ECLI:NL:GHDHA:2021:2555

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
23 december 2021
Zaaknummer
200.273.659-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Verbintenissenrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aanneming van werk en ondeugdelijke werkzaamheden aan badkamer met betrekking tot schadevergoeding

In deze zaak gaat het om verbouwingswerkzaamheden aan de badkamer van de geïntimeerde, uitgevoerd door de appellant. De geïntimeerde is van mening dat de werkzaamheden slecht zijn uitgevoerd en vordert vervangende schadevergoeding. De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, maar de appellant is het daar niet mee eens en gaat in hoger beroep. Het hof oordeelt dat de geïntimeerde recht heeft op vervangende schadevergoeding, maar wijst een lager bedrag toe dan de kantonrechter. De appellant had de mogelijkheid om de gebreken te herstellen, maar heeft dit nagelaten. Het hof concludeert dat de schadevergoeding moet worden vastgesteld op € 10.000, inclusief btw, en dat de appellant ook buitengerechtelijke kosten moet vergoeden. Het hof compenseert de proceskosten, omdat beide partijen gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.273.659/01
Zaaknummer rechtbank : 7465378 CV EXPL 19-251
Arrest van 28 december 2021
in de zaak van
[appellant], mede h.o.d.n. [naam] Klus- & Onderhoudsbedrijf,
wonend in [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. R.H. Steensma te Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats],
verweerder in hoger beroep,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. M. Smit te Zoetermeer.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over verbouwingswerkzaamheden in de badkamer van [geïntimeerde]. Deze werkzaamheden zijn uitgevoerd door [appellant]. [geïntimeerde] vindt dat [appellant] dit slecht heeft gedaan. [geïntimeerde] vordert vervangende schadevergoeding. De kantonrechter heeft deze vordering toegewezen. [appellant] is het daar niet mee eens en is in hoger beroep gekomen.
1.2
Het hof oordeelt in dit arrest dat [geïntimeerde] recht heeft op vervangende schadevergoeding, maar wijst een geringer bedrag toe dan de kantonrechter heeft gedaan.

2.Procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
  • het dossier van de procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (zittingsplaats Gouda);
  • het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 3 oktober 2019 (hierna: het vonnis);
  • de dagvaarding in hoger beroep van 2 januari 2020;
  • het arrest van dit hof van 3 maart 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 juli 2020;
  • de memorie van grieven van [appellant];
  • de memorie van antwoord van [geïntimeerde];
  • de nadere akte van [appellant], met bijlage;
  • de antwoordakte van [geïntimeerde].

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Tussen partijen staat onder meer het volgende vast.
3.2
[appellant] heeft in opdracht van [geïntimeerde] in 2018 verbouwingswerkzaamheden verricht aan de badkamer van [geïntimeerde]. Partijen hadden hiervoor een aanneemsom afgesproken van € 2.900 plus € 400 voor klein materiaal. Daarbij was verder afgesproken dat [geïntimeerde] tevoren voor sloopwerkzaamheden zou zorgen en de benodigde spullen (onder meer tegels) zou aanschaffen. Dit is gebeurd. Het ‘klein materiaal’ heeft [appellant] zelf aangeschaft. [geïntimeerde] heeft de afgesproken € 400 hiervoor betaald aan [appellant]. Daarnaast heeft [geïntimeerde] tenminste € 2.000 aan [appellant] betaald.
3.3
De afgesproken werkzaamheden van [appellant] bestonden met name uit tegelen, verplaatsen en aansluiten van leidingen en plaatsen van badmeubels. Een oplevering van het werk heeft niet plaatsgevonden.
3.4
De gemachtigde van [geïntimeerde] heeft op 28 juni 2018 per brief onder meer het volgende aan [appellant] geschreven:
Betreft: ingebrekestelling(…) Tot op heden zijn de werkzaamheden echter niet naar tevredenheid afgerond. Tegels zijn niet gelijk en naden lopen niet recht. De tegels komen bovendien los. Daarnaast sluit de douchedeur niet goed. Tot slot is er schade aan spullen van cliënt ontstaan.Cliënt heeft u meerdere malen gevraagd om langs te komen om dit te laten zien en afspraken te maken over het herstel van de werkzaamheden. U hebt tot drie keer toegezegd te zullen komen maar kwam steeds niet opdagen. Namens cliënt bericht ik u dat er nu twee opties zijn:1. U draagt zorg voor herstel en vergoeding van de door cliënt geleden schade binnen 14 dagen na heden. Ik merk daarbij op dat indien herstel alleen kan plaatsvinden door opnieuw te tegelen, u dan zorg zult moeten dragen voor vergoeding van de materiaal kosten aan cliënt ad € 1.000,-, zodat hij deze spullen kan aanschaffen waarna u kunt beginnen (…).2. U betaalt het door cliënt betaalde bedrag ad € 2.000,- aan hem terug en cliënt geeft opdracht aan een andere aannemer.Krijg ik geen reactie dan zal cliënt de schade laten vaststellen door een expert, een aannemer de opdracht geven om het werk af te ronden en zal hij kosten daarvan op u verhalen. (…)”
3.5
[appellant] heeft deze brief ontvangen. Hij heeft geen gevolg gegeven aan deze brief.
3.6
[geïntimeerde] heeft vervolgens Dekra experts (hierna: Dekra) als deskundige ingeschakeld. Dekra heeft op 8 augustus 2018 de badkamer bezichtigd. [appellant] was hiervoor uitgenodigd maar is niet verschenen. Dekra heeft een rapport van expertise van 7 september 2018 opgemaakt, waarin Dekra melding heeft gemaakt van gebreken. De herstel- en bijkomende kosten heeft Dekra geraamd op een bedrag ad € 13.684 inclusief btw. Deze raming is gebaseerd op:
(i) een offerte van [betrokkene 1] van 20-8-2018 ten bedrage van € 3.180 (demonteren, monteren, leidingwerk aanpassen, aftappen, kitten),
(ii) een offerte van [betrokkene 2] van 20-8-2018 ten bedrage van
€ 8.534,60 (nieuwe tegels, verwijderen tegels, afvoer puin, stucen, egaliseren, tegelen en kitten, waarbij een deel hiervan (€ 675) werd toegerekend aan de kosten van het slopen), en
(iii) een offerte van Sanitairkamer van 21-03-2021 ten bedrage van € 1.280 (wastafelmengkraan, douchedeur, inbouwregendouche, wandarm, kop, inbouw badkraan, fonteintje).
3.7
In het rapport staat onder meer:
“Er zijn gebreken geconstateerd bij het betegelen van de badkamer, deze gebreken zijn vastgelegd in het bijgevoegde fotoblad. (…)Samengevat zijn de geconstateerde gebreken:
* Wand- vloertegels zijn niet in één vlak aangebracht (…).* De toegepaste voegen van de wand- en vloertegels zijn wisselend qua breedte (…).*De snijkanten van de wand- en vloertegels zijn rafelig (…).*Verstekken / hoekoplossingen van de toegepaste tegelprofielen zijn niet juist aangebracht (…).* Kitwerk is niet juist aangebracht (…).*Sparingen in het tegelwerk zijn te ruim gemaakt en beschadigde wandtegels zijn verwerkt (…).* Onderdelen van het nieuwe sanitair zijn beschadigd of niet goed gemonteerd (…).*Vrijhangend toilet is te laag gemonteerd. (…)
De werkzaamheden zijn dusdanig slecht uitgevoerd dat de wand- en vloertegels en het sanitair beschadigd zijn en compleet vervangen dienen te worden.(…)Herstel is mogelijk, echter kan niet worden volstaan met partieel herstel, maar dient de badkamer geheel gestript te worden en opnieuw te worden betegeld inclusief hergebruik sanitair, design radiator en het uitvoeren van het kitwerkzaamheden.”
3.8
Bij brief van 14 september 2018 heeft (de gemachtigde van) [geïntimeerde], met verwijzing naar het bijgevoegde rapport van Dekra, aan [appellant] geschreven:
“U heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek van cliënt om zorg te dragen voor herstel van de gebreken binnen de termijn van 14 dagen die aan u is gesteld. U bent hierdoor in verzuim komen te verkeren. Cliënt heeft als gezegd het werk laten beoordelen door een expert. Ik sluit het rapport bij. Daaruit volgt zonneklaar dat de werkzaamheden niet deugdelijk zijn verricht.U bent toerekenbaar tekort gekomen in de nakoming van de overeenkomst en dient de schade die cliënt daardoor heeft geleden te vergoeden. Hierbij bericht ik u dan ook dat cliënt zijn vordering tot nakoming op grond van artikel 6:83 middels deze verklaring omzet in een vordering tot schadevergoeding.Ik verzoek u dringend er voor zorg te dragen dat de door cliënt geleden schade ad € 13. 684 inclusief BTW binnen 7 dagen na heden wordt voldaan. (…).Blijft betaling uit, dan heb ik opdracht om een procedure te starten."
3.9
[appellant] heeft geweigerd genoemde schadevergoeding te betalen. Hij heeft nadien nog wel aan de gemachtigde van [geïntimeerde] te kennen gegeven dat hij herstelwerkzaamheden wil uitvoeren. [geïntimeerde] had daar echter geen vertrouwen meer in.
3.1
[geïntimeerde] heeft de badkamer inmiddels laten herstellen door een derde.

4.Vorderingen en beslissing van de kantonrechter

4.1
[geïntimeerde] heeft [appellant] gedagvaard en uitvoerbaar bij voorraad gevorderd veroordeling van [appellant] tot betaling van genoemd schadebedrag van € 13.684 (aan herstelkosten), met wettelijke rente, en € 911,84 aan buitengerechtelijke kosten.
4.2
[appellant] heeft verweer gevoerd. Hij heeft onder meer aangevoerd dat hij gelegenheid tot herstel had moeten krijgen. Ook heeft hij gesteld dat [geïntimeerde] heeft gekregen wat hij voor de overeengekomen aanneemsom van € 2.900,-- kon verwachten.
4.3
De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen en [appellant] in de proceskosten veroordeeld. Volgens de kantonrechter was op basis van het rapport Dekra aannemelijk dat de werkzaamheden niet goed waren uitgevoerd. [appellant] is, aldus de kantonrechter, 14 dagen na de brief van 28 juni 2018 in verzuim komen te verkeren. Daarna is bij brief van 14 september 2018 de verbintenis tot nakoming rechtsgeldig omgezet in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW). De door Dekra begrote herstelkosten zijn volgens de kantonrechter redelijk ook al zijn deze kosten beduidend hoger dan de door [appellant] bedongen aanneemsom. Herstel van de gebreken zou naar verwachting aanzienlijk langer duren dan de tijd die nodig zou zijn geweest om de klus dadelijk goed te klaren. Dekra heeft drie offertes gebruikt om tot het door haar genoemde schadebedrag te komen. Er is geen aanwijzing dat deze offertes niet concurrerend zijn. De kantonrechter heeft bij deze beoordeling het verweer van [appellant] verworpen, inhoudende dat [geïntimeerde] tevoren de badkamer niet goed had gesloopt en slechte kwaliteit tegels had aangeschaft. [appellant] had hiervoor in dat geval moeten waarschuwen (artikel 7:754 BW), aldus nog steeds de kantonrechter.

5.Vordering in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen. Hij is het niet eens met het vonnis en wil dat het hof de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog afwijst.
5.2
De grieven van [appellant] komen op het volgende neer:
(1) Hij is niet deugdelijk in gebreke gesteld en daardoor niet in verzuim gekomen. Daarmee ontvalt de grondslag aan de omzettingsvordering en dus ook aan de schadevordering.
(2) De schade is veel te hoog vastgesteld.
5.3
[geïntimeerde] heeft gemotiveerd verweer gevoerd.

6.Beoordeling door het hofGrief 1

6.1
Deze grief gaat over het verzuim van [appellant]. Anders gezegd over de vraag of [appellant] een behoorlijke mogelijkheid tot herstel heeft gekregen. Volgens [appellant] is dat niet het geval. Het hof denkt hier anders over en verwerpt de grief.
6.2
Het hof stelt voorop dat de kantonrechter (in hoger beroep niet, althans niet deugdelijk, bestreden) heeft geoordeeld dat de werkzaamheden niet goed waren uitgevoerd door [appellant]. Dit staat dus vast.
In de brief van 28 juni 2018 is duidelijk vermeld dat [geïntimeerde] niet tevreden was over het werk van [appellant]. [geïntimeerde] heeft daarbij klachten geuit over het tegelwerk, de deur van de douche en beschadigingen. Dit is aanzienlijk meer dan een enkele loszittende tegel waar [appellant] het over heeft. [appellant] is toen schriftelijk in gebreke gesteld. [appellant] heeft daarbij een termijn van veertien dagen gekregen om de boel in orde te maken (om na te komen). Deze termijn van 14 dagen vindt het hof redelijk. Bij het herstel past tevens dat (tegel)materialen worden vergoed. [geïntimeerde] heeft hiervoor in de brief van 28 juni 2018 een bedrag van € 1.000 genoemd. Er is geen enkele aanwijzing dat dit bedrag te hoog was. Het hof komt kortom tot het oordeel dat deze brief een juiste ingebrekestelling is geweest. [appellant] heeft de geboden termijn van veertien dagen ongebruikt laten passeren. Hij is bovendien niet ingegaan op de uitnodiging voor de bezichtiging van de expert op 8 augustus 2018. [appellant] heeft al met al de kwestie op zijn beloop gelaten. Aldus is [appellant] in verzuim gekomen (artikel 6:82 BW). [geïntimeerde] mocht vervolgens de verbintenis tot nakoming omzetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW). Dit heeft [geïntimeerde] op juiste wijze gedaan bij brief van 14 september 2018.
6.3
Anders dan [appellant] stelt was het niet nodig dat hij later opnieuw in de gelegenheid zou worden gesteld om werkzaamheden uit te voeren, onder vermelding van de werkzaamheden zoals opgegeven door Dekra.
6.4
[appellant] heeft verder gesteld dat hij een volstrekte leek is en dat [geïntimeerde] was voorzien van professionele bijstand. Het hof gaat aan deze stelling als onjuist voorbij, nog los van de vraag wat de consequentie hiervan zou zijn geweest. Juist [appellant] heeft met zijn klusbedrijf als professional te gelden tegenover de consument [geïntimeerde].
Grief 2
6.5
Deze grief gaat over de hoogte van de schadevergoeding. De kantonrechter is uitgegaan van het rapport Dekra en is tot een vergoeding van ruim € 13.000 gekomen. [appellant] is het daar om verschillende redenen niet mee eens. Hij benoemt in dit verband bij memorie van grieven met name het volgende:
a) de gehanteerde waarde van de tegels;
b) de gehanteerde waarde van beschadigd sanitair dat vervangen moest worden.
c) de arbeidskosten.
6.6
Ad a)
Dekra is (op basis van de offerte van [betrokkene 2]) voor de tegels uitgegaan van 32 m² wandtegels en 6 m² vloertegels respectievelijk voor een bedrag van € 1.969,60 en van € 390 (samen € 2.359,60). Niet betwist is dat deze hoeveelheden kloppen, zodat ook het hof daarvan uit zal gaan.
6.7
[appellant] bestrijdt wél de gestelde schade wegens het aanschaffen van de nieuwe tegels. [appellant] heeft hiermee gelijk.
[geïntimeerde] heeft naar het oordeel van het hof recht op een schadevergoeding waarmee vergelijkbare tegels kunnen worden gekocht. Het hoeft hierbij weliswaar niet te gaan om precies het bedrag dat [geïntimeerde] voor de oorspronkelijke tegels heeft betaald, maar het oorspronkelijke bedrag is wel een indicatie voor het bedrag dat een vergelijkbare tegel redelijkerwijs mag kosten. Vaststaat dat [geïntimeerde] in zijn brief van 28 juni 2018 een bedrag van € 1000 voor materiaal heeft geclaimd. Dit sluit ook min of meer aan bij het bedrag voor de oorspronkelijke tegels waar [appellant] melding van heeft gemaakt in zijn bij akte overgelegde productie A. Dit bedrag heeft [geïntimeerde] niet weersproken. [geïntimeerde] vordert nu echter voor de nieuwe tegels een bedrag dat ruim tweemaal zo hoog is. Dit is teveel. Het hof zal hier later op terugkomen.
6.8
Ad b)
[geïntimeerde] heeft de noodzaak van het vervangen van beschadigd sanitair voldoende onderbouwd; volgens Dekra moest al dat sanitair worden vervangen. Deze vervanging heeft Dekra geraamd op € 634. Dit is een betrekkelijk bescheiden bedrag en niet (voldoende) weersproken, zodat het hof daarvan uitgaat.
6.9
Ad c)
Dan resteert als grootste post een bedrag van € 10.690,40 aan arbeidskosten. Dit betreffen de geraamde kosten (en niet de nog hogere kosten die [geïntimeerde] naar zijn zeggen uiteindelijk heeft moeten betalen voor het herstel van zijn badkamer. Deze hogere kosten worden immers niet gevorderd).
6.1
Hoewel het hof begrijpt dat [appellant] moeite heeft met de hoogte van de gevorderde arbeidskosten, aangezien hij zelf een bedrag van € 2.900 (overigens contant) had afgesproken, vormt dit laatste bedrag niet de maatstaf die het hof moet hanteren bij de vaststelling van de schadeomvang. Het hof moet kijken welke kosten zijn gemoeid met het herstel van de badkamer (strippen en opnieuw opbouwen) door een derde, en wel in die zin dat een deugdelijke maar wel simpele, sobere, badkamer wordt verkregen. Dit laatste was immers, naar het hof begrijpt, de afspraak. [appellant] heeft dit gesteld, terwijl [geïntimeerde] dit niet (deugdelijk) heeft weersproken. Dit laatste correspondeert ook met het relatief geringe bedrag van de aanneemsom die tussen [appellant] en [geïntimeerde] is afgesproken. Anders gezegd heeft [geïntimeerde] geen aanspraak op een fraaiere badkamer, maar wel op een deugdelijke, sobere, badkamer.
6.11
Het hof moet dus onderzoeken welk bedrag redelijkerwijs is gemoeid met herstel van de badkamer in die zin dat een simpele, sobere badkamer wordt verkregen. Enerzijds is een gezichtspunt de schadeopstelling in het rapport Dekra, anderzijds kan het hof er niet omheen dat Dekra bij haar schadeopstelling is uitgegaan van (i) herstel door een gespecialiseerd bedrijf en (ii) te dure nieuwe tegels (zie onder 6.7). Dit laatste vormt, mede gelet op de hoogte van de genoemde herstelkosten, een aanwijzing dat er sprake is van een te groot verschil. Hierbij let het hof ook op het gegeven dat de sloopkosten slechts een bedrag van € 675 uitmaakten, zodat het overgrote deel van de door Dekra geraamde herstelkosten is toe te rekenen aan het weer opbouwen van de badkamer. Uiteraard is hierbij terecht een bedrag aan btw ‘meegenomen’.
6.12
Omdat de exacte schadeomvang niet is vast te stellen, zal het hof de schade begroten, met inachtneming van het voorgaande. Alles afwegende zal het hof naar redelijkheid en billijkheid de herstelkosten begroten op een bedrag van € 10.000 (inclusief btw).
6.13
De grief slaagt voor een gedeelte en faalt voor het overige.
Slotsom en conclusie
6.14
Het vonnis blijft voor een groot deel in stand. Alleen het bedrag aan vervangende schadevergoeding wordt naar beneden bijgesteld. Om de leesbaarheid van het dictum te vergroten zal het hof het vonnis vernietigen en opnieuw beslissen. Aan bewijslevering komt het hof niet toe. Er zijn geen feiten te bewijzen aangeboden die tot een andere beslissing zouden kunnen leiden. Het hof zal de proceskosten compenseren, omdat partijen over en weer gedeeltelijk in het ongelijk zijn gesteld.

7.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen vonnis,
en
opnieuw rechtdoende:
  • veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag ad € 10.000 (aan vervangende schadevergoeding), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2018 tot de dag der algehele voldoening;
  • veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag ad € 911,84 (aan buitengerechtelijke kosten);
  • bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure bij de kantonrechter en bij het hof draagt;
  • verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, M.E. Honée en J.N. de Blécourt en getekend en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2021 door de rolraadsheer mr. J.E.H.M. Pinckaers in aanwezigheid van de griffier.