ECLI:NL:GHDHA:2021:2059

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 oktober 2021
Publicatiedatum
28 oktober 2021
Zaaknummer
200.297.467/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in het kader van een conflict tussen ouders

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de beschikking van de kinderrechter van 15 april 2021, waarin de minderjarige onder toezicht was gesteld van een gecertificeerde instelling. De moeder stelde dat de ontwikkeling van de minderjarige niet bedreigd was en dat hulpverlening in een vrijwillig kader voldoende zou zijn. De vader, verweerster in hoger beroep, en de gecertificeerde instelling waren van mening dat er wel degelijk sprake was van een ernstige bedreiging van de ontwikkeling van de minderjarige door de conflicten tussen de ouders. Het hof heeft vastgesteld dat de minderjarige, die bij de moeder woont, in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd door de strijd tussen de ouders. De moeder heeft onvoldoende inzicht in haar eigen aandeel in de situatie en stelt voortdurend voorwaarden aan de omgang tussen de vader en de minderjarige. Het hof oordeelt dat een ondertoezichtstelling noodzakelijk is om de ontwikkelingsbedreiging af te wenden en bekrachtigt de bestreden beschikking voor de duur van twaalf maanden. De beslissing is genomen na een mondelinge behandeling op 29 september 2021, waarbij de betrokken partijen aanwezig waren. Het hof heeft de beschikking openbaar uitgesproken en verzocht om een afschrift naar de rechtbank Rotterdam te zenden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling civiel recht
zaaknummer : 200.297.467/01
rekestnummer rechtbank : JE RK 21-327
zaaknummer rechtbank : C/10/612917
beschikking van de meervoudige kamer van 27 oktober 2021
inzake
[appellante] ,
wonende op een bij het hof bekend adres,
verzoekster in hoger beroep,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. F. Pool te Rotterdam,
tegen
de raad voor de kinderbescherming,
regio Rotterdam-Dordrecht,
verweerster in hoger beroep,
hierna te noemen: de raad,
Als belanghebbenden zijn verder aangemerkt:
Jeugdbescherming Rotterdam-Rijnmond (JBRR),
gevestigd te Rotterdam,
hierna te noemen: de gecertificeerde instelling,
en
[belanghebbende] ,
wonende te [woonplaats] ,
hierna te noemen: de vader,
advocaat mr. S. Scheimann te Rotterdam.

1.Het verloop van het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het verloop van het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Rotterdam van 15 april 2021, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
De moeder is op 14 juli 2021 in hoger beroep gekomen van genoemde beschikking van 15 april 2021 (hierna: de bestreden beschikking).
2.2
De gecertificeerde instelling heeft op 30 augustus 2021 een verweerschrift ingediend.
2.3
De vader heeft op 2 september 2021 een verweerschrift ingediend.
2.4
Bij het hof zijn verder de volgende stukken ingekomen:
van de zijde van de moeder:
 op 24 september 2021 een e-mail, met bijbehorend journaalbericht van dezelfde datum, met bijlage;
van de zijde van de raad:
 op 2 september 2021 een brief van diezelfde datum;
van de zijde van de vader:
 op 23 september 2021 een e-mail, met bijlage.
2.5
De mondelinge behandeling heeft op 29 september 2021 plaatsgevonden. Verschenen zijn:
 de moeder, bijgestaan door haar advocaat;
 de raad, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de raad] ;
 de gecertificeerde instelling, vertegenwoordigd door [vertegenwoordigers van de GI] ;
 de vader, bijgestaan door zijn advocaat.

3.De feiten

3.1
Het hof gaat uit van de door de rechtbank vastgestelde feiten voor zover daartegen in hoger beroep niet is opgekomen. Onder meer staat het volgende vast:
 De moeder en de vader zijn de ouders van de minderjarige [naam minderjarige] , geboren op [geboortedatum] 2020 te [geboorteplaats] (hierna te noemen: de minderjarige);
 de minderjarige woont bij de moeder;
 bij beschikking van 7 januari 2021 is de minderjarige voorlopig onder toezicht gesteld tot 5 april 2021.
3.2
Bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 15 april 2021, zaaknummer C/10/607213, rekestnummer FA RK 20-8546, is de vader samen met de moeder, die tot dan toe eenhoofdig gezag over de minderjarige had, met het ouderlijk gezag over de minderjarige belast. Verder heeft de rechtbank in die beschikking bepaald dat de regeling van de verdeling van de zorg- en opvoedingstaken als volgt zal zijn (uitvoerbaar bij voorraad): de vader wordt in de gelegenheid gesteld contact te hebben met de minderjarige gedurende minimaal eenmaal per week één uur, waarbij verdere tijdstippen, duur, aantal, frequentie en inhoud van de contacten worden bepaald door de gecertificeerde instelling, na overleg met partijen. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De moeder is tegen de beschikking in hoger beroep gekomen.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kinderrechter de minderjarige onder toezicht gesteld van de gecertificeerde instelling met ingang van 5 april 2021 tot 5 april 2022. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.2
De moeder is het met die beslissing niet eens. Zij verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en alsnog als volgt te beschikken:
I.
primair:de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, het verzoek van de raad (het hof begrijpt: tot ondertoezichtstelling van de minderjarige voor de duur van twaalf maanden) af te wijzen;
II.
subsidiair:de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende, het verzoek van de raad voor de verzochte duur af te wijzen en toe te wijzen voor de duur van maximaal zes maanden.
4.3
De raad verzoekt het hof de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De gecertificeerde instelling verzoekt het hof, naar het hof begrijpt, eveneens de bestreden beschikking te bekrachtigen.
4.4
De vader verzoekt het hof het hoger beroep van de moeder ongegrond te verklaren en
de bestreden beschikking te bekrachtigen, kosten rechtens.
Standpunten
4.5
De moeder is van mening dat de kinderrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling van de minderjarige. Bovendien is zij bereid en in staat om zelf om hulp te vragen en dat heeft zij ook al laten zien. Daarom is hulpverlening in een vrijwillig kader voor de minderjarige toereikend. Voordat de juridische procedures begonnen was er voor de minderjarige al een vrijwillig traject via het consultatiebureau gestart en was er contact met het jeugdondersteuningsteam (JOT). Dat is allemaal gestopt vanwege de zitting in eerste aanleg. Bovendien was er voor de ondertoezichtstelling al zicht op de minderjarige vanuit Veilig Thuis. Zelf heeft zij zich onder meer onder behandeling gesteld van een psycholoog. Zij heeft nooit strijd met de vader gewild. De veiligheid van de minderjarige staat voor haar voorop. Voor zijn veiligheid en die van zichzelf heeft zij in april 2020 met de minderjarige het huis van de vader verlaten. Haar zorgen worden onterecht uitgelegd als niet willen meewerken. Het was onveilig door de manier waarop de vader de minderjarige toesprak en door het handelen van de vader. Het lukte de vader niet de minderjarige rust en regelmaat te bieden. Hij hield zich onder meer niet aan het voedingsschema. Verder heeft de vader de minderjarige alleen op bed en op een tafel laten liggen, liet hij de minderjarige kruipen waarbij de minderjarige op zijn gezicht viel en had hij een manier van omdraaien van de minderjarige die de minderjarige niet prettig vond. De vader was niet aanspreekbaar op zijn gedrag en stelde zich boos, dwingend, overheersend en dominant op. De minderjarige is eind maart 2020 vier dagen in het ziekenhuis opgenomen geweest voor een groei- en ontwikkelingsachterstand. Inmiddels gaat het goed met de minderjarige. Hij ontwikkelt zich goed en is gezond. De moeder vindt het heel belangrijk dat de minderjarige een band met zijn vader krijgt en zij wil de omgang dan ook niet tegenwerken, mits de omgang wordt begeleid en veilig is voor de minderjarige en zij bij de omgang wordt betrokken. De vader is inmiddels aangemeld bij Agathos voor begeleide omgang. De moeder voelt zich door Agathos beter gehoord dan voorheen. Zij gelooft dat de vader veel heeft geleerd. Als de omgang begeleid blijft en zij daarbij blijvend wordt betrokken, dan kan zij openstaan voor uitbreiding. Voor haar is de omgang veilig als er iets gebeurt met wat zij zegt. Zij blijft echter van mening dat zij en de vader er samen verder aan kunnen werken. Een ondertoezichtstelling zou slechts dienen als ‘stok achter de deur’ en om de situatie te monitoren en daar is een ondertoezichtstelling niet voor bedoeld. De moeder concludeert dat aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling niet wordt voldaan.
4.6
De raad heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd als volgt. De raad vindt dat er wel sprake is van een ernstig bedreigde ontwikkeling bij de minderjarige. Er is tussen de moeder en de vader sprake van strijd, wantrouwen, en een gebrekkige communicatie. Door de strijd zijn de ouders ook minder beschikbaar voor de minderjarige. Het hechtingsproces kan daardoor verstoord worden en een goede hechting is een voorwaarde voor een kind om zich tot een evenwichtige volwassene te kunnen ontwikkelen. De ondertoezichtstelling is nodig om een evenwichtig contact tussen de vader en de minderjarige tot stand te brengen. De moeder zegt zich meewerkend op te stellen, maar dat blijkt niet uit het verweerschrift van de gecertificeerde instelling. De vader heeft zich bovendien aangemeld voor mediation, maar de moeder niet.
4.7
De gecertificeerde instelling heeft in het verweerschrift en ter zitting het volgende naar voren gebracht. De gecertificeerde instelling vindt dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarige. Door het conflict waarin de ouders verkeren en waarvan de minderjarige de inzet is, wordt hij bedreigd in zijn identiteitsontwikkeling. Een loyaliteitsconflict en/of ouderverstoting ligt op de loer. De moeder mist het inzicht dat de minderjarige veel meekrijgt van de spanningen tussen de ouders en dat hij daardoor al op jonge leeftijd klem tussen de ouders kan komen te zitten. De moeder stelt dat zij bereid is alle noodzakelijke hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren, maar daar blijft het bij. De reden dat de begeleiding door het JOT niet is doorgegaan komt doordat ouders niet met elkaar in één ruimte wilden zitten. De moeder geeft daarnaast geen inzicht in haar eigen hulpverleningstraject. De angst die de moeder voor de vader zegt te ervaren staat in de weg aan uitbreiding van de omgang tussen de vader en de minderjarige. De gecertificeerde instelling vraagt zich af of de moeder wellicht toch nog hulp nodig heeft om over haar angst voor de vader heen te komen. Belangrijk is dat de moeder ook naar haar eigen aandeel kijkt en de invloed daarvan op de ontwikkeling van de minderjarige. De omgang tussen de vader en de minderjarige heeft vanaf 27 januari 2021 op het kantoor van de gecertificeerde instelling plaatsgevonden. De gecertificeerde instelling neemt geen agressie bij de vader waar, maar duidelijk is wel dat de vader opvoedondersteuning nodig heeft. Op het kantoor van de gecertificeerde instelling was de vader uitgeleerd. De moeder was het aanvankelijk niet eens met de door Agathos begeleide omgangsmomenten bij de vader thuis. De gecertificeerde instelling heeft een schriftelijke aanwijzing aan de moeder gegeven. Het verzoek van de moeder om die aanwijzing vervallen te verklaren is afgewezen. Op 25 augustus 2021 heeft het eerste begeleide omgangsmoment bij de vader thuis plaatsgevonden. De vader moest wennen aan de situatie, maar Agathos heeft laten weten dat het goed gaat en dat er een stijgende lijn zichtbaar is. Bij de overdrachtsmomenten van de minderjarige gaat het ook beter tussen de vader en de moeder. Het doel van de ondertoezichtstelling is om verder zicht te krijgen op de opvoedvaardigheden van beide ouders, gericht op het aansluiten bij de fysieke en emotionele behoeften van de minderjarige en het werken aan de ouderrelatie. Het mediationtraject was bedoeld om de ouders te helpen elkaar te leren vertrouwen. Door het moeizame proces rondom het tot stand komen van de uitbreiding van de omgang tot zo ver en de huidige relatie tussen de ouders vindt de gecertificeerde instelling voortzetting van het gedwongen kader noodzakelijk.
4.7
De vader is van mening dat er sprake is van een ernstige ontwikkelingsbedreiging van de minderjarige. De moeder diskwalificeert de vader op iedere mogelijke wijze en doet onjuiste, zeer negatieve en belastende beweringen over hem die steeds zwaarder worden aangezet. Het zonder gefundeerde redenen verbreken van het contact tussen een kind en een ouder is een ultieme vorm van ouderverstoting en kindermishandeling die de ontwikkeling van het kind ernstig bedreigt. De minderjarige dreigt op te groeien met een verkeerd en scheef beeld van de vader waardoor hij eveneens in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, want hij is deel van de moeder en de vader. De moeder heeft hulpverlening in het vrijwillig kader steeds afgehouden. Pas sinds de ondertoezichtstelling worden er vorderingen geboekt. De ondertoezichtstelling is noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreigingen af te wenden. De moeder wil niet dat de minderjarige de vader ziet, of alleen onder haar voorwaarden. Zij voert ook strijd met de hulpverlening, zelfs met de gecertificeerde instelling. De vader heeft er dan ook geen vertrouwen in dat hulpverlening in het vrijwillig kader zal slagen. De omgang met de minderjarige gaat heel goed. Hij krijgt alleen maar positieve berichten van de begeleiding. De tips die hij voor de verzorging van de minderjarige krijgt, volgt hij op.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Het hof stelt het volgende voorop. Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247 lid 2 BW, in staat zijn te dragen.
5.2
Het hof overweegt op basis van de overgelegde stukken en het verhandelde ter zitting als volgt. Duidelijk is dat de vader en de moeder een conflict hebben, waarvan de nog zeer jonge minderjarige de inzet is. De vader en de moeder strijden over de omgang met de minderjarige. De vader wil de minderjarige graag zo vaak en zo veel mogelijk zien, terwijl de moeder stelt dat het bij de vader onveilig is voor de minderjarige. Ook al is de minderjarige nog erg jong, hij voelt de spanning tussen de ouders wel. Door de strijd tussen de ouders kan het hechtingsproces van de minderjarige met de ouders verstoord raken, met negatieve gevolgen voor zijn volwassen leven. Tevens wordt de minderjarige door de strijd tussen de ouders in zijn identiteitsontwikkeling bedreigd en ligt een loyaliteitsconflict en/of ouderverstoting op de loer. Gelet hierop is het hof van oordeel dat de minderjarige wel degelijk ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. De reden waarom de moeder kennelijk angstig is voor de vader en haar stelling dat het bij de vader (het hof begrijpt: momenteel) onveilig is worden door haar onvoldoende concreet gemaakt. Volgens de moeder was de vader in het verleden agressief en zij stelt dat er tussen haar en de vader iets is voorgevallen, maar zij maakt niet duidelijk wat dat is geweest. De moeder stelt voortdurend voorwaarden aan de omgang tussen de vader en de minderjarige. In het raadsrapport van 19 maart 2021 worden de zorgen van de moeder over de vader in zoverre onderschreven, dat daarin staat dat de gecertificeerde instelling tijdens de begeleide omgang heeft waargenomen dat de vader veel ondersteuning, aansturing en instructies nodig heeft in de omgang met de minderjarige en dat hij opvoedingsvaardigheden mist. De omgang verloopt op zich echter goed en de vader is affectief. Hij staat bovendien open voor de opvoedondersteuning die hij krijgt en gebleken is dat hij leerbaar is. Tijdens de omgangsmomenten is geen agressie bij de vader waargenomen. De begeleidende instantie Agathos ziet een stijgende lijn bij de vader tijdens de omgangsmomenten en de gecertificeerde instelling is van mening dat de omgang op een bepaald moment weer verder kan en moet worden uitgebreid om te achterhalen waar de vader nog verder in begeleid moet worden. De moeder heeft aangegeven daarachter te kunnen staan, mits de omgang op haar voorwaarden plaatsvindt. Opvallend is dat de moeder de oorzaak van de problemen volledig bij de vader legt en niet naar haar eigen aandeel in de strijd en de oplossing daarvan kijkt. Zij stelt weliswaar ook aan zichzelf te hebben gewerkt en onder behandeling te zijn geweest van een psycholoog, maar zij geeft daarover geen openheid. Het mediationtraject dat bedoeld was om de moeder en de vader te helpen vertrouwen in elkaar te krijgen als ouders kan niet doorgaan omdat de moeder zich daarvoor niet heeft aangemeld. Bij de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de moeder meegedeeld dat zij geen vertrouwen heeft in de onpartijdigheid van de voorgestelde mediator, maar zij heeft dat niet met de gecertificeerde instelling gedeeld en heeft het simpelweg laten afweten. De moeder stelt dat zij bereid en in staat is alle noodzakelijke hulpverlening in het vrijwillig kader te accepteren, onder meer van het JOT, maar tot nu toe is er niets van de grond gekomen. Dat is ook aan de moeder te wijten. En zelfs in het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling is een schriftelijke aanwijzing nodig geweest om de moeder te laten meewerken aan begeleide omgang bij de vader thuis. Doordat de moeder haar eigen aandeel niet erkent, houdt zij de voor de ontwikkeling van de minderjarige bedreigende situatie in stand. Het hof acht een ondertoezichtstelling voor de door de raad verzochte duur van twaalf maanden noodzakelijk om de ontwikkelingsbedreiging bij de minderjarige af te wenden. Een kortere duur van de ondertoezichtstelling is daarvoor naar het oordeel van het hof ontoereikend.
5.3
Het vorenstaande leidt ertoe dat het hof de bestreden beschikking zal bekrachtigen.

6.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt de bestreden beschikking;
verzoekt de griffier krachtens het bepaalde in het Besluit gezagsregisters een afschrift van deze uitspraak toe te zenden aan de griffier van de rechtbank Rotterdam, locatie Rotterdam, afdeling civiel recht, team familie- en jeugdrecht ter attentie van het openbaar register;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. E.A. Mink, J.M. van de Poll en L.C.A. Verstappen, bijgestaan door mr. S.N. Keuning als griffier, en is op 27 oktober 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.