ECLI:NL:GHDHA:2021:254

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 januari 2021
Publicatiedatum
18 februari 2021
Zaaknummer
2200180819
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor verspreiding van kinderpornografisch materiaal

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Rotterdam. De verdachte was in eerste aanleg vrijgesproken van een deel van de tenlastelegging, maar veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden en een taakstraf van 240 uren voor het vervaardigen en in bezit hebben van kinderpornografisch materiaal. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de rechtbank wordt vernietigd en dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het verspreiden van afbeeldingen van seksuele gedragingen waarbij een minderjarige betrokken was. De verdachte had seks met het slachtoffer, dat op het moment van de feiten 16 jaar oud was, en heeft hiervan filmpjes gemaakt die hij vervolgens op een website heeft geplaatst. Het hof heeft de ernst van de feiten en de gevolgen voor het slachtoffer in overweging genomen bij het bepalen van de straf. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en moet een schadevergoeding van € 1.250,00 betalen aan het slachtoffer.

Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak in eerste aanleg. De vordering van de benadeelde partij is gedeeltelijk toegewezen, waarbij het hof heeft geoordeeld dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden als gevolg van de daden van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van het delict en de impact op het slachtoffer, evenals de noodzaak van een passende straf.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001808-19
Parketnummer: 10-751062-18
Datum uitspraak: 28 januari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 18 april 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1980,
ter terechtzitting in hoger beroep opgegeven postadres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte en namens de benadeelde partij [slachtoffer] naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen. Voorts is in eerste aanleg een beslissing genomen omtrent de vordering van de benadeelde partij, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem onder 1 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd – voor zover thans nog aan de orde - dat:
2.
hij, op een of meer tijdstippen op/in of omstreeks de periode van 20 november 2017 tot en met 28 februari 2018 te [plaats], althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) een hoeveelheid afbeeldingen, te weten een of meer filmpjes en/of foto's en/of een of meer gegevensdragers bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt (te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2001), is betrokken of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid en/of aangeboden (door het verzenden van e-mail/whats app en/of het plaatsen op de internetsite Chatgirl) en/of openlijk tentoongesteld en/of vervaardigd en/of verworven en/of in bezit gehad en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger(s) oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of vinger(s) oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een vinger(s) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een vinger(s) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op/bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/tegen het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
(bestanden [bestandnaam] en/of [bestandnaam] en/of [bestandnaam] en/of [bestandnaam])
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Reikwijdte tenlastelegging feit 2
Gelet op de uitdrukkelijk in de tenlastelegging van feit 2 genoemde bestanden alsmede de ter terechtzitting in hoger beroep door de advocaat-generaal ingenomen standpunten, is door het Openbaar Ministerie kennelijk bedoeld om enkel de ten laste gelegde handelingen ten aanzien van de aangeduide filmbestanden ten laste te leggen. Het hof vat de tenlastelegging dan ook in die zin op.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 6 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, alsmede tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
2.
hij,
op een of meer tijdstippen op/in
of omstreeksde periode van 20 november 2017 tot en met
2827februari 2018
te [plaats], althansin Nederland, meermalen,
althans eenmaal, (telkens) een hoeveelheid afbeeldingen, te weten een of meerfilmpjes
en/of foto's en/of een of meer gegevensdragers bevattende afbeeldingenvan seksuele gedragingen, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt,
(te weten [slachtoffer], geboren op [geboortedatum] 2001
), is betrokken
of schijnbaar is betrokken, heeft verspreid
en/of aangeboden (door het
verzenden van e-mail/whats app en/of hetplaatsen op de internetsite Chatgirl
) en/of openlijk tentoongestelden/of vervaardigd en
/ofverworven en
/ofin bezit gehad
en/of zich daartoe door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst de toegang heeft verschaft
welke seksuele gedragingen - zakelijk weergegeven - bestonden uit:
het met de/een penis en/of vinger(s) oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het met de/een penis en/of vinger(s) oraal en/of vaginaal penetreren van het lichaam van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en
/of
het met de/een vinger(s) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel, de billen en/of borsten van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het met de/een vinger(s) betasten en/of aanraken van het geslachtsdeel van een (ander) persoon door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt
en/of
het geheel of gedeeltelijk naakt (laten) poseren van/door een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, waarbij deze persoon gekleed is en/of opgemaakt is en/of poseert in een omgeving en/of in een (erotisch getinte) houding (op een wijze) die niet bij zijn/haar leeftijd past/passen en/of (waarna) door het camerastandpunt en/of de (onnatuurlijke) pose en/of de wijze van kleden van deze persoon en/of de uitsnede van de foto's/films nadrukkelijk het (ontblote) geslachtsdeel, de borsten en/of billen van die persoon in beeld gebracht worden, (waarbij) de afbeelding (aldus) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling
en
/of
het masturberen boven/bij en/of ejaculeren op/bij het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt en/of het houden van een (stijve) penis bij/tegen het lichaam van een persoon die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet had bereikt, (waarbij) de afbeelding (aldus) (telkens) een onmiskenbaar seksuele strekking heeft en/of strekt tot seksuele prikkeling,
(bestanden [bestandnaam] en
/of[bestandnaam] en
/of[bestandnaam] en
/of[bestandnaam])
en hij aldus van het plegen van dit misdrijf een gewoonte heeft gemaakt.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden, verwerven en/of vervaardigen en in bezit hebben, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft seks gehad met het minderjarige slachtoffer (destijds 16 jaar oud) en heeft van die seks – samen met een ander - filmpjes gemaakt. Twee van die filmpjes, waarop seksuele handelingen met het slachtoffer te zien waren, heeft de verdachte tegen de wil van het slachtoffer verspreid door deze op de website Chatgirl te plaatsen, waardoor deze voor anderen toegankelijk werden.
Het maken en het verspreiden van kinderpornografisch materiaal zijn ernstige delicten die grote negatieve gevolgen kunnen hebben voor het slachtoffer. De verdachte, die toentertijd 37 jaren oud was, had zich voordat hij de filmpjes maakte, er van moeten vergewissen dat het slachtoffer meerderjarig was. Dat hij dit niet heeft gedaan, valt hem aan te rekenen. Nog kwalijker is dat hij twee van de filmpjes heeft verspreid door plaatsing daarvan op de website Chatgirl. Als gevolg daarvan zal het slachtoffer nog lange tijd kunnen worden geconfronteerd met die filmpjes. De ervaring leert immers dat het vrijwel onmogelijk is een bestand dat op internet is geplaatst daar weer definitief van te verwijderen. De kans op herkenning wordt in dit geval verder vergroot doordat uit de (beschrijving van de) inhoud van de filmpjes volgt dat het slachtoffer herkenbaar in beeld is. Het bestaan en de verspreiding van dit soort filmpjes kunnen grote psychische gevolgen voor de slachtoffers hebben. Dat het slachtoffer in deze zaak ook kampt met de negatieve gevolgen van het handelen van de verdachte, volgt onder meer uit de door haar raadsman ter terechtzitting in hoger beroep gegeven toelichting.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft het hof verder het volgende in aanmerking genomen.
Voor een aantal type delicten worden binnen de rechtspraak oriëntatiepunten gehanteerd, die een vertrekpunt van denken over de in een concreet geval op te leggen strafmodaliteit en hoogte van de straf bieden. Deze zogeheten LOVS-oriëntatiepunten bepalen dat voor de straftoemeting met betrekking tot artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht, wat betreft het verspreiden van kinderpornografische materiaal als uitgangspunt heeft te gelden een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één jaar en voor het vervaardigen ervan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar. De verdachte heeft zowel kinderpornografisch materiaal vervaardigd als verspreid.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden.
Voorts heeft het hof bij het bepalen van de op te leggen straf rekening gehouden met de omstandigheid dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep inzicht heeft getoond in de strafwaardigheid van zijn gedrag en dat hij heeft verklaard er alles aan te doen om niet in herhaling te vallen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een soortgelijk feit.
De verdachte heeft een zeer ernstig strafbaar feit gepleegd. Het hof is dan ook van oordeel dat de eis van de advocaat-generaal, zoals naar voren gebracht ter terechtzitting in hoger beroep, en mede gelet op genoemde oriëntatiepunten, daaraan onvoldoende recht doet. Voorts is het hof van oordeel dat in het onderhavige geval gelet op de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dat is begaan, het opleggen van een taakstraf niet passend is.
Het hof is - alles afwegende – van oordeel dat niet anders dan met een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur kan worden gereageerd, zowel uit een oogpunt van vergelding als uit oogpunt van speciale en generale preventie.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 2.250,00.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag € 2.250,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.250,00 met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat mede gelet op de aard en de ernst van de normschending aannemelijk is geworden dat de benadeelde partij immateriële schade heeft geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 2 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich op basis van het geen tot dusver is aangevoerd en onderbouwd - naar maatstaven van billijkheid – in elk geval voor toewijzing tot een bedrag van € 1.250,00, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 27 februari 2018 tot aan de dag der algehele voldoening.
Niet valt uit te sluiten dat de benadeelde partij meer immateriële schade heeft geleden. Nader onderzoek naar de omvang van de schade zou naar het oordeel van het hof echter een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 1.250,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 63 en 240b van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 1 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer] ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer], ter zake van het onder 2 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 22 (tweeëntwintig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 27 februari 2018.
Dit arrest is gewezen door mr. M.I. Veldt-Foglia, mr. M.A.J. van de Kar en mr. W.M. Limborgh, in bijzijn van de griffier mr. M. Rouw.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 januari 2021.
Mr. M.I. Veldt-Foglia is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.