ECLI:NL:GHDHA:2021:2548

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
200.300.263/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een arbitraal vonnis in internationale arbitrage tussen de Republiek India en Capricorn Energy PLC

In deze zaak heeft de Republiek India, vertegenwoordigd door advocaat mr. M.J. Siegers, een verzoek ingediend bij het Gerechtshof Den Haag om een arbitraal vonnis van 21 december 2020 te vernietigen. Dit vonnis was gewezen in een geschil tussen India en Capricorn Energy PLC (voorheen Cairn Energy PLC) over de door India geheven vermogenswinstbelasting. De zaak is aanhangig gemaakt door India op 22 maart 2021, waarbij het hof op verzoek van beide partijen een mondelinge behandeling heeft gelast. Tijdens deze behandeling, die plaatsvond op 15 december 2021, hebben de advocaten van beide partijen hun standpunten toegelicht.

Cairn heeft tijdens de mondelinge behandeling aangegeven geen bezwaar te hebben tegen de vernietiging van het arbitraal vonnis, waardoor het hof niet verder hoefde te onderzoeken op welke gronden India de vernietiging had aangevraagd. Het hof heeft vastgesteld dat de vernietiging van het arbitraal vonnis van rechtswege ook de vernietiging van het verleende exequatur met zich meebrengt. India heeft bovendien verzocht om het arrest uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, waar Cairn zich niet tegen verzette. Het hof heeft besloten om de proceskosten te compenseren, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.

De beslissing van het hof houdt in dat het arbitraal vonnis van 21 december 2020 wordt vernietigd, de proceskosten worden gecompenseerd en het arrest uitvoerbaar bij voorraad wordt verklaard. Deze uitspraak is gedaan door de rechters C.A. Joustra, P. Glazener en A.J. Swelheim en is openbaar uitgesproken op 21 december 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht

Zaaknummer : 200.300.263/01
arrest van 21 december 2021
inzake
De Republiek India,
zetelend te New Delhi, India,
eiseres,
hierna te noemen: India,
advocaat: mr. M.J. Siegers te Rotterdam,
tegen

1.Capricorn Energy PLC (voorheen genaamd: Cairn Energy PLC),

2.
Cairn UK Holdings Limited,
beide gevestigd te Edinburgh, Schotland, Verenigd Koninkrijk,
gedaagden,
hierna te noemen: Cairn,
advocaat: mr. G.J. Meijer te Amsterdam.

1.Het verloop van het geding

1.1
Bij exploot van 22 maart 2021 heeft India Cairn opgeroepen te verschijnen voor het Gerechtshof Den Haag. India heeft – kort gezegd en voor zover hier relevant – gevorderd dat het hof het tussen partijen gewezen arbitrale vonnis van 21 december 2020 (PCA-zaaknummer 2016-7) zal vernietigen.
1.2
Bij brief van 3 november 2021 hebben partijen het hof gezamenlijk verzocht een mondelinge behandeling te gelasten. Het hof heeft dit verzoek gehonoreerd. Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling hebben partijen een gezamenlijke brief van 2 december 2021 (met bijlagen) in het geding gebracht.
1.3
Op 15 december 2021 heeft een mondelinge behandeling plaatsgehad, waarbij de advocaten van partijen de zaak hebben toegelicht aan de hand van pleitnotities die aan het hof zijn overgelegd. Voor India hebben mr. M. van Leeuwen en mr. A.J. van den Berg het woord gevoerd, voor Cairn mr. G.J. Meijer en mr. N. Peters. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt.
1.4
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2.Beoordeling

2.1
Het gaat in deze zaak om het volgende:
  • i) Tussen partijen is een geschil ontstaan over – kort gezegd – de door India bij Cairn geheven vermogenswinstbelasting.
  • ii) Op basis van de
  • iii) Bij arbitraal vonnis van 21 december 2020 (hierna: het arbitrale vonnis) heeft het Scheidsgerecht India veroordeeld tot betaling van US$ 984.228.274,-, US$ 240.645.158,81 en US$ 7.946.710,55 aan hoofdsom, te vermeerderen met rente en kosten.
  • iv) Cairn heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag verzocht om verlof tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis. De voorzieningenrechter heeft bij beschikking van 8 januari 2021 (zaaknummer: C09/568039 / KG RK 21-2) verlof verleend tot tenuitvoerlegging van het arbitrale vonnis.
  • v) India heeft in de loop van 2021 nieuwe belastingwetgeving uitgevaardigd: de
2.2
De vordering die India in deze procedure heeft ingesteld, strekt ertoe dat het hof het arbitrale vonnis zal vernietigen – kort gezegd – omdat een geldige arbitrageovereenkomst ontbreekt (art. 1065 lid 1 sub a Rv) en/of omdat sprake is van schending van de openbare orde (art. 1065 lid 1 sub e Rv).
2.3
Tijdens de mondelinge behandeling is namens Cairn te kennen gegeven dat Cairn met het oog op de toepassing van de Tax Rules 2021 geen bezwaren heeft tegen toewijzing van de vordering tot vernietiging van het arbitrale vonnis als zodanig en dat daarom de door India aangevoerde gronden tot vernietiging van dat vonnis door Cairn onbesproken zullen blijven.
2.4
Gelet hierop zal het hof het arbitrale vonnis vernietigen zonder verder onderzoek naar de door India aangevoerde gronden. Ingevolge art. 1062 lid 4 Rv brengt de vernietiging van het arbitrale vonnis van rechtswege de vernietiging van het op 8 januari 2021 door de voorzieningenrechter verleende exequatur mee.
2.5
Het hof merkt nog op dat tijdens de mondelinge behandeling namens India naar voren is gebracht dat India deze oplossing gaarne aanvaardt. Met betrekking tot het onder 2.3 vermelde standpunt van Cairn heeft India opgemerkt dat zij dat voor rekening van Cairn laat, voor zover het gaat om Cairns verwijzing naar de Tax Rules 2021. Voor de vernietiging van het arbitrale vonnis is dat niet van belang.
2.6
India heeft gevorderd dat het hof het arrest uitvoerbaar bij voorraad verklaart. Uit de spreekaantekeningen (nr. 19) van mrs. Meijer en Peters volgt dat Cairn zich daar niet tegen verzet. Het hof zal het arrest dan ook uitvoerbaar bij voorraad verklaren.
2.7
De overige vorderingen van India behoeven geen bespreking meer omdat uit de brief van 2 december 2021 (onder de nrs. 17/18) en uit hetgeen tijdens de mondelinge behandeling is besproken, volgt dat India deze vorderingen niet langer handhaaft.
2.8
Partijen zijn het erover eens dat een kostenveroordeling achterwege kan blijven.

3.Beslissing

Het hof:
- vernietigt het tussen partijen gewezen arbitrale vonnis van 21 december 2020 met PCA-zaaknummer 2016-7;
- compenseert de proceskosten, in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.A. Joustra, P. Glazener en A.J. Swelheim en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 21 december 2021 in aanwezigheid van de griffier.