Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 7 december 2021 (bij vervroeging)
[appellant] ,
[geïntimeerde] ,
Het verloop van de procedure in hoger beroep
- de appeldagvaarding van 22 februari 2021, waarin de man vijf grieven heeft aangevoerd en een incidentele vordering heeft ingesteld tegen het tussenvonnis van 18 december 2020 en het eindvonnis van 11 februari 2021, beide van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag (hierna: de bestreden vonnissen), waarbij de man producties heeft overgelegd, met inbegrip van het procesdossier in eerste aanleg;
- de memorie van antwoord van de vrouw, waarbij de vrouw incidenteel appel heeft ingesteld en een productie heeft overgelegd. In het incidenteel appel heeft de vrouw twee grieven aangevoerd;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel van de man.
- de man veroordeeld om binnen een maand na de betekening van dit vonnis, ter uitvoering van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 15 juli 2020, verbeterd bij vonnis van 9 september 2020, zijn medewerking te verlenen aan het verlijden van een daartoe strekkende akte van levering van de woning aan de vrouw;
- bepaald dat, indien de man die medewerking niet verleent, aan de vrouw vervangende toestemming wordt verleend om zonder de medewerking van de man de levering van de woning te bewerkstelligen, onder de bepaling dat dit vonnis op grond van artikel 3:300 Burgerlijk Wetboek (BW) dezelfde kracht heeft als een in wettige vorm opgemaakte akte van de rechtshandeling waartoe de man gehouden is dan wel het vonnis in de plaats treedt van de akte of een deel daarvan zodat de notaris zonder toestemming en medewerking van de man tot levering van de woning aan de vrouw kan overgaan;
- de man veroordeeld om binnen een maand na betekening van het vonnis de woning te ontruimen en niet verder te betreden, anders dan met toestemming van de vrouw;
- het vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad verklaard;
- de proceskosten tussen partijen gecompenseerd;
- het meer of anders gevorderde afgewezen.
- de tenuitvoerlegging van het vonnis van 15 juli 2020, verbeterd bij vonnis van 9 september 2020, alsnog zal schorsen tot dat in het hoger beroep in de hoofdzaak arrest zal zijn gewezen;
- de vrouw zal veroordelen tot het betalen van een dwangsom aan de man van € 1.000,- per keer dat zij een handeling verricht tot tenuitvoerlegging van de hiervoor genoemde vonnissen;
- de vrouw zal veroordelen in de kosten van het geding in reconventie;
- de vorderingen van de vrouw in conventie alsnog zal afwijzen en de vrouw zal veroordelen in de proceskosten in conventie, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.
- de man zal worden veroordeeld tot betaling van € 30,43 per dag dat de man sinds 12 november 2020 in gebreke is geweest met de nakoming van het vonnis van 15 juli 2020 tot 17 maart 2021, de dag van verdeling van de woning ten overstaan van de notaris, althans het nog nader door de vrouw aan te geven bedrag dat de bank de vrouw over deze periode daadwerkelijk wegens bereidstellingsprovisie in rekening heeft gebracht;
- de man zal worden veroordeeld in de kosten van de procedure in beide instanties alsmede de kosten van het incident.