiële schade toegebracht. Daarnaast zorgen dergelijke feiten voor een verminderd vertrouwen in de financiële afhandeling van verleende diensten bij dienstverleners. Vervolgens heeft de verdachte - nadat zij door de aangeefster werd aangesproken op het zonder te betalen weglopen - een harde schop tegen het scheenbeen van de aangeefster gegeven. Daarmee heeft zij de aangeefster ook nog eens pijn en een blauwe plek bezorgd.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 15 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte meermalen onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft haar er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Daarnaast heeft het hof echter rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte zoals die zijn gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep. Het hof acht het van belang dat de verdachte haar woonruimte, uitkering en verzekeringen behoudt en zal daarom komen tot een lagere straf dan door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd. Gelet op de aard en ernst van de feiten en mede gelet op het strafblad van de verdachte is die straf naar het oordeel van het hof nog steeds een passende straf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 63, 300 en 326 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer, mr. M. Koole en mr. A.M. Hol, in bijzijn van de griffier mr. L.I. Appels.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 13 december 2021.
Mr. A.M. Hol is buiten staat dit arrest te ondertekenen.

Voetnoten

1.Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld – bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde
2.Proces-verbaal van aangifte (p. 5 en 6).
3.Proces-verbaal van bevindingen (p. 24).
4.De verklaring van de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep d.d. 29 november 2021.
5.Proces-verbaal van verhoor aangeefster (p. 13 en 14).
6.Proces-verbaal van aangifte (p. 5 en 6).
7.Proces-verbaal van verhoor getuige W.S. van den Eertwegh (p. 19 en 20).
8.Proces-verbaal van aangifte (p. 5 en 6).