Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[naam VOF],
[appellant 1],
[appellant 2],
1.[geïntimeerde 1],
[geïntimeerde 2],handelend onder de naam
Jachthaven “[naam jachthaven]”,
- het procesdossier van de procedure bij de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag, waaronder het vonnis van 29 juli 2020;
- de appeldagvaarding van 24 augustus 2020;
- het tussenarrest van 22 december 2020 waarin een mondelinge behandeling na aanbrengen is gelast, en het proces-verbaal van de op 27 januari 2021 gehouden mondelinge behandeling na aanbrengen;
- de memorie van grieven van [appellant 1] c.s., met één productie;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde 1] c.s., met twee producties.
langerdan twaalf meter aan te leggen, hetgeen impliceert dat hun vordering niet betrekking had op een steiger van twaalf meter of korter. Hun standpunt in hoger beroep komt dus feitelijk neer op een eisvermeerdering en strekt er in ieder geval toe dat aan Hogenboom c.s. een verdergaande beperking wordt opgelegd dan door de voorzieningenrechter is opgelegd en strekt dus tot wijziging van het dictum ten nadele van [appellant 1] c.s.. Om dat te bereiken hadden [geïntimeerde 1] c.s. zelfstandig principaal appel of incidenteel appel moeten instellen en grieven tegen het vonnis moeten richten. Dat hebben zij niet gedaan, zodat de discussie of een steiger van twaalf meter of korter onrechtmatig zou zijn, door het hof strikt genomen niet behoeft te worden beantwoord. Immers: door de voorzieningenrechter is uitsluitend een steiger van 20 meter verboden en de vordering van [geïntimeerde 1] c.s. heeft geen betrekking op een verbod op de aanleg van een steiger van twaalf meter of korter. Omdat beide partijen kennelijk in dit hoger beroep de vraag aan de orde hebben willen stellen of een steiger van twaalf meter is toegestaan, zal het hof daarop niettemin ingaan.
- veroordeelt [geïntimeerde 1] c.s. hoofdelijk in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [appellant 1] c.s. tot op heden begroot op € 760,- aan griffierecht, € 100,89 aan explootkosten en € 3.342,- aan salaris advocaat en bepaalt dat deze bedragen binnen veertien dagen na de dag van deze uitspraak moeten zijn voldaan, bij gebreke waarvan de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW verschuldigd is vanaf het einde van voormelde termijn tot aan de dag der algehele voldoening;
- wijst het meer of anders gevorderde af;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.