Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Het geding
- het dossier van de procedure in eerste aanleg, waaronder het tussen partijen gewezen vonnis van 20 september 2017 van de rechtbank Den Haag;
- de dagvaarding in hoger beroep van 11 oktober 2017;
Gerechtshof Den Haag
In deze zaak, die voorlag bij het Gerechtshof Den Haag, ging het om een hoger beroep in een octrooizaak tussen Mahltig Management- und Beteiligungs GmbH en Intel Benelux B.V. Het hof heeft op 6 april 2021 arrest gewezen. Mahltig, een Duitse vennootschap, had een Europees octrooi (EP 229) dat op 1 september 2020 door de Technische Kamer van Beroep van het Europees Octrooibureau was herroepen wegens gebrek aan inventiviteit. Intel had in eerste aanleg de vernietiging van het Nederlandse deel van dit octrooi gevorderd, wat door de rechtbank werd toegewezen. In hoger beroep vorderde Mahltig vernietiging van het vonnis en toewijzing van haar vorderingen, terwijl Intel de bekrachtiging van het vonnis vroeg. Het hof verklaarde beide partijen niet-ontvankelijk in hun beroep, omdat er geen belang meer was bij de vorderingen na de herroeping van het octrooi en de afstand van het Nederlandse deel van een ander octrooi. Het hof oordeelde dat Mahltig als de in het ongelijk gestelde partij moest worden beschouwd en veroordeelde haar tot vergoeding van de proceskosten van Intel, die op € 450.716,- werden begroot. Het hof oordeelde dat de hoogte van de proceskosten redelijk en evenredig was, mede gezien de complexiteit van de zaak en de eerdere afspraken tussen partijen.