Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest in het incident van 30 november 2021 (bij vervroeging)
[appellant],wonend in [woonplaats],
eiser in het incident,
hierna te noemen: [appellant],
Stichting Vestia,
De zaak in het kort
De procedure
- het procesdossier bij de kantonrechter;
- het tussen partijen gewezen vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Den Haag
van 18 augustus 2021 (hierna het vonnis);
- de dagvaarding in hoger beroep van [appellant] van 27 september 2021, tevens incidentele
vordering op grond van primair artikel 223 Rv en subsidiair op grond van artikel 351
Rv (met producties);
- de incidentele conclusie van antwoord van Vestia.
De feiten, de vorderingen van Vestia bij de kantonrechter en de beslissing van de kantonrechter
- a) Vestia verhuurt sinds 25 oktober 2018 een driekamerwoning aan [adres] aan [appellant] (hierna: de woning of het gehuurde). De huurprijs was op 1 juli 2020 een bedrag van € 459,48 per maand.
- b) [appellant] heeft op 31 augustus 2019 een ernstig motorongeluk gehad. Hier heeft hij een gedeeltelijk verlamde rechterarm aan over gehouden. Hij is van 15 november 2019 tot 18 januari 2020 opgenomen geweest in een revalidatiecentrum. Daarna heeft hij (mantel) zorg van zijn broer gehad. De revalidatie is toen poliklinisch voortgezet. Er is nog geen medische eindtoestand bereikt.
- c) [appellant] heeft begin februari 2020 de woning aan een kennis ter beschikking gesteld. Hij heeft Vestia hierover niet ingelicht. Op 12 juli 2020 heeft de politie een hennepkwekerij in de woning ontmanteld. Er werden 184 nagenoeg volgroeide hennepplanten aangetroffen (in twee van de drie kamers). Ook was sprake van een illegaal aangelegde, brandgevaarlijke, stroomvoorziening.
- d) Vestia heeft op 16 juli 2020 aan [appellant] geschreven dat zij de huurovereenkomst wil beëindigen. [appellant] wil dat niet.
- e) De kantonrechter heeft bij het vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, op vordering van Vestia de huurovereenkomst ontbonden en de ontruiming van de woning gelast. Volgens de kantonrechter heeft [appellant] niet gehandeld zoals een goed huurder betaamt. De kantonrechter heeft daarbij mede gewezen op de levensgevaarlijke situatie die was ontstaan door de illegale elektriciteitsvoorziening en de brandgevaarlijke aankleding die in het gehuurde was aangebracht. Hierbij was het niet relevant of [appellant] op de hoogte was van de hennepkwekerij, omdat hij op grond van artikel 7:219 BW als huurder aansprakelijk is voor het tekortschieten van derden die zich met zijn goedvinden in de woning bevinden. De tekortkoming van [appellant] rechtvaardigt in beginsel de ontbinding van de huurovereenkomst, aldus nog steeds de kantonrechter.
- f) Vervolgens heeft de kantonrechter (op grond van de ‘tenzij-clausule’ van artikel 6:265 lid 1 BW) getoetst of de tekortkoming van [appellant], gezien de bijzondere aard of geringe betekenis, de ontbinding niet rechtvaardigt.
- g) Als belangen van Vestia heeft de kantonrechter genoemd, kort samengevat, het waken voor de leefbaarheid van de wijk, de negatieve uitstraling van een hennepkwekerij, de criminaliteit en daarmee samenhangende activiteiten, het zero tolerance beleid van Vestia en de substantiële preventieve werking daarvan.
- h) Vestia heeft [appellant] gesommeerd om uiterlijk 30 september 2021of 8 oktober 2021 de woning te ontruimen. Voor het hof is niet duidelijk of de woning inmiddels is ontruimd.
Het hoger beroep
in dit incidentdat het hof (op grond van artikel 223 Rv. dan wel op grond van artikel 351 Rv.) tijdens de behandeling van het hoger beroep de tenuitvoerlegging van het vonnis ongedaan maakt, dan wel schorst. [appellant] voert, samengevat, aan dat belangenafweging in zijn voordeel uitvalt. Hij is door het motorongeluk (deels) verlamd geraakt aan zijn rechter onderarm. Binnenkort zal hij weer meerdere keren geopereerd moeten worden. De data zijn nog niet bekend. Er zijn complicaties opgetreden. De plastisch chirurg laat eerst een CT-scan maken; daarna zal besloten worden of [appellant] weer geopereerd moet worden. Hij moet dus nog een aantal belangrijke operaties ondergaan. Daarna moet hij deelnemen aan een intensief revalidatieprogramma. Hij kampt ook met PTSS. Uit wanhoop wegens de dreigende operaties en dakloosheid heeft [appellant] zijn toevlucht genomen tot overmatig gebruik van drank en drugs. [appellant] wordt intensief begeleid door een psycholoog. Hij krijgt
‘hulp achter de voordeur’van de Gemeente Den Haag. [appellant] heeft stabiliteit nodig en wondverzorging op zijn adres. Zijn bijstandsuitkering zal worden stopgezet als hij het gehuurde moet verlaten. Hij dreigt letterlijk ‘in de goot’ te vallen. De kantonrechter heeft ten onrechte geoordeeld dat meer gewicht moet worden toegekend aan de belangen van Vestia.
Beoordeling van het incident
a. Uitgangspunt is dat een beslissing, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar dient te zijn. Afwijkingen van dit uitgangspunt kunnen gerechtvaardigd zijn. Daarbij valt te denken aan omstandigheden die meebrengen dat het belang van een partij bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van de andere partij bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan.
(i) Vestia mag in beginsel de ontruiming doorzetten, ook al is nog niet in hoger beroep beslist.
(ii) Dit kan anders zijn wanneer het belang van [appellant] bij behoud van de bestaande toestand zwaarder weegt dan dat van Vestia bij ontruiming.
(iii) Het hof moet uitgaan van de beslissingen in het vonnis en mag niet vooruitlopen op het hoger beroep. De kans van slagen van het hoger beroep moet dus buiten beschouwing blijven, tenzij er sprake is van een kennelijke misslag in het vonnis.
(iv) Als de kantonrechter gemotiveerd heeft beslist over de uitvoerbaarheid bij voorraad, dan spelen slechts nieuwe feiten een rol.
Toegepast op deze situatie
Conclusie in het incident
Beslissing
- wijst af de incidentele vordering van [appellant];
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het incident, aan de zijde van Vestia begroot op
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
- verwijst de zaak naar de rol van 11 januari 2022 voor memorie van antwoord in de hoofdzaak aan de zijde van Vestia.
A. Dupain en in het openbaar uitgesproken op 30 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.