Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
- het dossier van de procedure bij de kantonrechter in de rechtbank Den Haag (zittingsplaats Gouda);
- het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter van 3 oktober 2019 (hierna: het vonnis);
- de dagvaarding in hoger beroep van 2 januari 2020;
- het arrest van dit hof van 3 maart 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 juli 2020;
- de memorie van grieven van [appellant];
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde];
- de nadere akte van [appellant], met bijlage;
- de antwoordakte van [geïntimeerde].
3.Feitelijke achtergrond
“Betreft: ingebrekestelling(…) Tot op heden zijn de werkzaamheden echter niet naar tevredenheid afgerond. Tegels zijn niet gelijk en naden lopen niet recht. De tegels komen bovendien los. Daarnaast sluit de douchedeur niet goed. Tot slot is er schade aan spullen van cliënt ontstaan.Cliënt heeft u meerdere malen gevraagd om langs te komen om dit te laten zien en afspraken te maken over het herstel van de werkzaamheden. U hebt tot drie keer toegezegd te zullen komen maar kwam steeds niet opdagen. Namens cliënt bericht ik u dat er nu twee opties zijn:1. U draagt zorg voor herstel en vergoeding van de door cliënt geleden schade binnen 14 dagen na heden. Ik merk daarbij op dat indien herstel alleen kan plaatsvinden door opnieuw te tegelen, u dan zorg zult moeten dragen voor vergoeding van de materiaal kosten aan cliënt ad € 1.000,-, zodat hij deze spullen kan aanschaffen waarna u kunt beginnen (…).2. U betaalt het door cliënt betaalde bedrag ad € 2.000,- aan hem terug en cliënt geeft opdracht aan een andere aannemer.Krijg ik geen reactie dan zal cliënt de schade laten vaststellen door een expert, een aannemer de opdracht geven om het werk af te ronden en zal hij kosten daarvan op u verhalen. (…)”
(i) een offerte van [betrokkene 1] van 20-8-2018 ten bedrage van € 3.180 (demonteren, monteren, leidingwerk aanpassen, aftappen, kitten),
(ii) een offerte van [betrokkene 2] van 20-8-2018 ten bedrage van
€ 8.534,60 (nieuwe tegels, verwijderen tegels, afvoer puin, stucen, egaliseren, tegelen en kitten, waarbij een deel hiervan (€ 675) werd toegerekend aan de kosten van het slopen), en
(iii) een offerte van Sanitairkamer van 21-03-2021 ten bedrage van € 1.280 (wastafelmengkraan, douchedeur, inbouwregendouche, wandarm, kop, inbouw badkraan, fonteintje).
4.Vorderingen en beslissing van de kantonrechter
5.Vordering in hoger beroep en bezwaren tegen het vonnis
(1) Hij is niet deugdelijk in gebreke gesteld en daardoor niet in verzuim gekomen. Daarmee ontvalt de grondslag aan de omzettingsvordering en dus ook aan de schadevordering.
(2) De schade is veel te hoog vastgesteld.
6.Beoordeling door het hofGrief 1
In de brief van 28 juni 2018 is duidelijk vermeld dat [geïntimeerde] niet tevreden was over het werk van [appellant]. [geïntimeerde] heeft daarbij klachten geuit over het tegelwerk, de deur van de douche en beschadigingen. Dit is aanzienlijk meer dan een enkele loszittende tegel waar [appellant] het over heeft. [appellant] is toen schriftelijk in gebreke gesteld. [appellant] heeft daarbij een termijn van veertien dagen gekregen om de boel in orde te maken (om na te komen). Deze termijn van 14 dagen vindt het hof redelijk. Bij het herstel past tevens dat (tegel)materialen worden vergoed. [geïntimeerde] heeft hiervoor in de brief van 28 juni 2018 een bedrag van € 1.000 genoemd. Er is geen enkele aanwijzing dat dit bedrag te hoog was. Het hof komt kortom tot het oordeel dat deze brief een juiste ingebrekestelling is geweest. [appellant] heeft de geboden termijn van veertien dagen ongebruikt laten passeren. Hij is bovendien niet ingegaan op de uitnodiging voor de bezichtiging van de expert op 8 augustus 2018. [appellant] heeft al met al de kwestie op zijn beloop gelaten. Aldus is [appellant] in verzuim gekomen (artikel 6:82 BW). [geïntimeerde] mocht vervolgens de verbintenis tot nakoming omzetten in een verbintenis tot vervangende schadevergoeding (artikel 6:87 lid 1 BW). Dit heeft [geïntimeerde] op juiste wijze gedaan bij brief van 14 september 2018.
Grief 2
a) de gehanteerde waarde van de tegels;
b) de gehanteerde waarde van beschadigd sanitair dat vervangen moest worden.
c) de arbeidskosten.
Dekra is (op basis van de offerte van [betrokkene 2]) voor de tegels uitgegaan van 32 m² wandtegels en 6 m² vloertegels respectievelijk voor een bedrag van € 1.969,60 en van € 390 (samen € 2.359,60). Niet betwist is dat deze hoeveelheden kloppen, zodat ook het hof daarvan uit zal gaan.
[geïntimeerde] heeft naar het oordeel van het hof recht op een schadevergoeding waarmee vergelijkbare tegels kunnen worden gekocht. Het hoeft hierbij weliswaar niet te gaan om precies het bedrag dat [geïntimeerde] voor de oorspronkelijke tegels heeft betaald, maar het oorspronkelijke bedrag is wel een indicatie voor het bedrag dat een vergelijkbare tegel redelijkerwijs mag kosten. Vaststaat dat [geïntimeerde] in zijn brief van 28 juni 2018 een bedrag van € 1000 voor materiaal heeft geclaimd. Dit sluit ook min of meer aan bij het bedrag voor de oorspronkelijke tegels waar [appellant] melding van heeft gemaakt in zijn bij akte overgelegde productie A. Dit bedrag heeft [geïntimeerde] niet weersproken. [geïntimeerde] vordert nu echter voor de nieuwe tegels een bedrag dat ruim tweemaal zo hoog is. Dit is teveel. Het hof zal hier later op terugkomen.
[geïntimeerde] heeft de noodzaak van het vervangen van beschadigd sanitair voldoende onderbouwd; volgens Dekra moest al dat sanitair worden vervangen. Deze vervanging heeft Dekra geraamd op € 634. Dit is een betrekkelijk bescheiden bedrag en niet (voldoende) weersproken, zodat het hof daarvan uitgaat.
Dan resteert als grootste post een bedrag van € 10.690,40 aan arbeidskosten. Dit betreffen de geraamde kosten (en niet de nog hogere kosten die [geïntimeerde] naar zijn zeggen uiteindelijk heeft moeten betalen voor het herstel van zijn badkamer. Deze hogere kosten worden immers niet gevorderd).
Slotsom en conclusie
7.Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag ad € 10.000 (aan vervangende schadevergoeding), te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 15 juli 2018 tot de dag der algehele voldoening;
- veroordeelt [appellant] om aan [geïntimeerde] te betalen een bedrag ad € 911,84 (aan buitengerechtelijke kosten);
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure bij de kantonrechter en bij het hof draagt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.