In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 28 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag van 14 februari 2019. De verdachte is veroordeeld voor het plegen van ontuchtige handelingen met een minderjarige, die de leeftijd van twaalf maar nog niet die van zestien jaren had bereikt. De tenlastelegging omvatte meermalen seksuele handelingen, waaronder het seksueel binnendringen van het lichaam van het slachtoffer. In eerste aanleg was de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, maar in hoger beroep heeft het hof de straf herzien. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 6 maanden, met aftrek van het voorarrest, en daarnaast een taakstraf van 180 uren opgelegd, subsidiair 90 dagen hechtenis. Het hof heeft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is gepleegd in overweging genomen, evenals de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan een ernstig zedendelict, waarbij hij zich niet had gehouden aan de onderzoeksplicht met betrekking tot de leeftijd van het slachtoffer. Het hof heeft ook rekening gehouden met straffen die eerder aan andere verdachten in vergelijkbare zaken zijn opgelegd. De beslissing van het hof is genomen in het belang van de bescherming van minderjarigen en de ernst van de gepleegde feiten.