ECLI:NL:GHDHA:2021:2466

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
7 december 2021
Publicatiedatum
10 december 2021
Zaaknummer
2200516619
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldwitwassen van grote geldbedragen met een totaalbedrag van bijna € 500.000

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 7 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de rechtbank Den Haag. De verdachte was beschuldigd van schuldwitwassen van meerdere grote geldbedragen, met een totaalbedrag van bijna € 500.000. De verdachte fungeerde als belangrijke schakel in het wegsluizen en verhullen van de herkomst van deze gelden. Hij stelde zijn zakelijke bankrekeningen ter beschikking en was actief betrokken bij het doorsluizen van geldbedragen van onbekende herkomst naar andere bestemmingen. Het hof oordeelde dat de verdachte, gezien de omvang van de bedragen en de ongebruikelijke verzoeken, meer zorgvuldigheid had moeten betrachten. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. In hoger beroep werd deze straf aangepast naar 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk. Het hof bevestigde de rol van de verdachte als medepleger van het schuldwitwassen en verwierp de verweren van de verdediging. De verdachte had erkend dat hij meer onderzoek had moeten doen naar de herkomst van de gelden, maar had dit nagelaten. Het hof concludeerde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan het tenlastegelegde en dat er geen omstandigheden waren die zijn strafbaarheid uitsloten. De vordering van de benadeelde partij werd in hoger beroep niet behandeld, omdat deze niet-ontvankelijk was verklaard in eerste aanleg.

Uitspraak

Rolnummer: 22-005166-19
Parketnummers: 09-755028-18
Datum uitspraak: 7 december 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 31 oktober 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum] 1960,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met aftrek van voorarrest. Voorts is omtrent de vordering benadeelde partij beslist als vermeld in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 6 juni 2017 tot en met 20 juni 2018 te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of elders in Nederland en/of Spanje, tezamen en in vereniging, althans alleen, één of meermalen (telkens)
- van een of meer geldbedrag(en) (tot een bedrag van totaal EUR 298047,90 gestort op rekeningnummer [bankrekeningnummer1]), althans een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) is/zijn, en/of - een of meer geldbedrag(en) (tot een bedrag van totaal EUR 298047,90 gestort op rekeningnummer [bankrekeningnummer1]), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) - onmiddellijk of middellijk - van (al dan niet uit eigen) misdrijf afkomstig(e) geldbedrag(en) betrof(fen);
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 11 oktober 2017 tot en met 18 mei 2018 te Rotterdam en/of elders in Nederland en/of Belgie en/of Groot-Britannie, tezamen en in vereniging, althans alleen, één of meermalen (telkens)
- van een of meer geldbedrag(en) (tot een bedrag van totaal EUR 195914,52 gestort op rekeningnummer [bankrekeningnummer2]), althans een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) is/zijn, en/of - een of meer geldbedrag(en) (tot een bedrag van totaal EUR 195914,52 gestort op rekeningnummer [bankrekeningnummer2]), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden, dat het (een) - onmiddellijk of middellijk - van (al dan niet uit eigen) misdrijf afkomstig(e) geldbedrag(en) betrof(fen).
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 6 juni 2017 tot en met 20 juni 2018
te Rotterdam en/of 's-Gravenhage en/of eldersin Nederland en
/ofSpanje, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen,
althans alleen, één of meermalen (telkens
)
- van een of meer geldbedrag(en) (tot een bedrag van totaal EUR 298047,90 gestort op rekeningnummer [bankrekeningnummer1]), althans een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) is/zijn, en/of-
een of meergeldbedrag
(en
)(tot een bedrag van totaal EUR 298047,90 gestort op rekeningnummer [bankrekeningnummer1]),
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet
en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte
, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althansredelijkerwijs moest
(en)vermoeden, dat het
(een)- onmiddellijk of middellijk - van
(al dan niet uit eigen)misdrijf afkomstig
(e
)geldbedrag
(en
)betrof
(fen);
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 11 oktober 2017 tot en met 18 mei 2018
te Rotterdam en/of eldersin Nederland
en/of België en/of Groot-Britannie, tezamen en in vereniging
met een ander of anderen,
althans alleen, één of meermalen (telkens
)
- van een of meer geldbedrag(en) (tot een bedrag van totaal EUR 195914,52 gestort op rekeningnummer [bankrekeningnummer2]), althans een of meerdere geldbedrag(en), de werkelijke aard en/of herkomst en/of de vindplaats en/of de vervreemding en/of de verplaatsing heeft verborgen en/of heeft verhuld en/of verborgen wie de rechthebbende op dat/die geldbedrag(en) is/zijn, en/of-
een of meergeldbedrag
(en
)(tot een bedrag van totaal EUR 195914,52 gestort op rekeningnummer [bankrekeningnummer2]),
heeft verworven en/ofvoorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of omgezet
en/of daarvan gebruik gemaakt,
terwijl hij, verdachte
, en/of zijn mededader(s) (telkens) wist(en), althansredelijkerwijs moest
(en)vermoeden, dat het
(een)- onmiddellijk of middellijk - van
(al dan niet uit eigen)misdrijf afkomstig
(e
)geldbedrag
(en
)betrof
(fen).
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Gevoerde verweren
Medeplegen
De raadsman heeft overeenkomstig de door hem overgelegde pleitnota aangevoerd dat gelet op de rol van de verdachte geen sprake is van medeplegen en dat de verdachte daarom dient te worden vrijgesproken van het aan hem tenlastegelegde.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De vraag of een bewezen bijdrage aan een misdrijf van voldoende gewicht is om als medeplegen te worden gekwalificeerd, hangt af van de vaststellingen in het concrete geval. Daarbij kan ook de aard van het delict een rol spelen. In de onderhavige zaak heeft de verdachte als belangrijke schakel gefungeerd in de keten van het wegsluizen en het verhullen van de herkomst van gelden. Hij heeft zijn zakelijke bankrekeningen ter beschikking gesteld en is actief opgetreden om geldbedragen van onbekende herkomst door te sluizen naar een andere bestemming. Zijn bankrekeningen fungeerden als tussenstation tussen enerzijds de bankrekening van de benadeelde en anderzijds degene die uiteindelijk het geld in handen kreeg (vgl. ECLI:NL:PHR:2017:1347).
Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat de bijdrage van de verdachte als voldoende gewichtig is te beschouwen en kan de verdachte als medepleger van beide feiten worden aangemerkt. Het hof verwerpt derhalve het verweer.
Schuldwitwassen
De raadsman heeft voorts overeenkomstig zijn pleitnota aangevoerd dat het tenlastegelegde niet kan worden bewezen omdat – zakelijk weergegeven – de verdachte niet op de hoogte was dan wel redelijkerwijze moest vermoeden dat de geldbedragen van misdrijf afkomstig waren.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
De verdachte heeft verklaard dat aan hem is gevraagd zijn zakelijke bankrekening ter beschikking te stellen voor de storting van geldbedragen en deze vervolgens contant op te nemen dan wel over te boeken naar andere bankrekeningen. De verdachte heeft voorts verklaard dat dit bij nader inzien een ongebruikelijk verzoek was. Over het geldbedrag, tenlastegelegd onder feit 2 heeft de verdachte verklaard dat aan hem door hetzelfde zakelijke contact is gevraagd dit bedrag na ontvangst op zijn zakelijke rekening in delen direct door te boeken naar andere (qua tenaamstelling verschillende) bankrekeningen of contant op te nemen en vervolgens af te geven. De bedragen die op de bankrekening van de verdachte werden gestort, betroffen grote bedragen afkomstig van verschillende bedrijven.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat hij wel heeft gevraagd of het geld van fraude afkomstig was en dat hij dacht dat het iets met belastingen te maken had, maar dat hij niet doorvroeg bij zijn zakelijke contact, omdat daar geen aanleiding toe was en omdat hij er goed aan verdiende. Ook heeft hij zelf erkend dat hij meer onderzoek had moeten doen naar de herkomst van de gelden.
Het hof overweegt omtrent de herkomst van de geldbedragen waarvan geen sprake is van een rechtstreeks verband met een bepaald misdrijf, gelet op de gelijksoortige omstandigheden waaronder de verdachte die bedragen voorhanden heeft gekregen en hetgeen hij daar vervolgens op verzoek van zijn opdrachtgever mee heeft gedaan, het vermoeden gerechtvaardigd dat ook deze geldbedragen uit enig misdrijf afkomstig zijn. Nu er onvoldoende tegenwicht is geboden tegen dat vermoeden was en is er dan ook geen aanleiding tot een nader onderzoek door het openbaar ministerie en is er geen andere conclusie mogelijk dan dat het niet anders kan zijn dan dat ook deze geldbedragen onmiddellijk of middellijk uit enig misdrijf afkomstig zijn.
Gelet op de grootte van de geldbedragen, het ongebruikelijke karakter van het verzoek en de aard van de handelingen die de verdachte vervolgens moest verrichten (waaronder het contant opnemen van een substantieel deel van de bedragen), had de verdachte meer zorgvuldigheid dienen te betrachten ten aanzien van alle ontvangen geldbedragen en daar nader onderzoek naar moeten verrichten alvorens die op zijn rekening te laten storten en die vervolgens op te nemen dan wel over te boeken op andere bankrekeningen. Door zulks na te laten en deze bedragen te laten overmaken op zijn zakelijke bankrekeningen en vervolgens vrijwel direct door te sluizen naar andere rekeningen dan wel contant op te nemen en dat geld af te geven heeft hij zich wel degelijk schuldig gemaakt aan het tenlastegelegde schuldwitwassen.
Gelet op het voorgaande verwerpt het hof ook dit verweer.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van schuldwitwassen, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan schuldwitwassen van meerdere grote geldbedragen. Overeenkomstig de rechtbank neemt het hof in aanmerking dat de verdachte niet de initiator is geweest van het witwassen of de daaraan ten grondslag liggende delicten, maar dat hij wel een rol van cruciale betekenis heeft gespeeld bij het witwassen. Hij heeft immers zijn zakelijke bankrekeningen ter beschikking gesteld en heeft de bedragen vervolgens contant opgenomen of doorgeboekt, waardoor dit soort constructies mogelijk worden gemaakt en van misdrijf afkomstige gelden (al dan niet grotendeels) aan het zicht van justitie en de rechthebbenden worden onttrokken.
Het hof neemt voorts in aanmerking de grote omvang van de bedragen, de omstandigheid dat de verdachte meerdere malen gedurende een langere periode zijn bankrekeningen ter beschikking heeft gesteld en ook actief betrokken is geweest bij het witwassen, alsmede de door het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht vastgelegde oriëntatiepunten voor straftoemeting met betrekking tot fraudezaken.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 9 november 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder enkel is veroordeeld voor het plegen van andersoortige strafbare feiten. Het hof zal deze veroordelingen dan ook niet ten nadele van de verdachte laten meewegen.
Gelet op de ernst van de feiten en in het bijzonder de hoogte van de door de verdachte witgewassen geldbedragen kan naar het oordeel van het hof niet worden volstaan met het opleggen van een – zoals door de raadsman is bepleit - geheel voorwaardelijke gevangenisstraf. Wel zal het hof gelet op hetgeen is gebleken over de persoon en persoonlijke omstandigheden van de verdachte, alsmede gelet op het tijdsverloop sinds de bewezenverklaarde feiten volstaan met het opleggen van een gevangenisstraf die voor wat betreft het onvoorwaardelijk deel aanmerkelijk korter is dan de door de rechtbank opgelegde en door de advocaat-generaal gevorderde gevangenisstraf.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [bedrijf]
In het onderhavige strafproces heeft [bedrijf] zich in eerste aanleg als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 2 tenlastegelegde tot een bedrag van € 193.095,82.
Nu de benadeelde partij in eerste aanleg niet-ontvankelijk is verklaard in de vordering tot schadevergoeding en niet is gebleken dat de vordering in hoger beroep wordt gehandhaafd, is deze vordering in hoger beroep niet aan de orde.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57, 63 en 420quater van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
12 (twaalf) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
6 (zes) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. W.J. van Boven,
mr. B.P. de Boer en mr. K. Versteeg, in bijzijn van de griffier mr. M.M. Dijk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 7 december 2021.