ECLI:NL:GHDHA:2021:2298

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
23 november 2021
Publicatiedatum
15 november 2021
Zaaknummer
200.275.306/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over onrechtmatige publicatie en schadevergoeding tussen Ihlas Holding A.S. en VDP Holding B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 23 november 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep tussen Ihlas Holding A.S. en VDP Holding B.V. Ihlas, een vennootschap naar Turks recht, had VDP in eerste aanleg aangeklaagd wegens een tekortkoming in een overeenkomst, waarbij VDP was veroordeeld tot betaling van € 2,5 miljoen aan Ihlas. In reconventie had VDP Ihlas aangeklaagd voor schadevergoeding wegens onrechtmatige publicaties op de website www.fvdp.net, die volgens VDP schadelijke en onware informatie over haar bevatten. De rechtbank had Ihlas veroordeeld tot rectificatie, maar het hof heeft deze veroordeling vernietigd. Het hof oordeelde dat de publicatie van de website, die de oplichting door VDP aan de kaak stelde, niet onrechtmatig was. Het hof verwierp ook het verweer van VDP dat de Nederlandse rechter internationaal onbevoegd was, en oordeelde dat VDP geen belang meer had bij rectificatie, gezien de lange tijd die was verstreken sinds de publicatie. Het hof heeft de proceskosten in reconventie gecompenseerd en VDP veroordeeld tot betaling van de proceskosten van Ihlas, die zijn begroot op € 33.195,89, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.275.306/01
Rolnummer rechtbank : C/09/495316/HA ZA 15-995
arrest van 23 november 2021
in de zaak van
de vennootschap naar Turks recht
Ihlas Holding A.S.,
gevestigd te Istanbul, Turkije
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: Ihlas,
advocaat: mr. M.F.H. Broekman te Den Haag,
tegen
VDP Holding B.V.,
gevestigd te Den Haag,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: VDP,
advocaat: mr. W.R.M. Voorvaart te Breda.

1.Het geding

1.1.
Voor het verloop van het geding verwijst het hof naar:
- het arrest in het incident van 22 september 2020
- de memorie van grieven, met producties HB1-HB3
- de memorie van antwoord, tevens grieven in incidenteel hoger beroep, met producties HB4-HB12
- de memorie van antwoord in het incidenteel hoger beroep
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 9 november 2021 en de daarin genoemde nadere producties.
1.2.
Partijen hebben de stukken overgelegd. Op de mondelinge behandeling hebben partijen arrest gevraagd, dat nader is bepaald op heden.

2.Beoordeling van het hoger beroep

2.1.
Bij tussen partijen gewezen eindvonnis van 12 februari 2020 (hierna: het bestreden vonnis) heeft de rechtbank Den Haag in conventie voor recht verklaard, samengevat, dat VDP is tekortgeschoten onder een met Ihlas gesloten overeenkomst, en VDP veroordeeld tot betaling aan Ihlas van € 2,5 miljoen, vermeerderd met rente en kosten. In reconventie heeft de rechtbank Ihlas op straffe van dwangsommen veroordeeld tot plaatsing van een rectificatie op haar bedrijfswebsite met als inhoud, samengevat, dat zij op de website www.fvdp.net onjuiste en onware berichtgeving had geplaatst over VDP en haar directeur [directeur VDP] (hierna: [directeur VDP] ). Het vonnis verklaarde deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad. De overige door partijen over en weer ingestelde vorderingen wees de rechtbank af. Met zijn hiervoor in 1.1 vermelde arrest in het incident heeft het hof de executie van het vonnis, voor zover het de reconventie betrof, geschorst.
2.2.
Achtergrond van de veroordeling in conventie is, samengevat, de volgende. Begin 2014 heeft Ihlas aan VDP een bedrag van € 1,92 miljoen betaald. Volgens een tussen partijen gesloten overeenkomst strekte deze betaling tot het afsluiten van een kredietverzekering door VDP ten behoeve van een aan Ihlas te verschaffen krediet van € 1 miljard. Volgens een nadere overeenkomst diende VDP de € 1,92 miljoen vermeerderd met rente en kosten terug te betalen indien zij het (nader) overeengekomen krediet niet uiterlijk op 4 juni 2014 aan Ihlas beschikbaar had doen stellen. Dit laatste gebeurde niet, maar VDP betaalde ook het bedrag van € 1,92 miljoen niet terug. De veroordeling in conventie ziet op deze (terug)betalingsverplichting van VDP.
2.3.
Achtergrond van de veroordeling in reconventie is, samengevat, de volgende. Volgens VDP heeft Ihlas een lastercampagne tegen haar gevoerd, onder meer door publicatie van onware en voor VDP schadelijke gegevens op de website www.fvdp.net. De rechtbank oordeelde Ihlas verantwoordelijk voor de inhoud van deze website, en oordeelde de door haar aangenomen publicatie daarop van een foto van [directeur VDP] met diens Duitse advocaat, met aanduiding van hen als
Thieves(dieven), onrechtmatig tegenover VDP.
internationale bevoegdheid
2.4.
Op de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft VDP betoogd dat ter zake van de vordering in conventie geen internationale bevoegdheid van de Nederlandse rechter heeft bestaan. Op het moment dat de procedure in conventie aanhangig werd gemaakt was Ihlas in Duitsland reeds een procedure tegen [directeur VDP] gestart tot incasso van dezelfde bedragen als die zij in Nederland van VDP vorderde. [directeur VDP] en VDP dienen volgens VDP in dit verband als één te worden aangemerkt, zodat volgens haar de Nederlandse rechter zich – na aanhouding van de zaak, zo zal VDP bedoelen, en nadat het vonnis in de Duitse procedure kracht van gewijsde had verkregen – internationaal onbevoegd had moeten verklaren (artikel 29 lid 2 Brussel I bis). Zij vordert dat het hof zich – zij bedoelt klaarblijkelijk: de rechtbank – (alsnog) internationaal onbevoegd verklaart om van de vordering in conventie kennis te nemen.
2.5.
Tegen dit verweer heeft Ihlas terecht aangevoerd (i) dat VDP en [directeur VDP] in dit verband voor de toepassing van artikel 29 lid 2 Brussel I bis niet met elkaar vereenzelvigd kunnen worden en (ii) dat het verweer in strijd met de tweeconclusieregel pas bij pleidooi in hoger beroep is opgeworpen, en daarom als tarief moet worden aangemerkt. Het hof verwerpt daarom dit verweer.
principaal hoger beroep
2.6.
In het principaal hoger beroep vordert Ihlas vernietiging van het bestreden vonnis voor zover zij daarmee in reconventie is veroordeeld tot rectificatie. Ihlas voert hiertoe onder meer aan dat de door VDP gestelde en door de rechtbank aangenomen publicatie van een foto van [directeur VDP] op de website www.fvdp.net met daarbij de aanduiding van hem als dief, in de context van de overige door VDP gestelde en door de rechtbank aangenomen inhoud van die website, niet als onrechtmatig tegenover VDP kwalificeert. Deze grief is gegrond.
2.7.
Bij vonnis van de rechtbank Antwerpen van 18 juni 2021 is [directeur VDP] veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf jaar wegens een zeer groot aantal fraudedelicten, waaronder oplichting van Ihlas ter zake van de in de onderhavige procedure centraal staande betaling door Ihlas aan VDP van € 1,92 miljoen begin 2014. In hun syntheseconclusie in die strafzaak hebben de advocaten van [directeur VDP] namens deze erkend dat [directeur VDP] vanaf 2012 besefte dat hij in zware financiële problemen verkeerde die onoplosbaar werden, en dat hij willens en wetens stukken heeft vervalst om de situatie recht te houden en zijn levensstandaard te kunnen behouden. Ook al is het bedoelde strafvonnis nog niet onherroepelijk, het hof acht gelet op dit vonnis, de bedoelde syntheseconclusie en alles wat Ihlas verder nog heeft aangevoerd ter onderbouwing van de door haar gestelde oplichting door [directeur VDP] (VDP), waaronder de valsheid van verschillende door [directeur VDP] met het oog op hun transactie aan haar getoonde stukken, in het kader van de onderhavige civielrechtelijke procedure genoegzaam bewezen dat VDP Ihlas heeft opgelicht. Tegen deze achtergrond kan publicatie van een website die deze oplichting aan de kaak stelt, met vermelding daarbij van [directeur VDP] als “dief”, op zichzelf niet eenvoudig als onrechtmatig worden aangemerkt. In elk geval niet indien ervan zou worden uitgegaan, zoals VDP doet en de rechtbank heeft gedaan, dat Ihlas hiervoor verantwoordelijk is te houden. Dit geldt ook voor het door VDP gesuggereerde door Ihlas attenderen van zakenpartners van VDP op deze website.
2.8.
Publicatie hierbij van een herkenbare foto van [directeur VDP] zou mogelijk (destijds) als onrechtmatig tegenover [directeur VDP] kunnen worden aangemerkt, niet zozeer vanwege zijn zakelijke belangen of die van VDP, maar uit het oogpunt van bescherming van de persoonlijke levenssfeer van [directeur VDP] . Niet valt echter in te zien waarom dit ook als onrechtmatig tegenover VDP zou kwalificeren.
2.9.
Ihlas voert verder terecht aan dat VDP geen belang (meer) heeft bij de door haar gevorderde rectificatie. Naar zeggen van VDP is de website www.fvdp.net in de periode mei/juni 2015-februari/juni 2016 in de lucht geweest – thans ruim vijf jaar geleden –, gedurende een periode van drie a vier kwartalen. VDP is al gedurende zeer lange tijd niet meer actief in de financiële wereld. Als veronderstellenderwijs zou worden aangenomen dat die website de hiervoor bedoelde inhoud had, Ihlas hiervoor verantwoordelijk was en, in weerwil van het hiervoor overwogene, die inhoud wél onrechtmatig was tegenover VDP, dan geldt tegen deze achtergrond dat VDP geen belang (meer) heeft bij de door haar gevorderde rectificatie, althans geen voldoende belang tegenover het gewicht van de onrechtmatige gedragingen waaraan VDP zich op haar beurt tegenover Ihlas heeft schuldig gemaakt.
2.10.
Gelet op het voorgaande behoeven de overige grieven van Ihlas tegen het bestreden vonnis, waaronder die tegen de vaststelling door de rechtbank dat de website www.fvdp.net in de door VDP bedoelde periode de door VDP gestelde inhoud had en dat Ihlas voor deze inhoud verantwoordelijk was, geen bespreking.
2.11.
Ihlas heeft gevorderd om VDP te veroordelen tot terugbetaling van wat Ihlas ter uitvoering van het bestreden vonnis onverschuldigd aan VDP mocht hebben betaald. Ihlas heeft echter niet gesteld dat zij dergelijke betalingen heeft gedaan, terwijl daarvoor na het arrest in het incident ook geen grondslag meer heeft bestaan. Deze vordering zal het hof daarom afwijzen.
incidenteel hoger beroep
2.12.
In het incidenteel hoger beroep komt VDP op tegen de afwijzing door de rechtbank van haar vordering tot schadevergoeding. Volgens VDP is vanwege de door haar onrechtmatig geachte publicaties op www.fvdp.net een deal voor haar vroegtijdig afgeketst, waardoor zij een vergoeding van € 60 miljoen is misgelopen. In het incidenteel hoger beroep vordert VDP, bij wege van eisvermeerdering, deze € 60 miljoen als schadevergoeding van Ihlas.
2.13.
Het incidenteel hoger beroep faalt reeds omdat het is gegrond op het in het principaal hoger beroep onjuist geoordeelde uitgangspunt dat Ihlas met de door VDP gestelde publicatie van de website (en het attenderen van zakenpartners van VDP daarop) tegenover VDP onrechtmatig heeft gehandeld. Ten overvloede overweegt het hof dat VDP niet aannemelijk heeft gemaakt dat de door haar gestelde deal is afgeketst vanwege precies het door de rechtbank onrechtmatig geoordeelde aspect van de website (foto [directeur VDP] + aanduiding als dief)of dat de deal zonder de gestelde vroegtijdige afketsing tot closing zou zijn gekomen, met name dat de door VDP te regelen financiering er zou zijn gekomen, daargelaten of de gestelde deal überhaupt in werkelijkheid heeft bestaan.
slotsom; proceskosten hoger beroep
2.14.
De grieven behoeven geen verdere bespreking. VDP heeft geen bewijs aangeboden van feiten die, indien bewezen, tot een andere uitkomst zouden kunnen leiden.
2.15.
De slotsom is dat het hoger beroep van Ihlas gegrond is. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen voor zover de vorderingen van VDP in reconventie daarin zijn toegewezen, en de proceskosten in reconventie tussen partijen zijn gecompenseerd, en die vorderingen alsmede de in hoger beroep vermeerderde eis in reconventie alsnog (geheel) afwijzen, met veroordeling van VDP als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de reconventie in eerste aanleg en die van het hoger beroep. Het hof begroot deze kosten aan de zijde van Ihlas tot op heden als volgt:
salaris advocaat eerste aanleg in reconventie
4,5 punten x tarief VIII (oud) =
€ 17.352,00
dagvaarding hoger beroep
€ 100,89
griffierecht hoger beroep
€ 5.517,00
salaris advocaat principaal hoger beroep
2 punten x tarief II (hoger beroep/huidig) =
€ 2.228,00
salaris advocaat incidenteel hoger beroep
2 punten x tarief VIII (hoger beroep/huidig) =
€ 7.998,00
€ 33.195,89
3. Beslissing
Het hof:
  • vernietigt het bestreden vonnis voor zover daarin de vorderingen van VDP in reconventie zijn toegewezen en in reconventie de proceskosten tussen partijen zijn gecompenseerd;
  • bekrachtigt dat vonnis voor het overige;
  • veroordeelt VDP in de proceskosten van de reconventie in eerste aanleg en in de proceskosten van het hoger beroep, aan de zijde van Ihlas tot op heden begroot op € 33.195,89, te vermeerderen met de wettelijke rente (artikel 6:119 BW) vanaf 14 dagen na de datum van dit arrest;
  • verklaart dit arrest wat deze kostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst de vorderingen in reconventie en het in hoger beroep meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.W. Frieling, G.C. de Heer en A.J. Swelheim en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 23 november 2021 in aanwezigheid van de griffier.