ECLI:NL:GHDHA:2021:2426

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
24 november 2021
Publicatiedatum
7 december 2021
Zaaknummer
200.267.512/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake gezag en zorgregeling na echtscheiding met ouderschapsonderzoek

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 24 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de gezags- en zorgregeling van de minderjarige kinderen van partijen, na een langdurige echtscheidingsprocedure. De vader, verzoeker in hoger beroep, was het niet eens met de beslissing van de rechtbank die de moeder het eenhoofdig gezag over de kinderen had toegewezen. Het hof heeft in eerdere tussenbeschikkingen een ouderschapsonderzoek gelast, omdat de ernstige echtscheidingsstrijd tussen de ouders de ontwikkeling van de kinderen niet ten goede kwam. De deskundigen concludeerden dat de ouders niet in staat waren om constructief met elkaar te overleggen, maar dat er geen onaanvaardbaar risico was dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de ouders weer met gezamenlijk gezag belast, omdat de ouders in grote lijnen overeenstemden over de gezagsbeslissingen die nog genomen moesten worden. De zorgregeling die door de rechtbank was vastgesteld, waarbij de kinderen eens per twee weken op zondag bij de vader waren, werd bekrachtigd, omdat de kinderen zelf geen uitbreiding van het contact met de vader wilden. Het hof benadrukte het belang van rust en duidelijkheid voor de kinderen en wees de verzoeken van de vader om een uitgebreidere zorgregeling af. De proceskosten in hoger beroep werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.267.512/01
rekestnummer rechtbank : FA RK 18-5841
zaaknummer rechtbank : C/09/558099
beschikking van de meervoudige kamer van 24 november 2021
inzake
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
hierna te noemen: de vader,
advocaat: mr. N.P.J.M. Kreté-Marres te Den Haag
tegen
[geïntimeerde] ,
wonende te [woonplaats] ,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat: mr. C.G.A. van Stratum te Rotterdam.
Als informanten zijn aangemerkt:
- [deskundige 1] ,
gevestigd te [plaats] ;
- [deskundige 2] ,
gevestigd te [plaats] ;
hierna gezamenlijk te noemen: de deskundigen.
In zijn adviserende en/of toetsende taak is in de procedure gekend:
de raad voor de kinderbescherming, regio Haaglanden,
locatie: Den Haag,
hierna te noemen: de raad.

1.Het procesverloop in hoger beroep

1.1
Het hof verwijst voor het verloop van het geding in hoger beroep naar zijn tussenbeschikkingen van 26 augustus 2020 en 14 oktober 2020, waarvan de inhoud hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd.
1.2
In zijn tussenbeschikking van 26 augustus 2020 heeft het hof overwogen dat de ernstige echtscheidingsstrijd tussen de ouders de ontwikkeling van de kinderen niet ten goede komt. Omdat de ouders niet in staat zijn gebleken om deze strijd zelfstandig op te lossen, heeft het hof kenbaar gemaakt zowel ten aanzien van het gezag als ten aanzien van de zorgregeling een ouderschapsonderzoek te gelasten. Het hof heeft partijen vervolgens in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de te benoemen deskundigen en de te stellen vragen. In de daarop volgende tussenbeschikking van 14 oktober 2020 heeft het hof de deskundigen benoemd, de door de deskundigen te beantwoorden vragen vastgesteld en de deskundigen verzocht schriftelijk te rapporteren en te adviseren over de gestelde vragen.
1.3
Op 14 juni 2021 heeft het hof het rapport van de deskundigen van 10 juni 2021 ontvangen.
1.4
Het hof heeft van beide partijen een schriftelijke reactie ontvangen op dit rapport. Van de vader op 1 oktober 2021 middels een journaalbericht met bijlage van 30 september 2021. Van de moeder op 4 oktober 2021 middels een journaalbericht met bijlagen van diezelfde datum.
1.5
Bij voormeld journaalbericht van 30 september 2021 heeft de vader tevens zijn verzoeken gewijzigd. De vader verzoekt het hof nu, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen voor wat betreft de beslissing ten aanzien van het gezag en de zorg- en contactregeling en te bepalen dat:
  • partijen gezamenlijk belast blijven dan wel gezamenlijk te belasten met het ouderlijk gezag;
  • primair: [minderjarige 3] en [minderjarig 2] eenmaal per veertien dagen bij de man zijn van maandagochtend 09.00 uur tot maandagochtend 09.00 uur (het hof begrijpt: de daarop volgende week) alsmede de helft van de vakanties en feestdagen waarbij de vader de kinderen op vrijdag, als het een schooldag is, bij school ophaalt en, als het geen schooldag is, op de eerste dag van de vakantie dan wel feestdag bij de moeder ophaalt en dat de moeder de kinderen op maandagochtend, als er school is, bij de vader ophaalt en, als het vakantie dan wel een feestdag is, de kinderen op de laatste vakantiedag en/of feestdag bij de vader ophaalt;
  • subsidiair: [minderjarige 3] en [minderjarig 2] op de volgende dagen bij de vader verblijven:
o eenmaal per veertien dagen van vrijdagmiddag uit school tot maandagochtend naar school;
o jaarlijks één week tijdens de april schoolvakantie van zaterdag 10.00 uur tot zondag 21.00 uur in de daaropvolgende week;
o jaarlijks tijdens de zomervakantie de derde week van juli tien dagen aaneengesloten van vrijdagochtend 09.00 uur tot de daaropvolgende zondag 21.00 uur;
o jaarlijks tijdens de herfstvakantie van woensdag 12.00 uur tot zondag 21.00 uur;
o in de oneven jaren de eerste week van de kerstvakantie inclusief de kerstdagen en in de even jaren de tweede week van de kerstvakantie inclusief oud en nieuw.
en te bepalen dat ter effectuering van deze zorg- en contactregeling de vader de kinderen als het een schooldag is bij de school ophaalt en als het geen schooldag is op de eerste dag van de vakantie bij de moeder ophaalt en de moeder de kinderen op maandagochtend als er school is bij de vader ophaalt en als het vakantie is op de laatste vakantiedag bij de vader ophaalt, dan wel een zodanig ruimere zorg- en contactregeling dan één zondag per veertien dagen welke de rechtbank heeft bepaald vast te stellen als het hof in goede justitie vermeent te behoren te bepalen;
  • primair en subsidiair: de subsidiair verzochte zorg- en contactregeling tussen de vader en de kinderen alleen kan worden gewijzigd nadat overeenstemming is bereikt tussen de vader en de kinderen en de door de kinderen te benoemen vertrouwenspersoon, niet zijnde de moeder dan wel haar advocaat, dat een wijziging van de door het hof bepaalde zorg- en contactregeling in het belang van de kinderen is;
  • [deskundige 1] wordt benoemd als deskundige voor de kinderen dan wel partijen en te bepalen dat de kosten van de deskundige door de vader voor een derde dienen te worden voldaan en door de moeder voor twee derde;
  • de moeder te veroordelen in de proceskosten;
kosten rechtens.
1.6
De voorzitter heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling met [minderjarige 3] en [minderjarig 2] gesproken.
1.7
De mondelinge behandeling is op 14 oktober 2021 voortgezet. Verschenen zijn:
  • de vader, bijgestaan door zijn advocaat;
  • de moeder, bijgestaan door haar advocaat en mevrouw I.G.S. Ringelé, tolk in de Engelse taal;
  • de deskundigen;
De raad is, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen, niet verschenen.

2.Verdere beoordeling van het hoger beroep

Inleiding
2.1
In geschil zijn het gezag over de minderjarige kinderen van partijen [minderjarig 2] en [minderjarige 3] en de zorg- dan wel omgangsregeling tussen de vader en [minderjarig 2] en [minderjarige 3] (hierna te noemen: de kinderen). De rechtbank heeft bepaald dat de moeder voortaan alleen het gezag heeft over de kinderen en dat de kinderen eens per twee weken op zondag van 12.00 uur tot 20.00 uur bij de vader zijn. De vader is het niet eens met deze beslissingen en verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en te beslissen overeenkomstig zijn (gewijzigde) verzoeken. De moeder is het wel eens met de beslissingen van de rechtbank en verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
2.2
Oorspronkelijk zag deze zaak ook op de dochter van partijen, [minderjarige 1] . Omdat [minderjarige 1] inmiddels meerderjarig is geworden, heeft de vader zijn verzoek(en) met betrekking tot haar bij voormeld journaalbericht van 30 september 2021 ingetrokken. Daarnaast heeft de vader zijn verzoek tot het doen van een onderzoek door de raad en zijn verzoek tot nadere begeleiding door het Lorentzhuis ingetrokken. Deze intrekkingen hebben tot gevolg dat het hof niet meer toekomt aan een beoordeling van deze verzoeken.
2.3
Uit het deskundigenrapport blijkt in zijn algemeenheid dat de relatie tussen de ouders nog altijd zeer slecht is. Hier is geen enkele verbetering in gekomen. Een echt gesprek tussen de ouders is niet mogelijk, met name omdat beide ouders de oorzaak van de ontstane problemen bij de andere ouder leggen. Zij zijn niet in staat om (objectief) naar hun eigen aandeel te kijken, kunnen geen begrip opbrengen voor de visie van de andere ouder en diskwalificeren elkaar als ouders. De kinderen lijken het opgegeven te hebben dat de relatie tussen de ouders ooit nog zal verbeteren.
2.4
Het hof zal hieronder het gezag en de zorg- dan wel omgangsregeling apart van elkaar bespreken. Hiertoe zal het hof eerst het juridisch kader schetsen. Vervolgens zal het hof de standpunten van de beide ouders en de visie van de deskundigen uiteenzetten. Hierna zal het hof zijn oordeel over de zaak geven en een beslissing nemen.
Het gezag
Juridisch kader
2.5
Artikel 1:251 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) bepaalt dat de ouders gedurende hun huwelijk het gezag over hun kinderen gezamenlijk uitoefenen. Lid 2 van hetzelfde artikel bepaalt vervolgens dat de ouders ook na ontbinding van hun huwelijk door echtscheiding het gezag over hun kinderen gezamenlijk blijven uitoefenen. Dit is het wettelijke uitgangspunt.
2.6
Artikel 1:251a lid 1 BW bevat een uitzondering op deze hoofdregel. Op grond van dit artikel kan de rechter op verzoek van de ouders of één van hen bepalen dat het gezag over de kinderen voortaan aan één van de ouders toekomt indien:
er een onaanvaardbaar risico is dat de kinderen klem of verloren zouden raken tussen de ouders en niet te verwachten valt dat hierin binnen afzienbare tijd voldoende verbetering in zou komen, of;
wijziging van het gezag anderszins in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
Standpunten
2.7
Volgens de vader wordt niet voldaan aan het wettelijke criterium voor toewijzing van het eenhoofdig gezag aan de moeder. Het gezamenlijk gezag dient dan ook hersteld te worden zodat er weer (een vorm van) gelijkwaardig ouderschap ontstaat. De vader heeft altijd in het belang van de kinderen gehandeld. Er is geen sprake van aantoonbaar wangedrag van de vader. Communicatieproblemen tussen de ouders en/of het niet instemmen met een verhuizing van de kinderen kunnen geen gronden zijn voor toewijzing van eenhoofdig gezag.
2.8
De moeder is van mening dat het deskundigenrapport onvoldoende ingaat op de aspecten die van belang zijn voor de beslissing omtrent het gezag. Volgens de moeder hebben de deskundigen niet vanuit hun expertise naar de zaak gekeken. Een aanvullend onderzoek door de raad of andere deskundige is wellicht noodzakelijk. De moeder blijft daarnaast bij haar standpunt dat partijen niet in staat zijn om op constructieve wijze met elkaar te overleggen over de kinderen en dat de vader zijn gezag wil gebruiken als machtsmiddel. Er is niets veranderd sinds de bestreden beschikking, er zijn nog steeds zorgen. De vader is geenszins bereid om naar zijn eigen aandeel te kijken en is niet in staat om aan te sluiten bij de belevingswereld van de kinderen.
2.9
De deskundigen hebben in hun rapport geconcludeerd dat het (extreme) dwang- en terugtrekgedrag van de ouders een contra-indicatie zou kunnen zijn voor gezamenlijk gezag als de ouders verschillend denken over zaken waarin een gezamenlijke beslissing moet worden genomen. Dit lijkt echter niet het geval te zijn. Er zijn, gelet op de leeftijd van de kinderen, nog maar weinig gezagsbeslissingen te nemen en over de beslissingen die genomen moeten worden, zoals de keuze voor een vervolgopleiding van de kinderen en medische aangelegenheden, zijn de ouders het met elkaar eens, aldus de deskundigen.
Inhoudelijke beoordeling
2.1
Het hof zal allereerst ingaan op het standpunt van de moeder dat het deskundigenrapport niet aan de opdracht van het hof voldoet en dat aanvullend onderzoek (wellicht) nodig is. Het hof volgt de moeder niet in dit standpunt. Naar het oordeel van het hof blijkt de insteek van het ouderschapsonderzoek duidelijk uit de tussenbeschikkingen van het hof en het rapport van de deskundigen. In zijn tussenbeschikkingen heeft het hof in rechtsoverwegingen 5.10 (tussenbeschikking van 26 augustus 2020) en 2.6 (tussenbeschikking van 14 oktober 2020) duidelijk benoemd wat het hof van de deskundigen verwacht: het voeren van gesprekken met de ouders en het proberen te bewerkstelligen dat de ouders weer op constructieve wijze met elkaar kunnen overleggen. Ook het deskundigenrapport is duidelijk over de insteek van het onderzoek. In paragraaf 6.1 van het rapport wordt expliciet benoemd dat het onderzoek geen psychologisch onderzoek noch mediation is, maar een werkwijze waarbij de deskundigen het communicatieproces tussen de ouders observeren en begeleiden. Deze bedoeling is de ouders voor de start van het traject uitgelegd. Na vragen van de moeder hieromtrent hebben de deskundigen de moeder de insteek van het traject, blijkens pagina 17 van het deskundigenrapport, nogmaals uitgelegd. Gelet op het voorgaande moet de moeder bekend zijn geweest met de insteek en bedoeling van het ouderschapsonderzoek. Het is de moeder geweest die het hof heeft verzocht om een deskundige met een achtergrond in de psychologie en/of pedagogiek te benoemen. Het hof heeft gehoor gegeven aan dit verzoek maar het hof heeft hiermee nooit de bedoeling gehad dat de deskundige vanuit die expertise naar de zaak moest kijken. Dit blijkt ook niet uit de tussenbeschikkingen. Naar het oordeel van het hof voldoet het deskundigenrapport dus wel degelijk aan de opdracht van het hof. Het hof acht zich op basis van dit rapport voldoende voorgelicht om een verantwoorde beslissing te kunnen nemen over het gezag en ziet geen aanleiding om een aanvullend (raads)onderzoek te gelasten.
2.11
Naar het oordeel van het hof heeft de rechtbank het verzoek van de moeder om haar te belasten met het eenhoofdig gezag over de kinderen ten onrechte toegewezen. Het hof zal deze beslissing van de rechtbank dan ook vernietigen. Hieronder zal het hof uitleggen hoe en waarom het tot deze beslissing is gekomen.
2.12
De rechtbank heeft geoordeeld dat de kinderen langdurig en ernstig klem zitten tussen de ouders. Het hof is van oordeel dat hier geen sprake van is. Zoals reeds benoemd hebben de deskundigen (ter zitting) verklaard dat de ouders het inhoudelijk – zo goed als – met elkaar eens zijn over de gezagsbeslissingen die nu nog genomen moeten worden. De advocaat van de moeder heeft dit ter zitting ook bevestigd. Daarnaast zijn er, gelet op de leeftijd van de kinderen, weinig grote gezagsbeslissingen meer voorstelbaar. De urgente kwesties die speelden ten tijde van de procedure bij de rechtbank, te weten de vervangende toestemming voor verhuizing naar [plaats] en de inschrijving van de kinderen op de internationale school in [plaats] , doen zich niet meer voor. Andere voorzienbaar dringende kwesties doen zich op dit moment of binnenkort niet voor. Hier komt nog bij dat de advocaat van de moeder ter zitting heeft verklaard dat het verkrijgen van een handtekening van de vader met name problemen opleverde met betrekking tot [minderjarige 1] . Deze zaak ziet echter niet meer op [minderjarige 1] omdat zij inmiddels meerderjarig is. De handtekeningenkwestie met betrekking tot [minderjarige 1] kan dan ook geen grond zijn voor toewijzing van het eenhoofdig gezag over de andere kinderen van partijen.
2.13
Het hof is verder niet gebleken dat, zoals door de moeder is gesteld, partijen ook steeds in conflict met elkaar raken over verschillende kleine gezagsbeslissingen. De moeder heeft haar standpunt op dit punt volgens het hof onvoldoende onderbouwd. Zij heeft wel verschillende voorbeelden gegeven over conflicten tussen de ouders, bijvoorbeeld met betrekking tot de quarantaine van de vader en de gebroken knie van [minderjarig 2] , maar deze conflicten zien niet op gezagsbeslissingen en kunnen daarom niet bijdragen aan toewijzing van het eenhoofdig gezag aan de moeder. Het hof ziet in het voorgaande juist een reden om de gezagsbeslissing van de rechtbank terug te draaien. Uit het feit dat de ouders nog steeds regelmatig (stevige) conflicten met elkaar hebben, leidt het hof af dat de toewijzing van het eenhoofdig gezag aan de moeder geen einde heeft gemaakt aan de door de rechtbank benoemde machtsstrijd tussen de ouders. De situatie is sinds de bestreden beschikking geenszins veranderd, hetgeen de moeder ook heeft beaamd.
2.14
Het hof ziet in dat de communicatie tussen de ouders slecht is. Ook hierin is sinds de bestreden beschikking geen verandering gekomen. De deskundigen hebben in hun rapport opgemerkt dat de ouders niet in staat zijn op constructieve wijze met elkaar te overleggen over de kinderen en dat weinig tot geen overleg tussen de ouders alle partijen dient. De deskundigen hebben hier echter niet, ook niet ter zitting, de conclusie aan verbonden dat gezamenlijk gezag hierdoor geenszins mogelijk is. Het hof is niet gebleken dat de communicatieproblemen tussen de ouders dusdanig ernstig zijn dat er een onaanvaardbaar risico bestaat de kinderen klem of verloren raken tussen de ouders. Dit blijkt ook niet uit het rapport van de deskundigen. Uit hetgeen de (advocaat van de) moeder ter zitting heeft verklaard blijkt juist dat het op dit moment goed gaat met de kinderen. De stelling van de moeder dat dit door het eenhoofdig gezag komt acht het hof, gelet op hetgeen het hof in rechtsoverweging 2.13 heeft overwogen, niet aannemelijk.
2.15
Tot slot merkt het hof op dat het door de deskundigen geadviseerde parallel ouderschap niet in de weg staat aan gezamenlijk gezag. De deskundigen hebben hierover ter zitting verklaard dat het parallel ouderschap met name ziet op het feit dat beide ouders naar eigen inzicht en op hun eigen manier invulling mogen geven aan hun ouderschap. Gelet op het voorgaande is het hof van oordeel dat toewijzing van het verzoek tot eenhoofdig gezag ook anderszins niet in het belang van de kinderen noodzakelijk is.
2.16
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking ten aanzien van het gezag vernietigen en beslissen zoals hierna is vermeld.
2.17
Nu het hof de vader (weer) mede met het gezag over de kinderen zal belasten, zal hierna over een zorgregeling worden gesproken.
De zorgregeling
Standpunten
2.18
De vader meent dat er geen contra-indicaties zijn voor het vaststellen van een uitgebreidere zorgregeling met de kinderen. Het is niet in het belang van de kinderen dat zij nauwelijks contact hebben met hun vader. Eén zondag per veertien dagen is te beperkt, contactherstel is hierdoor vrijwel onmogelijk. Door toedoen van de moeder heeft nog geen enkele uitbreiding van de regeling plaatsgevonden. De vader zou daarom graag zien dat een deskundige wordt benoemd die met de kinderen en de vader in gesprek kan gaan als zij zich niet prettig voelen bij de vastgestelde zorgregeling.
2.19
De moeder stelt dat zij het contact van de kinderen met de vader altijd gestimuleerd heeft en de zorgregeling altijd is nagekomen. Het zijn de kinderen die geen uitbreiding van het contact willen. Dit blijkt duidelijk uit het deskundigenrapport. Gelet op hun leeftijd is het belangrijk dat er rekening wordt gehouden met deze wens van de kinderen. Hier komt nog bij dat uitbreiding, gelet op het rommelige verloop van de regeling door toedoen van de vader, niet in het belang van de kinderen is. Het is belangrijk dat er rust en duidelijkheid komt voor de kinderen.
2.2
Volgens de deskundigen zijn er geen contra-indicaties voor contact tussen de vader en de kinderen. De kinderen moeten, gezien hun leeftijd, echter wel gehoord worden in hun wensen. Zij hebben duidelijk kenbaar gemaakt dat zij niet willen dat het contact met hun vader wordt uitgebreid. De meest passende regeling is dan ook een continuering van de huidige regeling.
Inhoudelijke beoordeling
2.21
Het hof zal de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling, overeenkomstig het advies van de deskundigen, bekrachtigen. Naar het oordeel van het hof is deze regeling het meest in het belang van de kinderen. De kinderen hebben op meerdere momenten (bij de rechtbank en tot twee keer toe bij het hof) en bij verschillende personen (zowel rechters als deskundigen) uitgesproken dat zij geen uitbreiding van het contact met de vader willen. Zij blijven volharden in deze wens. Het hof is niet gebleken dat deze wens is ingegeven door loyaliteit naar de moeder toe. Aan de andere kant blijft de vader volharden in zijn wens tot meer contact met de kinderen. Het hof is echter van oordeel dat de wens van de kinderen, gelet op hun leeftijd, zwaarder dient te wegen dan de wens van de vader. Het hof begrijpt dat de vader graag meer contact wil met de kinderen. De vader dient zich echter ook te realiseren dat de kinderen inmiddels een leeftijd hebben bereikt waarop zij niet meer gedwongen kunnen worden tot (meer) contact met de vader en dat het afdwingen van dit contact een negatief effect kan hebben op de kinderen en op de kwaliteit van hun contact met de vader.
2.22
Het hof voegt hier nog aan toe dat beide ouders ter zitting hebben verklaard dat de door de rechtbank vastgestelde zorgregeling inmiddels goed en volgens afspraak verloopt. Het hof verwacht dat een uitbreiding van de zorgregeling, gelet op de geschiedenis tussen partijen, waarschijnlijk weer voor veel onrust en onduidelijkheid zal zorgen. Dit is niet in het belang van de kinderen. Het is belangrijk dat er eindelijk rust, regelmaat en duidelijkheid komt, zowel voor de ouders als voor de kinderen. Er moet een einde komen aan de onderhavige procedure die al ruim drie jaar duurt. Het benoemen van een deskundige of vertrouwenspersoon die, zoals door de vader verzocht, kan bemiddelen tussen de vader en de kinderen op het moment dat zij zich niet prettig voelen bij de vastgestelde zorgregeling of deze willen wijzigen, acht het hof in het licht van het voorgaande niet wenselijk.
2.23
Gelet op het voorgaande zal het hof zowel het primaire verzoek als de subsidiaire verzoeken van de vader met betrekking tot de zorgregeling afwijzen.
2.24
Het hof zal de proceskosten in hoger beroep, gelet op de aard van de procedure, tussen partijen compenseren, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
2.25
Dit leidt tot de volgende beslissing.

3.De beslissing

Het hof:
vernietigt de bestreden beschikking ten aanzien van de beslissing omtrent het gezag en in zoverre opnieuw rechtdoende:
belast de ouders weer met het gezamenlijk gezag over:
- [naam minderjarige 2] , geboren op [geboortedatum] 2005 te [geboorteplaats] , België;
- [naam minderjarige 3] , geboren op [geboortedatum] 2007 te [geboorteplaats] , België;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Den Haag, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
bekrachtigt de bestreden beschikking, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, voor het overige;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Zonneveld, F. Ibili en A.R.J. Mulder, bijgestaan door mr. N. van Duijvenbode als griffier, en is op 24 november 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.