Uitspraak
opzettelijk gebruik maken van een vals geschrift, als bedoeld in artikel 225, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht, als ware het echt en onvervalst, meermalen gepleegd,
€ 124.307,39 en aan de betrokkene de verplichting op te leggen tot betaling aan de Staat van dat bedrag.
€ 100.576,61 en dat aan de betrokkene de verplichting zal worden opgelegd tot betaling aan de Staat van dat bedrag. Subsidiair heeft de advocaat-generaal gevorderd dat – indien overeenkomstig het standpunt van de verdediging ten aanzien van de periode november 2014 tot juni 2017 wordt uitgegaan van een lager bedrag aan ontvangen huurinkomsten – het wederrechtelijk verkregen voordeel, evenals de betalingsverplichting aan de Staat, moet worden vastgesteld op een bedrag van € 51.910,-.
Een en ander brengt met zich dat de huurinkomsten die de betrokkene heeft ontvangen met de latere verhuur van deze frauduleus aangekochte panden als wederrechtelijk verkregen voordeel zijn aan te merken. Er is met die huurinkomsten immers sprake van vermogensvermeerdering aan de zijde van de betrokkene.
[adres 2]Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat de betrokkene, wat betreft de periode februari 2014 tot november 2014, een bedrag van
€ 20.520,89 aan huuropbrengsten heeft genoten. [3] De huuropbrengsten voor de periode november 2014 tot juni 2017 bedroegen € 61.210,-. [4] In totaal gaat het hof ten aanzien van dit pand uit van een bedrag van € 81.730,89 aan ontvangen huurpenningen.
[adres 1]Het hof acht voldoende aannemelijk geworden dat de betrokkene in de periode februari 2014 tot november 2014 een bedrag aan € 22.830,- aan huuropbrengsten heeft ontvangen. [5] De opbrengsten voor de periode november 2014 tot juni 2017 bedroegen € 63.755,-. [6] Het hof gaat ten aanzien van dit pand uit van een in totaal € 86.585,- aan ontvangen huurpenningen.
De verdediging heeft zich bij pleidooi op het standpunt gesteld dat de huurinkomsten uit de twee woningen van de betrokkene in de periode van november 2014 tot juni 2017, niet volledig als wederrechtelijk verkregen voordeel kunnen worden aangemerkt. Vanwege het conservatoire beslag dat op de huurpenningen rust(te), is een deel van deze huurpenningen rechtstreeks aan de Nederlandse staat betaald, aldus de verdediging. Het in het kader van deze ontnemingsprocedure terugvorderen van huurpenningen die de betrokkene nooit heeft ontvangen, is in strijd is met de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 36e Sr. De betrokkene wordt daarmee namelijk in een slechtere positie gebracht dan voor de veronderstelde onrechtmatige gedraging, aldus de verdediging.
Het hof verwerpt hiermee het gevoerde verweer.
€ 16.397,76 betaald. [8] [adres 1]In de periode februari tot november 2014 heeft de betrokkene aan rente-, energie en waterkosten een bedrag van € 9.797,58 betaald. [9] Door de betrokkene is verder in de periode november 2014 tot juni 2017 een bedrag van € 16.414,71 aan rentekosten betaald. [10] Gecombineerde energie- en waterkostenIn de periode november 2014 tot juni 2017 is ten aanzien van de beide woningen door de betrokkene in totaal een bedrag van € 10.796,02 aan energie- en waterkosten betaald. [11]
Het hof gaat hierbij uit van de navolgende, door de verdediging gestelde, in mindering te brengen bedragen:
- in 2013: € 134,42
€ 86.585,-
€ 16.397,76
€ 16.414,71
€ 105.179,28.
- € 105.179,28
€ 100.576,61.
100.576,61 (honderdduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en eenenzestig cent).
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 100.576,61 (honderdduizend vijfhonderdzesenzeventig euro en eenenzestig cent).
1080 dagen.