Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1],
[appellant 2],
[appellant 3],
[appellant 4],
[appellant 5],
1.De zaak in het kort
Het verloop van de procedure
- het dossier van de procedure bij de rechtbank Den Haag, waaronder het vonnis van de rechtbank van 29 januari 2020 (hierna te noemen: het (bestreden) vonnis).
- de appeldagvaarding van 1 april 2020;
- de memorie van grieven met producties van [de erven] van 22 september 2020;
- de memorie van antwoord in principaal appel, tevens memorie van grieven in het incidenteel appel met producties van de Staat van 15 december 2020;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel met producties van [de erven] van 23 februari 2021.
3.Feiten
(…)
biedt mij, voor dit doel, maar één mogelijkheid om ontheffing van de ringplicht te verlenen. Deze mogelijkheid betreft het belang bedrijfsmatig, met het oog op productie gefokte vogels. Dit is ook het oorspronkelijke belang waar u bij het ingaan van de Ffwet op 1 april 2002 tot 1 april 2013 ontheffing voor is verleend. Met dat verschil dat u nu alleen knobbelzwanen fokt voor de verkoop van siervogels. Ik ben daarom van mening dat ik u, gezien de uitzonderlijke situatie, een ontheffing onder voorwaarden kan verlenen. De voorwaarden zijn in de bij dit besluit gevoegde ontheffing opgenomen. De naleving door u van deze voorwaarden zijn voor mij van groot belang.
4.De procedure bij de rechtbank
5.De vorderingen in hoger beroep
6.De beoordeling in hoger beroep
Alleen de slechtste broedparen werden verkocht voor prijzen vergelijkbaar met kuikenprijzen”). Ook heeft de Staat gesteld dat het onwaarschijnlijk is dat in het bedrijf van [erflater] grote winsten werden behaald met de verkoop van broedparen. [de erven] hebben daar onweersproken tegenin gebracht dat in de normale uitoefening van het bedrijf niet of nauwelijks broedparen werden verkocht. De winstgevendheid van het bedrijf van [erflater] zegt dus niets over de prijs per broedpaar die bij bedrijfsbeëindiging zou zijn gerealiseerd. Ten slotte stelt de Staat dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het effect op de prijs van de verkoop van grote aantallen broedparen binnen een relatief korte periode en het effect op de prijs van het verbod op zwanendriften elkaar zouden hebben opgeheven, maar deze stelling heeft de Staat niet onderbouwd. De slotsom is dat grief 2 faalt voor zover zij betrekking heeft op de prijs per broedpaar. Ook het hof zal een prijs per broedpaar van € 529,20 hanteren.
verzorgingvan de kuikens (bijvoeren, ringen en leewieken). Dat ook de
uitvalvan kuikens is inbegrepen in het kostenpercentage van 50% ligt niet voor de hand, en is door [de erven] – mede in het licht van de eigen verklaringen van [erflater] – ook op geen enkele wijze onderbouwd. Het hof zal daarom vasthouden aan het door de rechtbank gehanteerde aantal van 1.900 kuikens.
7.Beslissing
en in zoverre opnieuw rechtdoende, veroordeelt de Staat tot betaling aan [de erven] van € 147.992,50, vermeerderd met de wettelijke rente uit hoofde van artikel 6:119 BW vanaf 1 april 2016;