In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling voor mishandeling. De verdachte was eerder door de politierechter in Rotterdam veroordeeld tot een geldboete van € 400,- of 8 dagen hechtenis. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling. Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld. De tenlastelegging betrof mishandeling van de aangever op 25 februari 2017 in Rotterdam.
Het hof heeft de verklaringen van de aangever en getuigen als betrouwbaar beoordeeld, ondanks de bezwaren van de verdediging. De verdediging stelde dat de verdachte handelde uit noodweer, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof oordeelde dat de verdachte niet in een noodweersituatie verkeerde en dat zijn handelen als aanvallend moest worden gekwalificeerd. De verdachte had de aangever zonder rechtmatige reden aangevallen, wat het hof als een vorm van eigenrichting beschouwde.
Daarnaast heeft het hof vastgesteld dat er sprake was van overschrijding van de redelijke termijn in de behandeling van de zaak, wat leidde tot een strafvermindering. Uiteindelijk heeft het hof de verdachte veroordeeld tot een geldboete van € 400,- en 8 dagen hechtenis, en de vordering van de benadeelde partij werd niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een eerlijke procesgang en de waarborgen van de verdachte.