ECLI:NL:GHDHA:2021:2272

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
11 november 2021
Publicatiedatum
11 november 2021
Zaaknummer
2200076620
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van een man voor terrorismefinanciering, mensensmokkel en mishandeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 11 november 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een 43-jarige man, geboren in Syrië. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden voor verschillende strafbare feiten, waaronder terrorismefinanciering, mensensmokkel, gewoontewitwassen en mishandeling van zijn ex-vrouw. Het hof achtte bewezen dat de man een geldwisselkantoor heeft gedreven zonder vergunning, waarbij hij gebruik maakte van het zogenaamde hawala-systeem. Gedurende een periode van ongeveer 10 maanden heeft hij aanzienlijke bedragen gewisseld en deze gelden gewitwassen. Tevens heeft hij geld overgemaakt naar zijn broer, die betrokken was bij terroristische activiteiten in Syrië, wat het hof kwalificeerde als terrorismefinanciering. Daarnaast heeft de verdachte vier personen geholpen om illegaal naar Nederland te reizen en zijn ex-vrouw mishandeld door haar te dwingen sambal te eten en haar te beledigen. Het hof heeft ook een contactverbod opgelegd voor de duur van drie jaar met betrekking tot zijn ex-vrouw, gezien de ernst van de feiten en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De uitspraak benadrukt de ernst van de gepleegde feiten en de impact op de rechtsstaat.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000766-20
Parketnummers: 09-767275-17, 09-827550-17
en 09-765005-19
Datum uitspraak: 11 november 2021
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 20 februari 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedatum] 1977,
adres: [adres verdachte].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 2 tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 1, 2, 3, 4 en 5, in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 09-765005-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met bijzondere voorwaarden, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is een beslissing genomen over de inbeslaggenomen goederen en is het geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte opgeheven.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 09-765005-19 onder 1 tenlastegelegde
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de strafvervolging van de in de zaak met parketnummer 09-765005-19 onder 1 tenlastegelegde belediging. De verdediging heeft hiertoe – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de WhatsApp-berichten waarover aangeefster heeft verklaard volgens haar voor mei 2018 zijn verstuurd en dat de aangeefster pas in februari 2019 klacht heeft gedaan van die belediging. Dit betekent volgens de raadsman dat de aangeefster niet tijdig, te weten binnen een termijn van drie maanden, zoals is voorgeschreven in artikel 66, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr.), heeft geklaagd.
Het hof overweegt het volgende.
Ten laste is gelegd dat de verdachte in de periode van 1 december 2018 tot en met 15 januari 2019 aangeefster [aangeefster] (hierna: [aangeefster]) meermalen heeft beledigd. Uit het dossier volgt dat [aangeefster] op 18 december 2018 door haar van de verdachte ontvangen (ingesproken) WhatsApp-berichten naar de politie heeft doorgestuurd. Zij heeft vervolgens op 15 januari 2019 aangifte gedaan van belediging gedurende de laatste maand en op 18 januari 2019 klacht gedaan bij de hulpofficier van justitie. In haar aangifte heeft [aangeefster] onder meer verklaard dat zij sinds juli/augustus 2018 steeds WhatsApp-berichten van de verdachte ontving en dat zij die berichten niet allemaal heeft kunnen bewaren omdat de verdachte die berichten deels heeft verwijderd, maar dat ze nog wel negen berichten van de laatste maand heeft bewaard, die zij aan de politie heeft overhandigd. Nu hieruit volgt dat de aangeefster de laatstgenoemde berichten heeft ontvangen in de periode 15 december 2018 tot en met 15 januari 2019 heeft zij binnen een periode van 3 maanden na de dag waarop zij kennis heeft genomen van de belediging een klacht ingediend. Het op verzoek van de verdediging in hoger beroep verrichte onderzoek naar de verzenddatum van de geluidsfragmenten heeft niet tot een andere uitkomst geleid.
Het verweer wordt verworpen.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het hoger beroep ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 2 tenlastegelegde
De verdachte is in eerste aanleg vrijgesproken van hetgeen aan hem in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 2 is tenlastegelegd. Het hoger beroep is namens de verdachte onbeperkt ingesteld en mitsdien mede gericht tegen de in eerste aanleg gegeven beslissing tot vrijspraak. Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het hof zal de verdachte mitsdien niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen de in het vonnis waarvan beroep gegeven vrijspraak.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg en voor zover nog aan het inhoudelijk oordeel van het hof onderworpen - tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 09-767275-17:
1.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 november 2016 tot en met 15 mei 2018 te Alphen aan den Rijn en/of Rijswijk, althans (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener met een zetel in Nederland heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht, immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk:
- ten behoeve van en/of op verzoek van begunstigden en/of betalers en/of een of meerdere anderen geldtransacties en/of geldtransfers uitgevoerd en/of laten uitvoeren en/of voor rekening van een of meer begunstigden en/of betalers ontvangen en/of
- aan een of meer begunstigden en/of betalers geldbedragen beschikbaar gesteld en/of voor een of meer van de begunstigden en/of betalers geldbedragen gehouden,
(immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen, opzettelijk onder andere de volgende geldtransacties/geldtransfers uitgevoerd en/of laten uitvoeren en/of geldbedragen ontvangen en/of beschikbaar gesteld:
1- op of omstreeks 9 november 2016 een geldbedrag van 80 (afkomstig van [persoon 1]), en/of
A- op of omstreeks 24 juni 2017, althans in of omstreeks juni 2017, een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar [zie: AMB 167] en/of
B- op of omstreeks 1 juli 2017, althansin of omstreeks juli 2017, een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar [zie: AMB 167] en/of
C- op of omstreeks 4 juli 2017, althans in of omstreeks juli 2017, een geldbedrag van 525 euro [zie: AMB 167] en/of
D- op of omstreeks 3 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 21.290 euro [zie: AMB 167] en/of
E- op of omstreeks 13 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 200 Amerikaanse dollar [zie: AMB 167] en/of );
F- op of omstreeks 17 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 2.842 euro [zie: AMB 167] en/of
G- op of omstreeks 22 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 10.000 euro [zie: AMB 167] en/of
H- op of omstreeks 17 juni 2017, althans in of omstreeks juni 2017, een geldbedrag van 2.000 Amerikaanse dollar [zie: AMB 193]en/of
I- op om omstreeks 18 juni 2017, althans in of omstreeks juni 2017, een geldbedrag van 500 dollar [zie: AMB 167] en/of
J - op of omstreeks 18 juni 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar [zie: AMB 193] en/of
K- op of omstreeks 27 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 200 Amerikaanse dollar [zie: AMB 194] en/of
L- op of omstreeks 21 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van 57.000 Syrische Lires [zie: AMB 180] en/of
M- op of omstreeks 23 augustus 2017, althans in of omstreeks augustus 2017, een geldbedrag van € 411 (ten behoeve van [persoon 2]),
en/of andere geldtransacties en/of geldtransfers die verdachte middels zijn telefoon (merk: Samsung A3) heeft uitgevoerd en/of laten uitvoeren en/of ontvangen [zie: AMB 167, 180, 193, 194]
en/of andere geldtransacties en/of geldtransfers als vermeld in een witte map die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen [zie: AMB 398])
van welk misdrijf verdachte een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 april 2015 tot en met 9 september 2017, te Alphen aan den Rijn en/of Rijswijk, althans (elders) in Nederland en/of te Turkije en/of Syrië en/of Irak, tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen, meermalen, althans eenmaal, (telkens) zich of een ander opzettelijk middelen of inlichtingen heeft verschaft dan wel opzettelijk voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad of aan een ander heeft verschaft, die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (middels (zogenaamde Hawala-) geldtransfers/geldtransacties en/of een of meerdere opdrachten tot uitbetaling en/of overhandiging van geld), één of meer geldbedrag(en),
(te weten en/of waaronder:
- 100.000 Syrische lira (op of omstreeks 11 april 2015) [zie: AMB 352] en/of
- 500 Amerikaanse dollars (op of omstreeks 16 juli 2016))[zie: AMB 352] en/of
- 1.700 Amerikaanse dollars (op of omstreeks 16 juli 2016) [zie: AMB 352] en/of
- 4.010 en/of 500 en/of 2.000 Amerikaanse dollars [zie: AMB 352] en/of
- 1.600 Amerikaanse dollars (op of omstreeks 6/10/2016) [zie AMB 352] en/of
- 300 Amerikaanse dollars (op of omstreeks 31 augustus 2017) [zie: AMB 198])
verzonden en/of doen toekomen aan [broer verdachte] en/of (een) andere (tussen)perso(o)n(en) (te weten (onder andere) [persoon 3]) in Syrië en/of Turkije, ten behoeve van [broer verdachte], zijnde [broer verdachte] een broer van verdachte en een strijder van de gewapende Jihadstrijd en/of van (de terroristische organisatie) IS en/of Jabhat al-Nusra en/of Jabhat Fatah al-Sham, althans een gewapende strijdgroep,
terwijl dit/deze (geld)bedrag(en) (deels) (telkens) bestemd was/waren om (geldelijke) steun te verlenen aan de gewapende (Jihad)strijd en/of aan (een) strijder(s) van die gewapende (Jihad)strijd in Syrië, in welke strijd terroristische misdrijven werden/worden gepleegd, (althans) in elk geval om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf;
3.
hij op een (of meer) tijdstip(pen) gelegen in of omstreeks de periode van 9 november 2016 tot en met 15 mei 2018 te Alphen aan den Rijn en/of Rijswijk, althans (elders) in Nederland, een of meerdere voorwerpen/geldbedragen (te weten provisie(gelden) voor geldtransacties/geldtransfers die hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen heeft verricht), heeft verworven en/of voorhanden heeft gehad en/of heeft overgedragen en/of van die voorwerpen/geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden, dat die voorwerpen/geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit één of meer (al dan niet eigen) misdrijven, van welk misdrijf (te weten witwassen) verdachte al dan niet een gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij in of omstreeks de periode van 1 september 2015 tot en met 30 november 2015 in Alphen aan den Rijn en/of Leiden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een) ander(en), te weten [persoon 4] en/of [persoon 5], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of die [persoon 4] en/of [persoon 5] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [persoon 4] en/of [persoon 5] in contact gebracht met een mensensmokkelaar/reisagent genaamd [betrokkene], althans een telefoonnummer van die [betrokkene], althans van een mensensmokkelaar/reisagent, aan die [persoon 4] en/of [persoon 5] verstrekt, en/of
- die [persoon 4] en/of [persoon 5] met behulp van een mensensmokkelaar vanuit Turkije naar Griekenland laten vervoeren en/of
- in contact gestaan met die [persoon 4] en/of [persoon 5] gedurende hun reis naar Nederland en hen daarbij geadviseerd en/of hen in contact gebracht met één of meerdere anderen (ten behoeve van hun doorreis) en/of
- die [persoon 4] en/of [persoon 5] bij aankomst in Nederland opgehaald en/of vervoerd, en/of
- die [persoon 4] en/of [persoon 5] onderdak verschaft in Nederland; terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 oktober 2015 tot en met 15 november 2015 in Alphen aan den Rijn en/of Leiden, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een) ander(en), te weten [zus verdachte] en/of [persoon 6] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en/of die [zus verdachte] en/of [persoon 6] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- aan die [zus verdachte] en/of [persoon 6] geld (te weten ongeveer 300 of 400 euro, althans een geldbedrag) verstrekt en/of doen verstrekken gedurende hun reis vanuit Griekenland naar Nederland, en/of
- die [zus verdachte] en/of [persoon 6] bij aankomst in Duitsland opgehaald en/of (vervolgens) (over de grens met Nederland) vervoerd en/of
- die [zus verdachte] en/of [persoon 6] onderdak verschaft in Nederland; terwijl verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
Zaak met parketnummer 09-827550-17:
1.
hij op of omstreeks 9 september 2017 te Rijswijk
[aangeefster] heeft mishandeld door haar met kracht (met zijn vuist) tegen het hoofd te stompen/slaan;
3.
hij op of omstreeks 9 september 2017 te Rijswijk,
een ander, te weten [aangeefster], door geweld of enige andere feitelijkheid en/of door bedreiging met geweld of enige andere feitelijkheid gericht tegen die ander wederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen, niet te doen en/of te dulden, te weten sambal te eten, door tegen die [aangeefster] te zeggen dat hij haar zou slaan als zij dit niet zou doen;
Zaak met parketnummer 09-765005-19:
1.
hij op enig(e) tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 december 2018 tot en met 15 januari 2019 te Rijswijk, althans in Nederland, opzettelijk [aangeefster] (telkens) in haar tegenwoordigheid mondeling en/of door feitelijkheden heeft beledigd door aan [aangeefster] meerdere ingesproken whats appberichten toe te sturen met onder andere als inhoud: "je bent een hoer, een slet" en/of "je blijft een hoer en een slet, iedereen weet dat je een hoer bent, iedereen weet dat je een slet bent", althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij in of omstreeks de periode van 11 november 2017 tot en met 25 november 2017 te Alphen aan den Rijn, in elk geval in Nederland, heeft gepoogd om [vader van getuige 1] (de vader van [getuige 1]) te bewegen opzettelijk mondeling zich jegens [getuige 1] te uiten, kennelijk om haar vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of ambtenaar (een) verklaring(en) af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij en/of die [vader van getuige 1] wist(en) of ernstige reden had(den) te vermoeden dat die verklaring(en) zou(den) worden afgelegd, door in een of meerdere telefoongesprek(ken) aan die [vader van getuige 1] na te noemen inlichting(en) te verschaffen - zakelijk weergegeven - te weten, dat die [vader van getuige 1] hem, verdachte, een dienst zou bewijzen door [getuige 1] naar de rechter te laten gaan om haar getuigenverklaring te laten wijzigen en/of dat [getuige 1] alleen maar zou hoeven te zeggen dat hij, verdachte, haar ([aangeefster]) niet had geslagen en/of dat hij, verdachte, een auto zou laten sturen om [getuige 1] op te halen en/of naar de rechtbank te brengen althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met uitzondering van de opgelegde straf, en dat de verdachte in plaats daarvan zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 40 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht voor de duur van 3 jaren zal worden opgelegd, inhoudende een contactverbod met aangeefster [aangeefster].
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven reeds omdat het hof komt tot een enigszins andere bewezenverklaring. Ook zal het hof de bewijsvoering aanpassen en andere beslissingen nemen ten aanzien van de strafoplegging.
Gevoerde verweren en overwegingen van het hof
De raadsman heeft – onder meer – de betrouwbaarheid van de verklaringen van de ex-vrouw van de verdachte, [aangeefster], en de betrouwbaarheid van de verklaringen van hun dochter [dochter van verdachte] (hierna: [dochter van verdachte]) betwist. Nu de verklaringen die door [aangeefster] en [dochter van verdachte] zijn afgelegd betrekking hebben op meerdere tenlastegelegde feiten, zal dit verweer als eerste worden besproken.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster]
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota – dat de verklaringen van [aangeefster] onbetrouwbaar zijn. [aangeefster] zou de verdachte in een kwaad daglicht willen stellen door belastende verklaringen over hem af te leggen. Het motief voor die belastende verklaringen is gelegen in de verdenking dat de verdachte vreemd zou gaan, aldus de raadsman.
Het hof stelt vast dat [aangeefster] meerdere, op hoofdlijnen steeds consistente verklaringen heeft afgelegd, die op belangrijke onderdelen worden ondersteund door andere bewijsmiddelen. Weliswaar heeft zij in een latere verklaring in 2019 op bepaalde vragen niet meer willen antwoorden, maar dat kan bezien worden tegen de achtergrond van een zeer serieus te nemen dreiging dat haar broer in Syrië zou worden ontvoerd.
Het hof ziet dan ook geen reden aan de betrouwbaarheid van de verklaringen van [aangeefster] te twijfelen. Het door de raadsman geschetste vooropgezette plan dat zij zou hebben om de verdachte in een kwaad daglicht te stellen is naar het oordeel van het hof onvoldoende aannemelijk geworden. Ook het daarvoor genoemde motief vindt het hof niet aannemelijk, nu de verdachte en [aangeefster] al gescheiden waren op het moment dat zij over hem heeft verklaard.
Het verweer wordt verworpen en de verklaringen van [aangeefster] kunnen voor het bewijs worden gebruikt.
Betrouwbaarheid van de verklaringen van [dochter van verdachte]
Nu het hof de verklaringen van [dochter van verdachte] niet tot het bewijs zal bezigen, behoeft het verweer over de betrouwbaarheid daarvan geen verdere bespreking.
Hawala-bankieren (parketnummer 09-767275-17, feit 1)
De verdachte heeft bekend dat hij zich heeft beziggehouden met “Hawala-bankieren”. Van de transacties die in de tenlastelegging onder feit 1 staan opgenomen heeft de verdediging in eerste aanleg en in hoger beroep alleen verweer gevoerd met betrekking tot de transactie genoemd onder D.
De verdachte heeft verklaard dat hij zich deze transactie niet kan herinneren en dat hij [persoon 7], voor wie het geld bestemd zou zijn, niet kent.
Het hof overweegt het volgende.
In de chatgroep “Nederland, [naam verdachte] en [naam betrokkene]” werd op 3 augustus 2017 door nummer [telefoonnummer 1] om 12.24 uur het bericht: “Graag een bedrag van 21290 euro overhandigen. NEDERLAND, [PERSOON 7], [telefoonnummer persoon 7]. Terug naar ons 360.”
Op dit bericht werd om 12.25 uur door telefoonnummer
[telefoonnummer 2]geantwoord: “is geschied”.
Op 4 augustus 2017 stuurde het nummer [telefoonnummer 1] om 16.04 uur in de chatgroep: “Stuur mij een kopie/foto van de identiteitskaart.”
Het telefoonnummer [telefoonnummer 2] hoort bij de Samsung A3 die tijdens zijn aanhouding in de woning van de verdachte is aangetroffen en waarvan de verdachte heeft verklaard dat hij die telefoon gebruikte voor Hawala-transacties.
In deze telefoon is een foto van een Nederlandse identiteitskaart op naam van [persoon 7, anders geschreven] (geboren op 2 mei 1956) aangetroffen. Uit onderzoek in de Basisregistratie personen (BRP) bleek dat het ging om [persoon 7], geboren op [geboortedatum persoon 7] te [geboorteplaats persoon 7] (Syrië). De datum en het tijdstip van die foto betreffen 4 augustus 2017 om 18.37 uur.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 13 oktober 2021 verklaard dat de opmerking die is vertaald als “is geschied” niet betekent dat de opdracht reeds is uitgevoerd, maar dat dit eerder moet worden gezien als “we gaan er werk van maken”.
Het hof is van oordeel dat uit de opmerking “is geschied” in ieder geval kan worden opgemaakt dat de opdracht om
€ 21.290,- aan [persoon 7] te overhandigen is aangenomen. De in de telefoon van de verdachte aangetroffen foto van de ID-kaart van [persoon 7] van een dag later, betekent naar het oordeel van het hof dat de opdracht ook daadwerkelijk is uitgevoerd, nu – zoals uit het dossier ook valt op te maken – het bij Hawala-transacties gebruikelijk is een foto van een identiteitsbewijs te sturen als het geld is ontvangen. Nu deze foto in de telefoon van de verdachte is aangetroffen evenals de opmerking “is geschied”, acht het hof bewezen dat het verdachte is die voor de uitvoering heeft zorg gedragen.
Het hof acht daarmee ook de onder D tenlastegelegde transactie wettig en overtuigend bewezen.
Terrorismefinanciering(parketnummer 09-767275-17, feit 2)
De verdachte wordt voorts verweten dat hij door middel van Hawala-transacties geldbedragen heeft doen toekomen aan zijn broer [broer verdachte], die in Syrië als strijder was aangesloten bij IS en/of Jabhat al Nusra.
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich overeenkomstig zijn overgelegde pleitnota op het standpunt gesteld, dat – kort gezegd - de verdachte geen opzet had, ook niet in voorwaardelijke zin, op het financieren van terrorisme. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij geldbedragen bestemd voor zijn broer heeft overgemaakt, maar dat hij niet wist dat zijn broer bij een terroristische organisatie was aangesloten. De verdachte moet daarom van het tenlastegelegde worden vrijgesproken, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Deze ten laste gelegde transacties dateren van april 2015 tot en met augustus 2017. De vraag die het hof moet beantwoorden is of [broer verdachte] in die periode was aangesloten bij een terroristische organisatie en of de verdachte dat wist op het moment dat hij de geldbedragen naar hem overmaakte.
[aangeefster] heeft in september 2017 verklaard dat de broer van de verdachte was aangesloten bij IS, dat hij later is overgestapt naar Jabhat Al-Nusra en dat de verdachte, die dat wist, geld naar zijn broer overmaakte.
[aangeefster] heeft in dit verband verklaard dat zij, toen zij nog in Syrië was (omstreeks juni 2013), tijdens een telefoongesprek tussen [broer verdachte] en zijn vrouw (waarbij [aangeefster] aanwezig was) [broer verdachte] hoorde vertellen dat hij, nadat hij uit Idlib was gevlucht, zich had aangesloten bij een gewapende groepering. Zij wist toen niet welke groepering dat was, maar toen zij naar Nederland kwam hoorde zij tijdens een audiovisueel gesprek tussen [broer verdachte] en de verdachte, dat hij zich bij IS had aangesloten. [aangeefster] zag tijdens dat gesprek via de webcam dat [broer verdachte] een zwarte band om zijn hoofd droeg met daarop het logo van IS. [aangeefster] heeft verklaard vanaf 2014 in Nederland te zijn. In latere gesprekken heeft [aangeefster] de verdachte en [broer verdachte] ook horen spreken over wapens en munitie, geld dat onder kameraden/strijders verdeeld moest worden en dat [broer verdachte] in Idlib Jihad aan het voeren was door te vechten.
[aangeefster] heeft tevens verklaard dat zij eind 2016 hoorde en zag dat de verdachte audiovisueel met [broer verdachte] aan het bellen was. [broer verdachte] vertelde dat hij iemand had vermoord, omdat deze persoon banden zou hebben gehad met de Shabeeha’s (paramilitairen van het regime).
Ook vertelde [broer verdachte] dat IS was verdreven uit Idlib door Al Nusra en andere groeperingen en dat hij zich had aangesloten bij Al Nusra, omdat die steeds machtiger werd.
De verklaringen van [aangeefster] worden ondersteund door andere bewijsmiddelen.
Zo blijkt uit opgenomen gesprekken in de penitentiaire inrichting en in de woning van de verdachte dat hij op 6 december 2017 met [persoon 8] heeft gesproken over het feit dat zijn broer een gewapende strijder is en dat de politie beschikt over de foto van [broer verdachte] waarop hij IS-kleding en wapens draagt. Daarnaast is op een door [aangeefster] op 9 september 2017 aan de politie gegeven foto van twee broers van de verdachte, onder wie [broer verdachte], te zien dat [broer verdachte] zwarte kleding draagt. De politie heeft voorts waargenomen dat op de (ingezoomde) foto te zien is dat [broer verdachte] een kogelriem en wapens draagt. Een door de deskundige [deskundige] uitgebracht rapport houdt in dat de door [broer verdachte] op deze foto gedragen kleding gelijkenis vertoont met kleding die wordt gedragen door leden/strijders van jihadistische/terroristische strijdgroepen.
Deze foto is ook aangetroffen op de telefoon van de verdachte en heeft hij waarschijnlijk via WhatsApp ontvangen op 14 november 2016.
De getuige [getuige 2] heeft bij de rechter-commissaris verklaard dat hij bij de verdachte thuis weleens telefoongesprekken tussen de verdachte en zijn broers, waaronder [broer verdachte], heeft opgevangen, waarbij de telefoon op speakerfunctie werd gebruikt. [getuige 2] heeft van de verdachte gehoord dat zijn broers behoren tot de gewapende groep. De getuige heeft [broer verdachte] tijdens een videogesprek tussen de verdachte en [broer verdachte] weleens op beeld gezien, waarbij hij zwarte kleding droeg, een soort djellaba tot op de knieën en daaronder een broek. Naar aanleiding van de reeds besproken foto van [broer verdachte], die ook aan de getuige is getoond, heeft hij verklaard dat die kleding niet door het gewone Syrische volk wordt gedragen, maar door een groep mensen die zichzelf een bepaalde naam geven en strijden tegen het centrale gezag. In Idlib betreft dat de Al Nusra-groepering, aldus de getuige.
Uit al het voorgaande concludeert het hof dat [broer verdachte] in de tenlastegelegde periode in Syrië was aangesloten bij IS en later Jabhat al-Nusra en dat de verdachte hier ten tijde van de transacties van op de hoogte was.
Islamitische Staat en Jabhat al-Nusra zijn in internationaal verband aangemerkt als terroristische organisaties, en ook in de Nederlandse rechtspraak is dit inmiddels meermalen uitgemaakt.
Door geldbedragen aan zijn broer [broer verdachte], die bij voornoemde organisatie(s) was aangesloten, te doen toekomen, heeft de verdachte minst genomen voorwaardelijk opzet gehad op het financieren van terrorisme, doordat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het door hem overgemaakte geld geheel of ten dele, direct of indirect, terecht zou komen bij de terroristische organisatie IS/Jabhat al-Nusra.
Het hof verwerpt dan ook het door de raadsman gevoerde verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich meermalen opzettelijk schuldig heeft gemaakt aan terrorismefinanciering.
Mishandeling [aangeefster]
De raadsman heeft aangevoerd dat de foto van het letsel van aangeefster [aangeefster] niet voor het bewijs kan worden gebruikt, omdat de verdediging betwist dat [aangeefster] op de foto staat en dat de foto op 9 september 2017 is gemaakt.
Naar het oordeel van het hof is de stelling van de raadsman onvoldoende onderbouwd. Het verweer wordt verworpen.
Beïnvloeding van getuige
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard dat hij tegen de vader van [getuige 1] enkel heeft gezegd dat zij de waarheid moest spreken en zich daarmee niet schuldig heeft gemaakt aan het trachten te beïnvloeden van haar verklaring/beperken van haar verklaringsvrijheid, zoals hem wordt verweten.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het is vaste rechtspraak van de Hoge Raad dat voor 'beïnvloeden' in de zin van artikel 285a, eerste lid, Sr. niet vast hoeft komen te staan dat de uiting van de verdachte ertoe strekte een persoon te bewegen een verklaring af te leggen die niet waarheidsgetrouw is. Art. 285a, eerste lid, Sr strekt immers ter waarborging van de vrijheid van personen om onbelemmerd naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter of een ambtenaar een verklaring te kunnen afleggen, waarbij het aan zo een persoon is te bepalen hoe de inhoud van zijn in overeenstemming met zijn eigen, mogelijke gebrekkige herinnering aan bepaalde gebeurtenissen af te leggen verklaring luidt, zonder bemoeienis van een ander met die inhoud.
De verdachte heeft blijkens de bewijsmiddelen (onder meer) tegen de vader van de getuige [getuige 1] gezegd dat zij tegen de rechter zou moeten zeggen dat de verdachte aangeefster [aangeefster] niet had geslagen. Uit deze uitlating valt per definitie op te maken dat de verdachte de verklaring van de getuige inhoudelijk heeft willen beïnvloeden. Dat hetgeen hij de getuige wil laten verklaren volgens de verdachte op waarheid berust, doet daaraan, gelet op de genoemde jurisprudentie, niet af.
Het verweer wordt verworpen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 1, 2, 3 (A en B), 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 09-765005-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
Zaak met parketnummer 09-767275-17:
1.
hij
op een (of meer) tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 9 november 2016 tot en met 15 mei 2018
te Alphen aan den Rijn en/of Rijswijk, althans (elders)in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen,opzettelijk zonder vergunning van de Nederlandsche Bank het bedrijf van betaaldienstverlener met een zetel in Nederland heeft uitgeoefend als bedoeld in artikel 2:3a lid 1 van de Wet op het financieel toezicht,
immers heeft verdachte tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
althans alleen,opzettelijk:
- ten behoeve van en/of op verzoek van begunstigden en/of betalers en/of
een of meerdereanderen geldtransacties en/of geldtransfers uitgevoerd
en/of laten uitvoerenen
/ofvoor rekening van
een of meerbegunstigden en/of betalers ontvangen en
/of
- aan
een of meerbegunstigden en/of betalers geldbedragen beschikbaar gesteld en
/ofvoor
een of meer van debegunstigden en/of betalers geldbedragen gehouden,
(immers heeft hij, verdachte, tezamen en in vereniging met zijn mededader(s),
althans alleen,opzettelijk
onder anderede volgende geldtransacties/geldtransfers uitgevoerd
en/of laten uitvoerenen/of geldbedragen ontvangen en/of beschikbaar gesteld:
1-
op ofomstreeks 9 november 2016 een geldbedrag van 80 (afkomstig van [persoon 1]), en
/of
A-
op ofomstreeks 24 juni 2017,
althans in of omstreeks juni 2017,een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar
[zie: AMB 167]en
/of
B-
op ofomstreeks 1 juli 2017,
althansin of omstreeks juli 2017,een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar
[zie: AMB 167]en
/of
C-
op ofomstreeks 4 juli 2017,
althans in of omstreeks juli 2017,een geldbedrag van 525 euro
[zie: AMB 167]en
/of
D-
op ofomstreeks 3 augustus 2017,
althans in of omstreeks augustus 2017,een geldbedrag van 21.290 euro
[zie: AMB 167]en
/of
E-
op ofomstreeks 13 augustus 2017,
althans in of omstreeks augustus 2017,een geldbedrag van 200 Amerikaanse dollar
[zie: AMB 167]en
/of );
F-
op ofomstreeks 17 augustus 2017,
althans in of omstreeks augustus 2017,een geldbedrag van 2.842 euro
[zie: AMB 167]en
/of
G-
op ofomstreeks 22 augustus 2017,
althans in of omstreeks augustus 2017,een geldbedrag van 10.000 euro
[zie: AMB 167]en
/of
H-
op ofomstreeks 17 juni 2017,
althans in of omstreeks juni 2017,een geldbedrag van 2.000 Amerikaanse dollar
[zie: AMB 193]en
/of
I-
op omomstreeks 18 juni 2017,
althans in of omstreeks juni 2017,een geldbedrag van 500 dollar
[zie: AMB 167]en
/of
J -
op ofomstreeks 18 juni 2017,
althans in of omstreeks augustus 2017,een geldbedrag van 5.000 Amerikaanse dollar
[zie: AMB 193]en
/of
K-
op ofomstreeks 27 augustus 2017,
althans in of omstreeks augustus 2017,een geldbedrag van 200 Amerikaanse dollar
[zie: AMB 194]en
/of
L-
op ofomstreeks 21 augustus 2017,
althans in of omstreeks augustus 2017,een geldbedrag van 57.000 Syrische Lires
[zie: AMB 180]en
M-
op ofomstreeks 23 augustus 2017,
althans in of omstreeks augustus 2017,een geldbedrag van € 411 (ten behoeve van [persoon 2]),
en
/ofandere geldtransacties en/of geldtransfers
die verdachte middels zijn telefoon (merk: Samsung A3) heeft uitgevoerd en/of laten uitvoeren en/of ontvangen [zie: AMB 167, 180, 193, 194]
en/of andere geldtransacties en/of geldtransfersals vermeld in een witte map die onder [medeverdachte 1] in beslag is genomen
[zie: AMB 398])
van welk misdrijf verdachte een gewoonte heeft gemaakt;
2.
hij
op één of meer tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 april 2015 tot en met 9 september 2017,
te Alphen aan den Rijn en/of Rijswijk, althans (elders)in Nederland
en/of te Turkije en/of Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen,meermalen,
althans eenmaal, (telkens) zich ofeen ander opzettelijk middelen
of inlichtingenheeft verschaft
dan wel opzettelijk voorwerpen heeft verzameld, heeft verworven, voorhanden heeft gehad of aan een ander heeft verschaft, die geheel of gedeeltelijk, onmiddellijk of middellijk, dienden om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn medeverdachte(n) (middels (zogenaamde Hawala-) geldtransfers/geldtransacties en/of een of meerdere opdrachten tot uitbetaling en/of overhandiging van geld
),
één of meergeldbedrag
(en
),
(te weten
en/of waaronder:
- 100.000 Syrische lira (op
of omstreeks11 april 2015)
[zie: AMB 352]en
/of
- 500 Amerikaanse dollars (op
of omstreeks16 juli 2016)
)[zie: AMB 352]en
/of
- 1.700 Amerikaanse dollars (op
of omstreeks16 juli 2016)
[zie: AMB 352]en
/of
- 4.010 en/of 500 en/of 2.000 Amerikaanse dollars
[zie: AMB 352]en
/of
- 1.600 Amerikaanse dollars (op
of omstreeks6/10/2016)
[zie AMB 352]en
/of
- 300 Amerikaanse dollars (op
of omstreeks31 augustus 2017)
[zie: AMB 198])
verzonden en/of doen toekomen aan [broer verdachte] en/of (een) andere (tussen)perso(o)n(en)
,(te weten (onder andere) [persoon 3]
),in Syrië en/of Turkije, ten behoeve van [broer verdachte], zijnde [broer verdachte] een broer van verdachte en een strijder van de gewapende Jihadstrijd
,en/ofte wetenvan
(de terroristische organisatie
)IS en/of Jabhat al-Nusra
en/of Jabhat Fatah al-Sham, althans een gewapende strijdgroep,
terwijl
dit/deze
(geld
)bedrag
(en
) (deels) (telkens)bestemd
was/waren om (geldelijke) steun te verlenen aan de gewapende (Jihad)strijd en/of aan (een) strijder(s) van die gewapende (Jihad)strijd in Syrië, in welke strijd terroristische misdrijven werden/worden gepleegd
, (althans) in elk geval om geldelijke steun te verlenen aan het plegen van een terroristisch misdrijf of een misdrijf ter voorbereiding of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf;

3.3. (A)

hij
op een (of meer) tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van 9 november 2016 tot en met
15 mei 201831 december 2016te Alphen aan den Rijn en/of Rijswijk, althans (elders)in Nederland,
een ofmeerdere
voorwerpen/geldbedragen (te weten provisie
(gelden
)voor geldtransacties/geldtransfers die hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen heeft verricht), heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of van die voorwerpen/geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat die
voorwerpen/geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit
één of meer (al dan nieteigen
) misdrijvenmisdrijf, van welk misdrijf (te weten witwassen) verdachte
al dan nieteen gewoonte heeft gemaakt;

3.(B)

hij
op een (of meer) tijdstip(pen) gelegenin
of omstreeksde periode van
9 november 20161 januari 2017tot en met 15 mei 2018
te Alphen aan den Rijn en/of Rijswijk, althans (elders)in Nederland,
een ofmeerdere
voorwerpen/geldbedragen (te weten provisie
(gelden
)voor geldtransacties/geldtransfers die hij, verdachte, al dan niet tezamen en in vereniging met een of meerdere anderen heeft verricht), heeft verworven en
/ofvoorhanden heeft gehad
en/of heeft overgedragen en/of van die voorwerpen/geldbedragen gebruik heeft gemaakt, terwijl hij, verdachte, wist
, althans redelijkerwijs had moeten vermoeden,dat die
voorwerpen/geldbedragen - onmiddellijk of middellijk - afkomstig waren uit
één of meer (al dan nieteigen
) misdrijvenmisdrijf, van welk misdrijf (te weten witwassen) verdachte
al dan nieteen gewoonte heeft gemaakt;
4.
hij in
of omstreeksde periode van 1 september 2015 tot en met 30 november 2015
in Alphen aan den Rijn en/of Leiden, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (een)ander
(en
), te weten [persoon 4] en
/of[persoon 5], behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot en/of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en
/ofdie [persoon 4] en
/of[persoon 5] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- die [persoon 4] en
/of[persoon 5] in contact gebracht met een mensensmokkelaar/reisagent genaamd [betrokkene],
althans een telefoonnummer van die [betrokkene], althans van een mensensmokkelaar/reisagent, aan die [persoon 4] en/of [persoon 5] verstrekt,en
/of
- die [persoon 4] en
/of[persoon 5] met behulp van een mensensmokkelaar vanuit Turkije naar Griekenland laten vervoeren en
/of
- in contact gestaan met die [persoon 4] en
/of[persoon 5] gedurende hun reis naar Nederland en hen daarbij geadviseerd
en/of hen in contact gebracht met één of meerdere anderen(ten behoeve van hun doorreis) en
/of
- die [persoon 4] en
/of[persoon 5] bij aankomst in Nederland opgehaald en
/ofvervoerd, en
/of
- die [persoon 4] en
/of[persoon 5] onderdak verschaft in Nederland;
terwijl verdachte wist
of ernstige redenen had te vermoedendat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
5.
hij in
of omstreeksde periode van 1 oktober 2015 tot en met 15 november 2015
in Alphen aan den Rijn en/of Leiden, in elk gevalin Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
(een)ander
(en
), te weten [zus verdachte] en
/of[persoon 6] behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot Nederland, een andere lidstaat van de Europese Unie, IJsland, Noorwegen, in elk geval een staat die is toegetreden tot het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Protocol tegen de smokkel van migranten over land, over de zee en in de lucht, tot aanvulling van het op 15 november 2000 te New York totstandgekomen Verdrag tegen transnationale georganiseerde misdaad,
en
/ofdie [zus verdachte] en
/of[persoon 6] daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft,
immers heeft hij, verdachte,
tezamen en in vereniging met zijn mededader(s), althans alleen,
- aan die [zus verdachte] en
/of[persoon 6] geld (te weten ongeveer 300 of 400 euro
, althans een geldbedrag) verstrekt
en/of doen verstrekkengedurende hun reis vanuit Griekenland naar Nederland, en
/of
- die [zus verdachte] en
/of[persoon 6] bij aankomst in Duitsland opgehaald en
/of (vervolgens
) (over de grens met Nederland
)vervoerd en
/of
- die [zus verdachte] en
/of[persoon 6] onderdak verschaft in Nederland;
terwijl verdachte wist
of ernstige redenen had te vermoedendat die toegang of die doorreis wederrechtelijk was;
Zaak met parketnummer 09-827550-17 (gevoegd):
1.
hij op
of omstreeks9 september 2017 te Rijswijk
[aangeefster] heeft mishandeld door haar met kracht (met zijn vuist) tegen het hoofd te stompen
/slaan;
3.
hij op
of omstreeks9 september 2017 te Rijswijk,
een ander, te weten [aangeefster],
door geweld of enige andere feitelijkheid en/ofdoor bedreiging met geweld
of enige andere feitelijkheid gericht tegen die anderwederrechtelijk heeft gedwongen iets te doen,
niet te doen en/of te dulden,te weten sambal te eten, door tegen die [aangeefster] te zeggen dat hij haar zou slaan als zij dit niet zou doen;
Zaak met parketnummer 09-765005-19 (gevoegd):
1.
hij
op enig(e) tijdstip(pen)in
of omstreeksde periode van 1 december 2018 tot en met 15 januari 2019 te Rijswijk,
althans in Nederland,opzettelijk [aangeefster]
(telkens)in haar tegenwoordigheid mondeling
en/of door feitelijkhedenheeft beledigd door aan [aangeefster] meerdere ingesproken
WhatsApp-berichtentoe te sturen met onder andere als inhoud: "je bent een hoer, een slet" en
/of"je blijft een hoer en een slet, iedereen weet dat je een hoer bent, iedereen weet dat je een slet bent"
, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking;
2.
hij in
of omstreeksde periode van 11 november 2017 tot en met 25 november 2017 te Alphen aan den Rijn,
in elk geval in Nederland,heeft gepoogd om [vader van getuige 1] (de vader van [getuige 1]) te bewegen opzettelijk mondeling zich jegens [getuige 1] te uiten, kennelijk om haar vrijheid om naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter
of ambtenaar (een
)verklaring
(en)af te leggen, te beïnvloeden,
terwijl hij
en/of die [vader van getuige 1] wist(en) ofernstige reden had
(den)te vermoeden dat die verklaring
(en)zou
(den)worden afgelegd,
door in
een of meerderetelefoongesprek
(ken
)aan die [vader van getuige 1] na te noemen inlichting
(en
)te verschaffen - zakelijk weergegeven - te weten,
dat die [vader van getuige 1] hem, verdachte, een dienst zou bewijzen door [getuige 1] naar de rechter te laten gaan om haar getuigenverklaring te laten wijzigen en
/of
dat [getuige 1] alleen maar zou hoeven te zeggen dat hij, verdachte, haar ([aangeefster]) niet had geslagen en
/of
dat hij, verdachte, een auto zou laten sturen om [getuige 1] op te halen en
/ofnaar de rechtbank te brengen
althans woorden van gelijke aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Ontslag van rechtsvervolging met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 3 (A) bewezenverklaarde
De raadsman heeft ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat – zakelijk weergegeven – artikel 420bis lid 1 Sr. (eenvoudig witwassen van voorwerpen afkomstig uit eigen misdrijf) pas in werking is getreden op 1 januari 2017, hetgeen betekent dat het tenlastegelegde voor wat betreft de periode van 9 november 2016 tot 1 januari 2017 niet strafbaar was. De raadsman heeft om vrijspraak van deze periode verzocht.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Gelet op de wetsgeschiedenis en vaste rechtspraak moet worden aangenomen dat indien vaststaat dat het enkele verwerven of voorhanden hebben door de verdachte van een voorwerp dat onmiddellijk afkomstig is uit een door hemzelf begaan misdrijf niet kan hebben bijgedragen aan het verbergen of verhullen van de criminele herkomst van dat voorwerp, die gedraging niet als witwassen kan worden gekwalificeerd.
Het hof heeft geoordeeld dat de onder 3 ten laste gelegde geldbedragen onmiddellijk afkomstig zijn uit een door de verdachte zelf begaan misdrijf en bewezen verklaard dat verdachte het voorwerp heeft witgewassen door het voorwerp te hebben verworven/voorhanden te hebben gehad.
Het hof heeft echter niet kunnen vaststellen dat de verdachte één of meer handelingen heeft verricht die gericht zijn geweest op het daadwerkelijk verbergen of verhullen van de criminele herkomst van het voorwerp, nu uit de bewijsmiddelen blijkende feiten en omstandigheden enkel kan worden afgeleid dat de verdachte het voorwerp heeft verworven/voorhanden heeft gehad.
Dit betekent dat het onder 3 (A) bewezenverklaarde niet kan worden gekwalificeerd en daarom geen strafbaar feit oplevert. De verdachte dient derhalve ter zake van dit feit te worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Kwalificaties
Het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van een gewoonte maken van overtreding van een voorschrift, gesteld bij artikel 2:3a, eerste lid, van de Wet op het financieel toezicht, terwijl dit feit opzettelijk wordt begaan
Het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
het financieren van terrorisme, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 3 (B) bewezenverklaarde levert op:
van het plegen van witwassen een gewoonte maken.
Het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 4 en 5 bewezenverklaarde levert op:
mensensmokkel, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 3 bewezenverklaarde levert op:
een ander door bedreiging met geweld, gericht tegen die ander, wederrechtelijk dwingen iets te doen.
Het in de zaak met parketnummer 09-765005-19 onder 1 bewezenverklaarde levert op:
eenvoudige belediging, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 09-765005-19 onder 2 bewezenverklaarde levert op:
poging tot uitlokking van het opzettelijk mondeling zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter een verklaring af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De ernst van de feiten
De verdachte heeft zich samen met anderen op grote schaal bezig gehouden met Hawala-bankieren.
Aldus heeft de verdachte samen met anderen feitelijk een geldwisselkantoor gedreven, terwijl geen van hen over de hiervoor wettelijk vereiste vergunning beschikte.
Dit is een ernstig feit. Het Hawala-bankieren onttrekt zich aan elke vorm van overheidstoezicht en houdt daardoor het risico in van misbruik voor criminele en terroristische doeleinden. Juist om die reden heeft de wetgever het beroeps- of bedrijfsmatig verrichten van geldtransacties onderworpen aan een vergunningen- en registratiesysteem.
De verdachte heeft provisiegelden die hij voor de Hawala-transacties ontving witgewassen. Door deze gelden aan het zicht van justitie te onttrekken wordt de integriteit van het financieel en economisch verkeer aangetast.
Ook heeft de verdachte aanzienlijke geldbedragen overgemaakt ten behoeve van zijn broer [broer verdachte], terwijl zijn broer een strijder was in de gewapende Jihadstrijd in Syrië. Hij was aangesloten bij de terroristische organisaties IS en later bij Jabhat al Nusra. De verdachte heeft zich met zijn handelen schuldig gemaakt aan terrorismefinanciering. Aldus heeft de verdachte een bijdrage geleverd aan de (verdergaande) destabilisering en onveiligheid in (de regio van) Syrië. Het is immers een feit van algemene bekendheid dat deze jihadistische groeperingen zich in Syrië op grote schaal schuldig maakten aan grove mensenrechtenschendingen.
Voorts heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel van vier personen die hij uit Syrië kende.
Hoewel zijn handelen kan zijn ingegeven door de – op zichzelf begrijpelijke - wens familieleden en hun naasten uit Syrië (of buurlanden) naar Nederland te halen heeft de verdachte hierdoor het beleid van de Nederlandse overheid om een gereguleerd asielbeleid te voeren – als onderdeel waarvan politieke vluchtelingen kunnen worden opgevangen – ondermijnd. Ook heeft hij bijgedragen aan het in stand houden van een illegaal circuit.
Verder heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan mishandeling en belediging van zijn ex-vrouw en heeft hij haar gedwongen om sambal te eten. Hij heeft daarmee inbreuk gemaakt op haar lichamelijk integriteit en haar eer en goede naam aangetast. De mishandeling en dwang hebben plaatsgevonden in de woning van het slachtoffer, een plek waar zij zich bij uitstek veilig moest kunnen voelen.
Tot slot heeft de verdachte geprobeerd de verklaring van een getuige te beïnvloeden door over de door hem gewenste inhoud daarvan met haar vader te spreken. Het ging om een nichtje van zijn ex-vrouw dat over bij het hiervoor genoemde incident aanwezig was. Beïnvloeding van een getuige is, ongeacht of het kennelijk beoogde gevolg is ingetreden, op zich reeds een ernstig feit waardoor de rechtsgang kan worden geschaad. Het raakt de fundamentele beginselen van de rechtsstaat en belemmert de waarheidsvinding.
Uit al het voorgaande volgt dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan een breed scala aan strafbare feiten, waaronder zeer ernstige misdrijven.
Naar het oordeel van het hof kan gelet op de aard en de ernst van de feiten niet anders worden gereageerd dan met het opleggen van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
De persoon van de verdachte
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte in 2015 is veroordeeld voor mishandeling van zijn echtgenoot.
Voorts heeft het hof acht geslagen op het over de persoon van de verdachte opgemaakte reclasseringsrapport d.d. 17 maart 2021 en het Pro Justitia-rapport d.d. 21 juli 2021.
Redelijke termijn
Het hof heeft geconstateerd dat de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM is geschonden, nu de verdachte op 9 september 2017 is aangehouden en daarmee de vervolging is aangevangen en de rechtbank eindvonnis heeft gewezen op 20 februari 2020. Op 28 februari 2020 is hoger beroep aangetekend en op 11 november 2021 wordt dit arrest gewezen. De redelijke termijn voor de behandeling van de zaak in eerste aanleg is aldus overschreden met ruim 5 maanden.
De vervolging van verdachte bij de rechtbank en in hoger beroep heeft alles bijeen genomen in totaal 4 jaar en twee maanden geduurd. Gezien de complexiteit en omvang van de zaak, de noodzaak voortdurend en in elk stadium tolken in te zetten, alsmede het gegeven dat op verzoek van de verdediging aanvullend onderzoek is verricht, is naar het oordeel van het hof als geheel gezien sprake van een relatief beperkte mate van overschrijding van de redelijke termijn.
Om die reden volstaat het hof met de constatering van de schending van de redelijke termijn.
Conclusie
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat de veroordeelde in aanmerking komt voor deelname aan een penitentiair programma, als bedoeld in artikel 4 Penitentiaire beginselenwet, dan wel de regeling van voorwaardelijke invrijheidsstelling, als bedoeld in artikel 6:2:10 Wetboek van Strafvordering, aan de orde is.
Motivering van de maatregel ex 38v Sr
Uit het dossier valt op te maken dat de verdachte zich in het verleden niet aan een opgelegd contactverbod met het slachtoffer [aangeefster] heeft gehouden. Gelet hierop, alsook de aard van de bewezenverklaarde feiten voor zover het betreft de mishandeling en het dwingen sambal te eten en de hiervoor genoemde eerdere veroordeling in 2015, ziet het hof, ter voorkoming van strafbare feiten in de toekomst, aanleiding een vrijheidsbeperkende maatregel op te leggen als bedoeld in artikel 38v Sr. in de vorm van een contactverbod met het slachtoffer [aangeefster] voor de duur van drie jaren. Hierbij zal het hof bevelen dat iedere keer dat de verdachte dit contactverbod zal overtreden, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 1 week, met een maximum van zes maanden.
Omdat er, eveneens gelet op het verleden waarbij de verdachte zich niet hield aan het contactverbod, ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een strafbaar feit zal begaan, dan wel zich belastend zal gedragen jegens het slachtoffer zal het hof, gelet op artikel 38v, vierde lid, Sr, de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar verklaren.
In beslag genomen voorwerpen
Verbeurdverklaring
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen zoals deze vermeld zijn onder 2 tot en met 7, 10 tot en met 17 en 19 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, volgens opgave van verdachte aan hem toebehorend, zijn vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het voorwerpen zijn met behulp waarvan het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 1 bewezenverklaarde is begaan. Het hof zal daarom deze voorwerpen verbeurdverklaren. Voorts zal het onder 20 genoemde geldbedrag verbeurd worden verklaard, nu dat geldbedrag door middel van het onder 1 en/of 3 bewezenverklaarde feit geheel of grotendeels is verkregen.
Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de draagkracht van verdachte.
Onttrekking aan het verkeer
De na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerpen, zoals deze zijn vermeld onder 1 en 18 op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen, zijn vatbaar voor onttrekking aan het verkeer, nu deze bij gelegenheid van het onderzoek naar het door verdachte onder 1, 4 en 5 begane misdrijven werden aangetroffen en deze aan verdachte toebehorende voorwerpen kunnen dienen tot het begaan of de voorbereiding van soortgelijke misdrijven, terwijl deze van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet of met het algemeen belang.
Teruggave aan de verdachte
Het op de beslaglijst onder 9 genoemde arbeidscontract zal aan de verdachte worden teruggegeven, nu het belang van strafvordering zich daar niet tegen verzet.
Teruggave aan [aangeefster]
De op de beslaglijst onder 8 genoemde telefoon zal – mede gelet op het standpunt van de advocaat-generaal – worden teruggegeven aan [aangeefster], onder wie die telefoon in beslag is genomen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 24, 33, 33a, 36b, 36d, 38v, 38w, 46a, 47, 57, 63, 197a, 266, 284, 285a, 300, 420ter en 421 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten en artikel 2:3a van de Wet op het financieel toezicht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 2 tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 1, 2, 3, 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 09-765005-19 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 1, 2, 3 (B), 4 en 5 en in de zaak met parketnummer 09-827550-17 onder 1 en 3 en in de zaak met parketnummer 09-765005-19 onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 09-767275-17 onder 3 (A) bewezenverklaarde
nietstrafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
30 (dertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheidinhoudende dat de veroordeelde voor de duur van
3 jarenop geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal opnemen, zoeken of hebben met [aangeefster], geboren op 21 mei 1985.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan. De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 1 week voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 6 maanden.
Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Beveelt dat de opgelegde maatregel
dadelijk uitvoerbaaris.
Verklaart verbeurdde in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder 2 tot en met 7, 10 tot en met 17, 19 en 20 genoemde voorwerpen op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen.
Beveelt de
onttrekking aan het verkeervan de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
de onder 1 en 18 genoemde voorwerpen op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het onder 9 genoemde voorwerp op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen.
Gelast de
teruggaveaan [aangeefster] van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
het onder 8 genoemde voorwerp op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen goederen.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. Th.W.H.E. Schmitz, en mr. L.C. van Walree,
in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 11 november 2021.