Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest in kort geding van 23 november 2021 (bij vervroeging)
[appellant],verblijvende in de PI te […],
hierna te noemen: [appellant],
de Staat der Nederlanden (Ministerie van Justitie en Veiligheid),
De zaak in het kort
Het procesverloop
- het tussen partijen in kort geding gewezen vonnis van de voorzieningenrechter in de
rechtbank Den Haag van 15 juli 2021 (hierna het vonnis) en het procesdossier bij de
rechtbank;
- de spoedappeldagvaarding van 11 augustus 2021 met daarin opgenomen de grieven
(met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- De producties 17 en 18, ingediend namens [appellant] in verband met de hierna
genoemde zitting).
De feiten
- a) [appellant] heeft de Poolse nationaliteit. Hij is in Nederland bij (inmiddels onherroepelijk) arrest van het hof Den Haag van 13 december 2016 wegens geweldsdelicten veroordeeld tot een langdurige gevangenisstraf. Tevens is hem toen een schadevergoedingsmaatregel opgelegd van € 7.407,28, met rente vanaf 1995, bij niet betaling of verhaal te vervangen door 72 dagen hechtenis. Daarbij heft het uitzitten van de hechtenis de schadevergoedingsplicht niet op. [appellant] heeft niet voldaan aan het verzoek van het CJIB bij brief van 1 december 2017 om de opgelegde schadevergoeding met rente (toen in totaal een bedrag van € 20.351,10) voor het eind van het jaar te betalen. Naar aanleiding van deze brief heeft de toenmalige advocaat van [appellant] op 2 januari 2018 om een betalingsregeling van € 10- per maand verzocht, omdat [appellant] in (verdere) betalingsonmacht verkeerde en de komende jaren niet in staat was het hele bedrag te betalen. De Staat (het CJIB) heeft een betalingsregeling bij brief van 17 januari 2018 geweigerd. Hierna heeft het CJIB op 8 mei 2018 besloten tot executie van 72 dagen vervangende hechtenis, aansluitend aan de executie van de opgelegde gevangenisstraf.
- b) Op 13 september 2018 is [appellant] ongewenst vreemdeling verklaard. Dit besluit is, na bezwaar, beroep en hoger beroep, op 4 december 2020 definitief geworden.
- c) De advocaat-generaal heeft op 30 september 2019 (in verband met een te verwachten overdracht van de executie van de opgelegde gevangenisstraf naar Polen op grond van de WETS
- d) Polen heeft inmiddels ingestemd met overbrenging van [appellant] naar Polen voor de executie van het strafrestant. Een datum voor de feitelijke overbrenging naar Polen is nog niet bepaald.
- e) [appellant] heeft eind juli 2021 de opgelegde schadevergoedingsmaatregel, met rente opgelopen tot een bedrag van € 24.623,32, voldaan nadat zijn partner hem dat bedrag op 10 juni 2021 kon lenen.
- f) De Staat heeft geweigerd om in te gaan op het verzoek van [appellant] om de 72 dagen ondergane hechtenis (in enigerlei vorm) te verrekenen met het restant van de opgelegde gevangenisstraf.
- g) [appellant] heeft op 13 augustus 2021 gratie verzocht voor 72 dagen
De vordering van [appellant] en de beslissing van de voorzieningenrechter
(I) de Staat te gebieden om de 72 dagen vervangende hechtenis in mindering te brengen op dan wel te verrekenen met de aan [appellant] opgelegde gevangenisstraf, dan wel de volgorde van tenuitvoerlegging terug te draaien in die zin dat executie ervan pas zal plaatsvinden aansluitend aan de onvoorwaardelijke gevangenisstraf van [appellant].
(II) de Staat te verbieden om [appellant] zonder correct WETS-certificaat (waarin het voorgaande is verwerkt) over te dragen aan Polen.
Het hoger beroep
Beoordeling van het hoger beroep
De grieven I en II
onlosmakelijk met elkaar verbonden sancties(namelijk de gevangenisstraf en de in dezelfde zaak opgelegde schadevergoedingsmaatregel) en niet om sancties opgelegd bij verschillende uitspraken, zoals in de aangehaalde jurisprudentie, maakt dit niet anders. Ook de omstandigheid dat materieel vervangende hechtenis en gevangenisstraf beide vrijheidsbeneming inhouden, legt onvoldoende gewicht in de schaal. Het blijft immers een gegeven dat de wet niet voorziet in verrekening van sancties die volgens de wet niet gelijkwaardig zijn. De civiele rechter (in kort geding) past hierbij terughoudendheid.
(i) Hij is naar zijn zeggen nooit gewaarschuwd op grond van artikel 573 lid 3 (oud) Sv, voorafgaand aan de tussentijdse tenuitvoerlegging van de vervangende hechtenis. Hij mocht er op rekenen dat pas na de executie van de opgelegde gevangenisstraf de vervangende hechtenis ten uitvoer zou worden gelegd en dat hij daarom tot dat moment de tijd had om aan de schadevergoedingsmaatregel te voldoen.
(ii) Ook heeft hij pas na de tussentijdse executie, namelijk pas in maart 2021, gehoord dat de vervangende hechtenis inmiddels was geëxecuteerd.
Ad (i)
(…) Betaalt u nu niet volledig of te laat? Dan kunnen wij de deurwaarder vragen om u te laten betalen. U moet dan de kosten daarvan ook betalen. Wanneer u via de deurwaarder niet volledig betaalt, dan kan worden overgegaan tot vervangende hechtenis of gijzeling”
Ad (ii)
“Voor deze zaak moet u vervangende hechtenis ondergaan. U kunt dit voorkomen door het openstaande bedrag te betalen. U kunt de stand van zaken navragen bij de Instantie waar u gedetineerd bent”.
Slotsom