Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
[naam],
1.Het verloop van het geding
2.Inleiding
[nummer 1]. Deze overeenkomst is op 2 oktober 2007 geëindigd met een negatief resultaat van € 1.584,64.
[nummer 2]. Deze overeenkomst is op 21 juni 2004 geëindigd met een negatief resultaat van € 11.932,20.
[nummer 3]gesloten, en in 1997 een effectenleaseovereenkomst met nummer
[nummer 4]. Laatstgenoemde overeenkomsten zijn in 2001, respectievelijk 2002 geëindigd met een positief resultaat.
- iii) Eveneens bij brief van 5 oktober 2005 is Dexia gesommeerd om binnen twee weken alle door de echtgenoot van [appellante] betaalde bedragen inzake de Overeenkomsten terug te betalen.
- iv) Dexia heeft de vernietiging niet geaccepteerd.
- v) Dexia heeft op enig moment het restant van de restschuld ter zake van de overeenkomst met nummer [nummer 2] gecedeerd aan Värde.
- vi) De echtgenoot van [appellante] is in 2009 overleden.
3.Beoordeling
eerste griefaangevoerd dat de kantonrechter is vergeten de door [appellante] gevorderde verklaring voor recht ter zake van de overeenkomst met nummer [nummer 2] toe te wijzen, zoals hij in het tussenvonnis had aangekondigd. Nu vast staat dat deze overeenkomst rechtsgeldig door [appellante] is vernietigd, had de kantonrechter bovendien de desbetreffende terugbetalingsvordering moeten toewijzen, aldus [appellante] , in ieder geval voor zover het betalingen van de echtgenoot van [appellante] aan Dexia betreft.
aan Dexiaheeft betaald, toewijsbaar is.
tweede griefvan [appellante] ziet alleen op de aan Värde betaalde restschuld. [appellante] is het oneens met de beslissing van de kantonrechter dat er geen rechtsgrond bestaat om dit – als gevolg van de vernietiging van de overeenkomst onverschuldigd –
aan Värdebetaalde bedrag van Dexia te vorderen. [appellante] heeft bij memorie van grieven aangevoerd dat Dexia kan worden veroordeeld tot het vergoeden van dit bedrag als schade vanwege het schenden van de zorgplicht. Dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geacht wordt nooit te hebben bestaan, wil niet zeggen dat Dexia zich feitelijk nimmer onrechtmatig gedroeg (door haar zorgplichten te schenden), aldus [appellante] .
derde griefvan [appellante] ziet op effectenleaseovereenkomst met nummer [nummer 1] . [appellante] betoogt dat de kantonrechter ten onrechte heeft beslist dat [appellante] het vereiste tegenbewijs niet heeft geleverd. Zij voert aan dat zij pas na 13 maart 2000 bekend raakte met het bestaan van de overeenkomst, zodat de vernietigingsbevoegdheid op 13 maart 2003 (de datum waarop de verjaring als gevolg van het instellen van de Eega-leaseprocedure werd gestuit) nog niet was verjaard en zij de overeenkomst bij brief van 5 oktober 2005 rechtsgeldig kon vernietigen.
4.Beslissing
- verklaart voor recht dat [appellante] de Overeenkomsten (met de nummers [nummer 1] en [nummer 2] ) rechtsgeldig heeft vernietigd op grond van art. 1:88 en art. 1:89 BW;
- veroordeelt Dexia om aan [appellante] te voldoen al hetgeen aan Dexia is betaald onder deze overeenkomsten, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 oktober 2005;
- verklaart voor recht dat Dexia door het schenden van haar zorgplicht onrechtmatig heeft gehandeld jegens [naam] , zoals nader omschreven in rov. 3.8;