Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
arrest van 23 november 2021
[appellant],
Oranjeflex B.V.,
Waar deze zaak over gaat
“haar financiële verplichtingen jegens [appellant] uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst van 19 december 2006 na te komen”en voor de tenuitvoerlegging van dit vonnis een verjaringstermijn van 20 jaren geldt. Daarnaast vordert [appellant] dat het hof aan de veroordeling van het kortgedingvonnis een dwangsom verbindt.
Feiten en procesverloop in eerste aanleg
“5. De beoordeling in conventie
in conventie
€ 16.046,33 aan Oranjeflex gestuurd met als omschrijving
“Afrekening 2008 (voorlopig)”.
Procesverloop in hoger beroep
10 juni 2020 heeft plaatsgevonden. Van deze comparitie van partijen is proces-verbaal opgemaakt. Bij memorie van grieven heeft [appellant] twee grieven aangevoerd. Bij memorie van antwoord heeft Oranjeflex de grieven bestreden.
Beoordeling van het hoger beroep
grieven I en IIkeren zich tegen dit oordeel. Met
grief IIIbetoogt [appellant] dat zijn vorderingen moeten worden toegewezen. Deze grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
grieven I en IIdat dit onterecht is omdat voor zijn vorderingen een verjaringstermijn van 20 jaren geldt op grond van art. 3:324 lid 1 BW. Bij het vonnis van 22 juni 2011 van de voorzieningenrechter (zie r.o. 1.1) is Oranjeflex namelijk veroordeeld haar financiële verplichtingen jegens [appellant] uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst van 19 december 2006 na te komen. De verplichting om de factuur van 27 maart 2012 (zie r.o. 1.2) te voldoen is daarmee dwingend vastgesteld (memorie van grieven sub 22 tot en met 29).
“haar financiële verplichtingen jegens [appellant] uit hoofde van de samenwerkingsovereenkomst van 19 december 2006 na te komen”.
“financiële verplichtingen”van Oranjeflex de gevorderde veroordeling leidt. Processueel debat daarover is uitgebleven. Ook anderszins is niet in te zien welk belang [appellant] heeft bij deze vordering.
grief III.
Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van Oranjeflex tot op heden begroot op € 2.071,-- aan griffierecht en € 4.326,-- aan salaris advocaat (3 punten, tarief III);
- wijst de vorderingen van [appellant] in hoger beroep af;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.