Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.[appellant 1] ,
[appellant 1] Holding B.V.,
1.JAR Zorg V.O.F.,
[geïntimeerde] Holding B.V.,
[geïntimeerde] c.s. handelen [appellant 1] c.s. in strijd met een concurrentiebeding en onrechtmatig jegens hen via Stapelzorg. JAR Zorg is inmiddels ontbonden. [appellant 1] c.s. vorderen medewerking van [geïntimeerde] c.s. aan de vereffening en verdeling van (het vermogen van) JAR Zorg.
grieven 1 en 2betogen [appellant 1] c.s. dat de feitenweergave in het vonnis niet compleet en daarmee onjuist is. Deze grieven falen. Het staat de civiele rechter vrij alleen die feiten te vermelden die voor zijn oordeel relevant zijn. Daar komt bij dat de feiten waar [appellant 1] c.s. naar verwijzen betwiste stellingen zijn. Het hof zal deze stellingen betrekken in de beoordeling van de overige grieven.
[bestuurder] . In 2018 is gedurende anderhalve maand ook Roe-Social Holding B.V., met als enig aandeelhouder en bestuurder de heer [bestuurder] , vennoot van Stapelzorg geweest. [appellant 1] Holding is eind december 2018 uitgetreden als vennoot uit Stapelzorg in verband met – naar haar zeggen – het ontplooien door deze vof van dienstverlenende activiteiten in de zorgsector, meer in het bijzonder op het gebied van thuiszorg, PGB en persoonlijke zorg.
61 meter afstand.
in conventieeen verklaring voor recht gevorderd dat [appellant 1] c.s. toerekenbaar tekort zijn geschoten dan wel onrechtmatig hebben gehandeld jegens [geïntimeerde] c.s. en gehouden zijn tot het betalen van schadevergoeding op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet. Daarnaast vorderden [geïntimeerde] c.s. inzage in een aantal genoemde stukken (art. 843a Rv) om hun schade te begroten.
in reconventie, voor zover in hoger beroep van belang, gevorderd op straffe van verbeurte van dwangsommen dat het hof:
[appellant 1] Holding geleden en nog te lijden schade die een gevolg is of zal zijn van die uitlatingen;
in conventiede gevorderde verklaring voor recht ten aanzien van [appellant 1] c.s. uitgesproken, de vordering op grond van art. 843a Rv afgewezen en – voor zover in hoger beroep nog van belang – [appellant 1] c.s. hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerde] c.s. De rechtbank heeft
in reconventiede hiervoor in r.o. 3 als i. aangeduide verklaring voor recht uitgesproken, de andere genoemde vorderingen afgewezen en [appellant 1] c.s. in de proceskosten veroordeeld.
grieven 3 tot en met 7betogen [appellant 1] c.s. dat zij niet onrechtmatig jegens
[geïntimeerde] c.s. hebben gehandeld en dat de daarop gebaseerde vorderingen ten onrechte zijn toegewezen.
JAR Zorg, te gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid
(art. 6:2 lid 1 BW). Naar het oordeel van het hof heeft [appellant 1] Holding gehandeld in strijd met deze eisen. [appellant 1] Holding is daardoor jegens [geïntimeerde] Holding toerekenbaar tekortgeschoten en schadeplichtig. Dit oordeel is gebaseerd op het volgende.
haar ontwikkelde softwarepakket Smart & Easy, een HRM-pakket bestaande uit verschillende modules, op de markt te brengen en te ondersteunen (conclusie van antwoord sub 18 en 19). Het was dus de bedoeling van [appellant 1] Holding om aldus te profiteren van de concurrerende activiteiten van Stapelzorg.
JAR Zorg. Dit was voorzienbaar voor [appellant 1] Holding. [appellant 1] Holding heeft zich – als vennoot van JAR Zorg – jegens haar medevennoot [geïntimeerde] Holding niet gedragen overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid door zonder overleg met of medeweten van [geïntimeerde] Holding concurrerende activiteiten te gaan verrichten in Stapelzorg. Dat lijkt [appellant 1] Holding te onderkennen (conclusie van antwoord sub 20 en 21) maar zij miskent dat het de bedoeling was dat zij – als gezegd (r.o. 11.1) – zou profiteren van de concurrerende activiteiten van Stapelzorg.
Grief 3(onder nr. 32) faalt dus in zoverre.
grieven 2 tot en met 7falen. Dit geldt ook voor
grief 8,waarmee is betoogd dat [appellant 1] c.s ten onrechte in de kosten van het geding in conventie zijn veroordeeld.
grieven 9 en 10betogen [appellant 1] c.s. dat [geïntimeerde] Holding
op straffe van een dwangsomhadden moeten worden veroordeeld tot de vereffening en verdeling van het vermogen van JAR Zorg. Volgens [appellant 1] c.s. heeft [geïntimeerde] Holding daaraan tot de zitting van 17 oktober 2018 (bedoeld wordt: 2019) niet meegewerkt en is er ook daarna geen voortgang in de vereffening en verdeling gekomen, ondanks de vele inspanningen die [appellant 1] c.s. zich hebben getroost.
“vereffening en verdeling”) in het petitum genoemd. Nu voor het bereiken van dit resultaat inspanningen van zowel [appellant 1] Holding als [geïntimeerde] Holding nodig zijn, is voorzienbaar dat toewijzing van de vordering tot executiegeschillen zal leiden over de verschuldigdheid van dwangsommen. Daar komt bij dat [geïntimeerde] Holding zich wederom bereid heeft verklaard mee te werken aan de vereffening en verdeling en er dus over het te bereiken resultaat geen geschil bestaat. De vordering is daarom niet toewijsbaar.
grief 11betogen [appellant 1] c.s. dat [geïntimeerde] namens JAR Zorg ten onrechte een vordering van Carehill heeft erkend en dat dit onrechtmatig is jegens [appellant 1] Holding. [appellant 1] c.s. willen dat dit voor recht wordt verklaard en dat [geïntimeerde] Holding wordt verboden uitlatingen op dit vlak richting Carehill te doen.
Holding heeft de vorderingen van Carehill op JAR Zorg erkend, maar heeft dit als vennoot van JAR Zorg bevoegd gedaan (art. 17 Wetboek van Koophandel (WvK) jo art. 7A:1676b sub 1 BW). Waarom dat onrechtmatig jegens [appellant 1] Holding zou zijn is niet onderbouwd. Het enkele feit dat een dergelijke mededeling tegen de zin is van [appellant 1] Holding maakt deze mededeling niet onrechtmatig.
grief 12betogen [appellant 1] c.s. dat zij niet gebonden zijn aan de leaseovereenkomst ter zake van een Tesla die [geïntimeerde] namens JAR Zorg is aangegaan. Volgens [appellant 1] c.s. valt het leasen van een dure leaseauto namelijk niet onder de doelomschrijving van JAR Zorg (art. 17 lid 2 WvK) en verzetten de redelijkheid en billijkheid (art. 3:166 lid 3 BW) zich ertegen dat [appellant 1] Holding is gehouden mee te betalen aan deze dure auto.
[geïntimeerde] Holding om die reden onbevoegd was om een dure auto te leasen, geldt het volgende. [appellant 1] c.s. hebben onvoldoende aangevoerd om te kunnen concluderen dat de redelijkheid en billijkheid zich ertegen verzetten dat [appellant 1] Holding meebetaalt aan de Tesla. Weliswaar betreft het een dure auto en er zou wellicht kunnen worden betoogd dat dit niet passend is omdat ook volstaan had kunnen worden met een veel goedkopere auto, maar daar staat tegenover dat [geïntimeerde] c.s. bij pleidooi in hoger beroep hebben aangevoerd dat [appellant 1] Holding in de onderlinge verhouding tussen de vennoten hiervoor een vorm van compensatie heeft ontvangen. Het is dan ook niet komen vast te staan dat de redelijkheid en billijkheid zich verzetten tegen de aanschaf van de Tesla op kosten van JAR Zorg.
grief 13betogen [appellant 1] c.s. dat de door [geïntimeerde] c.s. gelegde beslagen ten onrechte zijn gelegd, daarom onrechtmatig zijn en dat [geïntimeerde] c.s. moeten worden veroordeeld de daardoor geleden schade te vergoeden. Deze grief faalt omdat de vorderingen waarvoor de beslagen zijn gelegd deugdelijk zijn bevonden.
grief 14betogen [appellant 1] c.s. dat hun reconventionele vorderingen ten onrechte zijn afgewezen en zij ten onrechte in de proceskosten van de reconventie zijn veroordeeld. Ook deze grief faalt omdat de reconventionele vorderingen in overwegende mate terecht zijn afgewezen.
grief 15betogen [appellant 1] c.s. dat de rechtbank ten onrechte geen kostenveroordeling heeft uitgesproken in het door [geïntimeerde] c.s. ingestelde incident op grond van art. 843a Rv. Deze grief faalt omdat [geïntimeerde] c.s. geen incidentele vordering hebben ingesteld. De vordering van [geïntimeerde] c.s. op grond van art. 843a Rv is afgewezen en de rechtbank behoefde daarvoor geen afzonderlijke kostenveroordeling ten laste van [geïntimeerde] c.s. uit te spreken.
[appellant 1] c.s. zullen worden veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep
(3 punten, tarief II). [appellant 1] c.s. hebben als de grotendeels in het ongelijk te stellen partij te gelden. De proceskostenveroordeling zal uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard zoals gevorderd.
31 december 2019,
in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt [appellant 1] c.s. in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad.