ECLI:NL:GHDHA:2021:2523

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 december 2021
Publicatiedatum
17 december 2021
Zaaknummer
2200052621
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Openlijk geweld en belediging van politieambtenaren tijdens rellen tegen coronamaatregelen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld voor openlijk geweld en belediging van politieambtenaren tijdens rellen op 21 juni 2020 in Den Haag, die plaatsvonden in het kader van protesten tegen de coronamaatregelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte deel uitmaakte van een grote groep die geweld heeft gepleegd tegen de Mobiele Eenheid (ME) en andere politieagenten. De verdachte heeft actief deelgenomen aan het geweld door mee te rennen en een trappende beweging te maken naar een ME'er. Daarnaast heeft hij via sociale media beledigende berichten geplaatst over politieambtenaren.

Het hof heeft de eerdere veroordeling van de politierechter vernietigd en de verdachte opnieuw veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 8 weken en een taakstraf van 180 uren. De straf is gemotiveerd door de ernst van de feiten, de impact op de betrokken politieagenten en de maatschappelijke verontwaardiging over het geweld. Het hof heeft ook schadevergoedingsmaatregelen opgelegd ten behoeve van de benadeelde politieagenten, waarbij de verdachte hoofdelijk aansprakelijk is gesteld voor de geleden schade. De vorderingen van enkele benadeelde partijen zijn gedeeltelijk toegewezen, terwijl andere vorderingen niet-ontvankelijk zijn verklaard. Het hof heeft benadrukt dat dergelijk geweld tegen politieagenten onacceptabel is en dat er een krachtig signaal moet worden afgegeven tegen het uiten van onvrede op deze gewelddadige wijze.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000526-21
Parketnummer: 09-261174-20
Datum uitspraak: 17 december 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 12 februari 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 240 uren, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van het voorarrest, alsmede tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 8 weken. Voorts zijn in eerste aanleg beslissingen genomen omtrent de vorderingen van de benadeelde partijen, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en in hoger beroep - tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 21 juni 2020 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg, te weten de Rijnstraat (in het proces-verbaal genaamd PD01), in elk geval op of aan de openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen (te weten leden van de Mobiele Eenheid, althans politieagenten), welk geweld bestond uit het:
- op goed hoorbare wijze op dreigende wijze aftellen van 10 naar 0 en/of (vervolgens) in groepsverband/grote getale afstormen op een linie van de Mobiele Eenheid en/of
- vastgrijpen en/of vast blijven houden van een wapenstok van een lid van de Mobiele Eenheid en/of het rukken en/of trekken aan die wapenstok en/of
- het oprapen van die wapenstok en/of met die wapenstok met kracht slaan in de richting van het lichaam, althans het schild van een lid van de Mobiele Eenheid en/of
- ( met kracht) slaan en/of stompen en/of schoppen en/of trappen en/of duwen tegen en/of in de richting van het hoofd en/of het lichaam van leden van de Mobiele Eenheid en/of
- ( met kracht en/of versnelde pas) trappen tegen de/het schild(en) van leden van de Mobiele Eenheid en/of
- op de grond duwen van een lid van de Mobiele Eenheid en/of het schoppen en/of trappen tegen het (gehelmde) hoofd van dat lid van de Mobiele Eenheid.
- het uit de straat trekken van een hoeveelheid stenen en/of (vervolgens) het in kleine/handzame stukken slaan/gooien van die stenen en/of
- gooien met (glazen) flesje(s) en/of blikje(s) en/of stenen en/of (ontstoken) vuurwerk en/of straatmeubilair in de richting van leden van de Mobiele Eenheid en/of
- vertonen van agressief gedrag door (met versnelde pas) de confrontatie te zoeken met politieagenten en/of op luide (agressieve) toon roepen van de woorden "Wij zijn Nederland" en/of "Politie, politie, hoeren van justitie!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 11 maart 2020 te Zoetermeer en/of Hoofddorp, althans in Nederland, opzettelijk een aantal politieambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar/zijn/hun bediening, te weten tijdens en/of na het uitvoeren van een verkeerscontrole, in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding en/of in hun tegenwoordigheid, heeft beledigd, door die controle en/of de gesprekken die zijn gevoerd tijdens die controle (middels een camera) (audio-visueel) op te (laten) nemen en (aldus) politieambtenaren in beeld te (laten) brengen en/of vervolgens dat filmpje te publiceren/plaatsen op zijn, verdachtes, Facebook-pagina, althans een internetpagina, met de titel "1312 levenloze mensen!";
3.
hij in of omstreeks de periode 16 april 2020 tot en met 17 april 2020 in Ter Aar en/of Zoetermeer, gemeente Nieuwkoop en/of Zoetermeer, althans in Nederland, opzettelijk een aantal politieambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar/zijn/hun bediening, te weten tijdens en/of na het uitvoeren van een controle, in het openbaar bij geschrift en/of afbeelding en/of in hun tegenwoordigheid, heeft beledigd, door die controle (middels een camera) (audio-visueel) op te (laten) nemen en (aldus) politieambtenaren in beeld te (laten) brengen en/of vervolgens dat filmpje te publiceren/plaatsen op zijn, verdachtes, Facebook-pagina, althans een internetpagina, met de titel "1312".
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd met uitzondering van de beslissingen op de vorderingen van de benadeelde partijen, en dat in plaats daarvan de vorderingen van benadeelde partijen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] als gehandhaafd worden behandeld in hoger beroep en dat de vorderingen in zijn geheel hoofdelijk worden toegewezen, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de vordering tot schadevergoeding van de [slachtoffer 1] alsnog aan de orde dient te komen in hoger beroep, nu de vordering per abuis niet in eerste aanleg aan de orde is gesteld. De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de vordering van [slachtoffer 1] in zijn geheel hoofdelijk zal worden toegewezen, namelijk tot een bedrag van € 235,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring. Ook zal het hof de bewijsvoering aanpassen en andere beslissingen nemen ten aanzien van de strafoplegging. Voorts is de tenlastelegging in hoger beroep gewijzigd.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks21 juni 2020 te 's-Gravenhage op of aan de openbare weg, te weten de Rijnstraat (in het proces-verbaal genaamd PD01),
in elk geval op of aan de openbare weg,openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen personen (te weten leden van de Mobiele Eenheid
, althans politieagenten), welk geweld bestond uit het:
- op goed hoorbare wijze op dreigende wijze aftellen van 10 naar 0 en
/of (vervolgens
)in groepsverband
/grote getaleafstormen op een linie van de Mobiele Eenheid en
/of
- vastgrijpen en
/ofvast blijven houden van een wapenstok van een lid van de Mobiele Eenheid en
/ofhet rukken en
/oftrekken aan die wapenstok en
/of
- het oprapen van die wapenstok en
/ofmet die wapenstok met kracht slaan in de richting van het lichaam
, althans het schildvan een lid van de Mobiele Eenheid en
/of
-
(met kracht
)slaan en
/ofstompen en
/ofschoppen en
/oftrappen en
/ofduwen tegen en
/ofin de richting van het hoofd en
/ofhet lichaam van leden van de Mobiele Eenheid en
/of
-
(met kracht
en/of versnelde pas)trappen tegen
de/het schild
(en)van leden van de Mobiele Eenheid en
/of
- op de grond duwen van een lid van de Mobiele Eenheid en
/ofhet
schoppen en/oftrappen tegen het (gehelmde) hoofd van dat lid van de Mobiele Eenheid
.en
- het uit de straat trekken van een hoeveelheid stenen
en/of (vervolgens) het in kleine/handzame stukken slaan/gooien van die stenenen
/of
- gooien met
(glazen
)flesje
(s
)en
/ofblikje
(s
)en
/ofstenen en
/of(ontstoken) vuurwerk
en/of straatmeubilairin de richting van leden van de Mobiele Eenheid en
/of
- vertonen van agressief gedrag door
(met versnelde pas
)de confrontatie te zoeken met politieagenten
en/of op luide (agressieve) toon roepen van de woorden "Wij zijn Nederland" en/of "Politie, politie, hoeren van justitie!", althans woorden van gelijke aard en/of strekking;
2.
hij op
of omstreeks11 maart 2020
te Zoetermeer en/of Hoofddorp, althansin Nederland, opzettelijk een aantal politieambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
haar/zijn/hun bediening, te weten tijdens en
/ofna het uitvoeren van een verkeerscontrole, in het openbaar bij geschrift en
/ofafbeelding
en/of in hun tegenwoordigheid, heeft beledigd, door die controle en
/ofde gesprekken die zijn gevoerd tijdens die controle (middels een camera) (audio-visueel) op te (laten) nemen en (aldus) politieambtenaren in beeld te (laten) brengen en
/ofvervolgens dat filmpje te publiceren/plaatsen op zijn, verdachtes, Facebook-pagina,
althans een internetpagina,met de titel "1312 levenloze mensen!";
3.
hij in
of omstreeksde periode
van16 april 2020 tot en met 17 april 2020
in Ter Aar en/of Zoetermeer, gemeente Nieuwkoop en/of Zoetermeer, althansin Nederland, opzettelijk een aantal politieambtenaren gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van
haar/zijn/hun bediening, te weten tijdens en
/ofna het uitvoeren van een controle, in het openbaar bij geschrift en
/ofafbeelding
en/of in hun tegenwoordigheid, heeft beledigd, door die controle (middels een camera) (audio-visueel) op te (laten) nemen en (aldus) politieambtenaren in beeld te (laten) brengen en
/ofvervolgens dat filmpje te publiceren/plaatsen op zijn, verdachtes, Facebook-pagina,
althans een internetpagina,met de titel "1312".
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen.

Het onder 2 en 3 bewezenverklaarde levert op:
telkens: eenvoudige belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of ter zake van de rechtmatige uitoefening van zijn bediening.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straffen bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Op 21 juni 2020 vond op het Malieveld te Den Haag een protestactie plaats tegen het beleid dat de overheid voerde ter bestrijding van het Covid-19-virus. Nederland was op dat moment, net als de rest van de wereld, in de greep van dat virus. De gevolgen van het Covid-19 virus waren en zijn groot en voelbaar in de hele samenleving, met name in de zorgsector maar ook in vele andere onderdelen van de samenleving. De ernst van het virus en de noodzaak ziekenhuizen te ontlasten, hebben geleid tot beleid van de overheid dat ingrijpend is en de persoonlijke levenssfeer van burgers in zeer sterke mate kan raken. Niet iedereen was en is het eens met het gevoerde beleid. Gevoelens van onvrede worden op verschillende wijzen geuit. Daarvoor is ook ruimte, binnen de daarvoor geldende regels. In Den Haag was op 21 juni 2020 een demonstratie toegestaan tot 13:30 uur. Een grote groep personen trok omstreeks 13:30 uur van het Malieveld naar het Centraal Station/Rijnstraat te Den Haag. Om te voorkomen dat de groep zich zou verplaatsen richting het centrum van Den Haag werden door de ME bruggen afgesloten en doorgangen richting het centrum van de stad versperd. Toen de groep ter hoogte van het Centraal Station in de Rijnstraat stuitte op een linie ME’ers, keerde de groep zich tegen hen. Deze plek is in het proces-verbaal van politie PD01 genoemd. Vervolgens heeft de groep zich verplaatst naar andere plekken rond de Koekamp en het Malieveld. Op deze plekken is er steeds sprake van een grote groep geweldplegers die gezamenlijk optrekt, op de Rijnstraat zelfs door af te tellen van 10 naar 0 om vervolgens gezamenlijk op de ME linie af te rennen.
Tegen ter plaatse aanwezige ME’ers en andere politieagenten, alsmede tegen politievoertuigen is op genoemde plaatsen veel geweld uitgeoefend. Zo zijn agenten geslagen, geschopt en bekogeld met onder meer stenen en vuurwerk. Ook politievoertuigen hebben het flink moeten ontgelden. Dergelijk handelen gaat de perken van wat toelaatbaar is ver te buiten en heeft in geen enkel opzicht iets te doen met het recht op demonstratie. Het is niet anders te duiden dan als relschopperij.
Betrokken politieagenten hebben het gebezigde geweld als zeer buitensporig en bedreigend ervaren. Zij zagen zich, bij het uitoefenen van hun publieke taak tot handhaving van de openbare orde, geconfronteerd met een grote opgefokte mensenmassa en zijn ernstig in het nauw gedreven. Dergelijke beangstigende ervaringen laten ook bij politiemensen hun sporen na.
De maatschappelijke verontwaardiging over deze gebeurtenissen is groot.
De verdachte heeft ter hoogte van de Rijnstraat een actieve bijdrage geleverd aan de uitvoering van dit geweld en de geweldspiraal gericht tegen de ME’ers en de daarmee gepaard gaande verstoring van de openbare orde. Hij heeft meegerend in de groep in de Rijnstraat na het aftellen. Verder heeft hij van dichtbij een trappende beweging gemaakt naar een ME’er.
Op grond van de Oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) wordt als uitgangspunt voor openlijke geweldpleging tegen personen een taakstraf voor de duur van 120 uren gehanteerd, welk uitgangspunt bij geweld tegen de politie kan worden verdubbeld. Het hof is van oordeel dat dit oriëntatiepunt in de hiervoor geschetste, bijzondere, omstandigheden geen recht doet aan de ernst van hetgeen heeft plaatsgevonden. Daarbij heeft het hof ook gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in zaken waarin het ging om – kort gezegd – soortgelijk Covid-19 gerelateerd geweld.
De aard en ernst van het onder 1 bewezenverklaarde feit is dusdanig dat een forse straf ter vergelding passend en geboden is. Het hof vindt het bovendien vanuit het oogpunt van (speciale en generale) preventie van belang dat een krachtig signaal wordt gegeven dat het op deze wijze uiten van onvrede over het door de overheid gevoerde beleid ter bestrijding van het Covid-19 virus, volstrekt ontoelaatbaar is. Gelet hierop is het hof van oordeel dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op zijn plaats is.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan belediging van meerdere agenten. De verdachte heeft daarmee de politieambtenaren in hun eer en goede naam aangetast en geprobeerd hen in hun hoedanigheid als politieagent belachelijk te maken. Dat kan niet worden geaccepteerd. Daarnaast geldt dat de impact van dergelijke uitlatingen op internet groot kan zijn en verstrekkende gevolgen kan hebben voor de personen over wie het gaat.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 18 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte reeds eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten.
Het hof ziet in de door de verdachte geleverde bijdrage aan het geweld (dat minder groot is dan door andere verdachten geleverde bijdragen) en de door de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep naar voren gebrachte persoonlijke omstandigheden aanleiding de op te leggen gevangenisstraf in een voorwaardelijke vorm op te leggen en daarnaast een taakstraf op te leggen. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij naar aanleiding van een motorongeluk veel last heeft van migraine, waardoor hij niet kan werken. Dit laat de mogelijkheid van een taakstraf onverlet. Hij heeft met zijn vriendin de zorg over twee kinderen en hij zal binnenkort een uitkering aanvragen.
Het hof is – alles afwegende – van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur alsmede een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van geruime tijd, op zijn plaats is. De voorwaardelijke gevangenisstraf wordt opgelegd om de verdachte ervan te weerhouden in de toekomst opnieuw op een vergelijkbare wijze zijn onvrede over het overheidsbeleid te uiten of anderszins strafbare feiten te plegen.
Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van
[slachtoffer 1]
Door de advocaat-generaal is in de zaak van deze verdachte voorafgaand aan de zitting doch in elk geval ter zitting het formulier Verzoek tot schadevergoeding overgelegd aan verdediging en hof van [slachtoffer 1].
[Slachtoffer 1] heeft in eerste aanleg in de zaak van de verdachte geen vordering benadeelde partij ingediend. Het parketnummer van onderhavige zaak staat namelijk niet op de vordering vermeld. Artikel 421 lid 1 Sv bepaalt dat een benadeelde partij niet eerst in hoger beroep een vordering kan indienen.
De vordering benadeelde partij is in hoger beroep daarom niet aan de orde.
Gelet op de vordering van de advocaat-generaal tot oplegging van een schadevergoedingsmaatregel zal het hof beoordelen of de verdachte jegens
het slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht.
Uit het Verzoek tot Schadevergoeding dat zich in het dossier bevindt, blijkt dat [slachtoffer 1] stelt immateriële schade te hebben geleden van € 235,00 te vermeerderen met de wettelijke rente wegens lichamelijk letsel, te weten pijn en een bewegingsbeperking gedurende een week aan zijn duim, opgelopen tijdens het openlijk geweld.
Uit de aangifte van [slachtoffer 1] blijkt dat hij als lid van de ME is opgetreden op PD01. De verdachte is gelet op de veroordeling voor feit 1 op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de door [slachtoffer 1] geleden schade. Genoemd artikel bepaalt immers dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
De gestelde schade valt als een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde aan te merken en het in het schadeformulier genoemde bedrag van € 235,00 komt het
hof billijk voor. Het hof ziet daarom aanleiding voor een schadevergoedingsmaatregel en zal aan de verdachte de – hoofdelijke - verplichting opleggen dat bedrag vermeerderd met de wettelijke rente aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 2]
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] is in hoger beroep aan de orde tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 235,00.
Uit het Verzoek tot Schadevergoeding blijkt dat [slachtoffer 2] stelt immateriële schade te hebben geleden van € 235,00 te vermeerderen met de wettelijke rente. Uit de aangifte van [slachtoffer 2] blijkt dat hij als lid van de ME is opgetreden op PD01. In de onderbouwing van de schadepost staat vermeld dat [slachtoffer 2] direct na het bewezen verklaarde trots was op het optreden van de politie, maar dat deze trots plaats maakte voor onbegrip en boosheid op het moment dat de (sociale) media verslag deed over de rellen. Deze verslaggeving heeft ervoor gezorgd dat zijn motivatie voor het werken bij de politie gedurende ongeveer een week was afgenomen.
Door deze motivering kan het hof niet vaststellen of de gestelde schade rechtstreeks is ontstaan door het gebruikte openlijk geweld of dat deze daarna is ontstaan door de verslaggeving op social media.
Naar het oordeel van het hof levert nader onderzoek daarnaar een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal daarom bepalen dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering. De vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande bepaalt het hof dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 3]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 3] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.000,00.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat de vordering in hoger beroep als gehandhaafd dient te worden behandeld en heeft geconcludeerd tot hoofdelijke toewijzing van de gehele vordering van de benadeelde partij, te weten tot een bedrag van € 1.000,00, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is namens de verdachte betwist.
Anders dan de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de vordering niet volgens op de wettelijk voorgeschreven wijze is gehandhaafd in hoger beroep. Dat betekent dat de vordering in hoger beroep slechts aan de orde is tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 235,00.
Uit het Verzoek tot Schadevergoeding blijkt dat [slachtoffer 3] stelt immateriële schade te hebben wegens lichamelijk letsel te weten forse hoofdpijn gedurende een aantal weken sinds het openlijk geweldsincident – mogelijk (aldus zijn fysiotherapeut) als gevolg van een verschoven nekwervel - waardoor hij werd beperkt in zijn dagelijkse bezigheden (zowel werk als privé).
Uit de aangifte van [slachtoffer 3] blijkt dat hij als lid van de ME is opgetreden op PD01. De verdachte is gelet op de veroordeling voor feit 1 op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de door [slachtoffer 3] geleden schade. Genoemd artikel bepaalt immers dat indien één van de tot een groep behorende personen onrechtmatig schade toebrengt en de kans op het aldus toebrengen van schade deze personen had behoren te weerhouden van hun gedragingen in groepsverband, zij hoofdelijk aansprakelijk zijn indien deze gedragingen hun kunnen worden toegerekend.
De gestelde schade valt als een rechtstreeks gevolg van het onder 1 bewezen verklaarde aan te merken en de ter zake in eerste aanleg toegewezen vergoeding van € 235,00 komt het hof billijk voor. Het hof zal aan de verdachte de – hoofdelijke - verplichting opleggen dat bedrag vermeerderd met de wettelijke rente aan de
Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3].
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 9, 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 36f, 57, 63, 141, 266 en 267 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) weken.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
180 (honderdtachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van

[slachtoffer 1]
Legt aan de verdachte de – hoofdelijke - verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 235,00 (tweehonderdvijfendertig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan de betalingsverplichting hebben voldaan, deze in zoverre vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 21 juni 2020.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Verklaart de benadeelde partij [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding en bepaalt dat de benadeelde partij de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 235,00 (tweehonderdvijfendertig euro) ter zake van immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 235,00 (tweehonderdvijfendertig euro) als vergoeding voor immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 4 (vier) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte of zijn mededader(s) aan een van beide betalingsverplichtingen hebben voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 21 juni 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. T.B. Trotman,
mr. M. Koole en mr. J.A.W. van 't Westeinde,
in bijzijn van de griffier mr. M. Rouw.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 december 2021.