ECLI:NL:GHDHA:2021:206
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in hoger beroep voor poging doodslag en zware mishandeling na schietincident
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 21 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 3 jaren en 6 maanden voor poging tot doodslag en zware mishandeling. De tenlastelegging betrof een schietincident op 4 september 2017 in Rotterdam, waarbij de verdachte zou hebben geprobeerd een persoon genaamd [slachtoffer] van het leven te beroven door met een vuurwapen op hem te schieten. Tijdens het hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een zwaardere straf van 5 jaren eiste.
Het hof heeft echter geoordeeld dat niet boven redelijke twijfel kan worden vastgesteld dat de verdachte degene is geweest die het vuurwapen heeft afgevuurd. De verklaringen van getuigen en medeverdachten waren inconsistent en boden onvoldoende bewijs om de verdachte te veroordelen. Het hof heeft vastgesteld dat de verklaringen van de getuigen mogelijk niet op eigen waarneming berustten, wat de betrouwbaarheid van het bewijs in twijfel trok.
Uiteindelijk heeft het hof het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van alle tenlastegelegde feiten. Tevens is de benadeelde partij [slachtoffer] niet-ontvankelijk verklaard in zijn vordering tot schadevergoeding, aangezien de verdachte was vrijgesproken. De kosten die de verdachte heeft gemaakt in verband met de vordering zijn begroot op nihil.