ECLI:NL:GHDHA:2021:2042

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
30 september 2021
Publicatiedatum
27 oktober 2021
Zaaknummer
22-002380-20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam inzake mensensmokkel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 30 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in Syrië in 1984, was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. De tenlastelegging betrof het organiseren en faciliteren van de doorreis van een persoon met de Syrische nationaliteit naar Groot-Brittannië, terwijl de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat deze toegang wederrechtelijk was. Tijdens de zittingen in zowel eerste aanleg als hoger beroep heeft het hof kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en de verdediging van de verdachte. De advocaat-generaal vorderde bevestiging van het vonnis, met aanpassing van de bewijsmiddelen en een beslissing over in beslag genomen goederen.

Het hof heeft het verweer van de verdediging, dat de verklaring van getuige onbetrouwbaar was, verworpen. Het hof oordeelde dat de verklaring van de getuige steun vond in objectief bewijsmateriaal. De verdachte werd gedeeltelijk vrijgesproken van de tenlastelegging, maar het hof achtte het wel bewezen dat hij zich schuldig had gemaakt aan mensensmokkel. De verdachte had de persoon met de Syrische nationaliteit van Breda naar Hoek van Holland vervoerd en geholpen bij het kopen van een ticket voor de ferry naar Groot-Brittannië. Het hof heeft de straf bepaald op een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden met een proeftijd van 3 jaren, en gelastte de teruggave van in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002380-20
Parketnummer: 10-750518-18
Datum uitspraak: 30 september 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 28 augustus 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] (Syrië) op [geboortedatum] 1984,
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken, waarvan 6 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij, in of omstreeks de periode van 25 november 2018 tot en met 29 november 2018 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, en/of Breda, althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, een ander, te weten een persoon met de Syrische nationaliteit, althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaft door
- bovengenoemde persoon met de auto op te halen in Breda en/of te vervoeren richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar Groot-Brittanië te nemen en/of
- met bovengenoemde persoon mee te gaan naar de ticketbalie van de Stena Line en/of die persoon te helpen bij het aanschaffen van een ticket voor de overtocht van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië,
en (aldus) de doorreis en/of het transport en/of toegang door/naar en/of het verblijf in Nederland en/of Groot-Brittannië georganiseerd en/of gefaciliteerd en/of gecoördineerd, terwijl hij, verdachte, en zijn mededader(s), wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden dat die toegang of die doorreis of dat verblijf wederrechtelijk was.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met dien verstande dat de door de rechtbank gebezigde bewijsmiddelen zullen worden aangevuld en dat er een beslissing zal worden genomen omtrent de in beslag genomen goederen. Wat betreft het beslag heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de in beslag genomen voorwerpen aan de verdachte zullen worden teruggegeven.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Gevoerd verweer
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman van de verdachte zich – overeenkomstig zijn overgelegde pleitnotities – op het standpunt gesteld dat de op 16 april 2019 door getuige [getuige] (hierna: [getuige]) afgelegde verklaring onbetrouwbaar is en niet tot het bewijs kan worden gebezigd.
Anders dan de raadsman ziet het hof geen reden om te twijfelen aan de betrouwbaarheid van de door [getuige] op 16 april 2019 afgelegde verklaring, nu die verklaring op verschillende onderdelen steun vindt in zich in het dossier bevindend objectief bewijsmateriaal. De enkele omstandigheid dat [getuige] op bepaalde punten eerder anders heeft verklaard, doet aan de betrouwbaarheid van de voornoemde verklaring niet af. De door [getuige] op 16 april 2019 afgelegde verklaring kan dan ook tot het bewijs worden gebezigd.
Het hof verwerpt het verweer.
Partiële vrijspraken
Nu de aan de verdachte verweten gedragingen zich blijkens de tenlastelegging beperken tot het door [getuige] afgelegde traject van Breda naar Hoek van Holland en het dossier wat betreft die route onvoldoende bewijs bevat voor het tenlastegelegde medeplegen, zal de verdachte van dat onderdeel van de tenlastelegging worden vrijgesproken.
Voorts is het hof – met de rechtbank, de advocaat-generaal en de verdediging – van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen dat de verdachte uit winstbejag heeft gehandeld, zodat de verdachte ook van dat onderdeel van de tenlastelegging zal worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij, in
of omstreeksde periode van 25 november 2018 tot en met 29 november 2018 te Hoek van Holland, gemeente Rotterdam, en
/ofBreda,
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,een ander, te weten een persoon met de Syrische nationaliteit,
althans van buitenlandse afkomst,
- behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van toegang tot of doorreis door Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en
/ofgenoemde persoon daartoe gelegenheid
,enmiddelen
of inlichtingenheeft verschaft
en/of
- uit winstbejag behulpzaam is geweest bij het zich verschaffen van verblijf in Nederland en/of een andere lidstaat van de Europese Unie, te weten Groot-Brittannië en/of genoemde persoon daartoe gelegenheid, middelen of inlichtingen heeft verschaftdoor
- bovengenoemde persoon met de auto op te halen in Breda en
/ofte vervoeren richting Hoek van Holland om vervolgens de veerboot naar Groot-Brittan
nië te nemen en
/of
- met bovengenoemde persoon mee te gaan naar de ticketbalie van de Stena Line en
/ofdie persoon te helpen bij het aanschaffen van een ticket voor de overtocht van Hoek van Holland naar Groot-Brittannië,
en
(aldus
)de doorreis
dooren/of het transporten
/oftoegang
totdoor/naar en/of het verblijf inNederland en/of Groot-Brittannië
georganiseerd en/ofgefaciliteerd
en/of gecoördineerd, terwijl hij, verdachte,
en zijn mededader(s),wist
(en)of ernstige redenen had
(den)te vermoeden dat die toegang of die doorreis
of dat verblijfwederrechtelijk was
;.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Met betrekking tot de vraag of de verdachte wist of ernstige redenen had te vermoeden dat de doorreis door Nederland en de toegang tot Groot-Brittannië voor de door de verdachte vervoerde persoon wederrechtelijk was, overweegt het hof het volgende.
Algemeen bekend kan worden verondersteld dat sinds jaar en dag vele personen, waaronder personen met de Syrische nationaliteit, door de Europese Unie trachten te reizen om Groot-Brittannië te bereiken terwijl zij daartoe niet gerechtigd zijn wegens het ontbreken van een verblijfstitel. Niet zelden wordt daarbij gebruik gemaakt van valse documenten.
Op grond van de zich in het dossier bevindende bewijsmiddelen stelt het hof vast dat de verdachte, zelf afkomstig uit Syrië, wist dat de door hem in Breda opgehaalde persoon [getuige] heette en dat hij de Syrische nationaliteit bezat. De verdachte was in het bezit van (een afbeelding van) het busticket op naam van [getuige] waarmee [getuige] vanuit Litouwen naar Amsterdam is gereisd en had, zo blijkt uit een chatgesprek dat de verdachte over deze busreis heeft gevoerd, voorafgaande gedetailleerde kennis over deze busreis. Bij gebreke van een andersluidende logische verklaring hiervoor, die de verdachte noch bij de politie noch bij de rechter heeft gegeven, kan op grond van het voorgaande, bezien in samenhang met de overige bewijsmiddelen, worden aangenomen dat de verdachte wist dat voormeld busticket werd gebruikt door [getuige] en dat [getuige] derhalve onder een valse naam naar Nederland is gekomen. De verdachte heeft [getuige] vervolgens naar Hoek van Holland gebracht en hem daar geholpen om onder diezelfde valse naam en een valse nationaliteit een ticket voor de ferry naar Groot-Brittannië te kopen.
Gelet op deze feiten en omstandigheden is het hof, anders dan door de raadsman is bepleit, van oordeel dat de verdachte minst genomen ernstige redenen had te vermoeden dat de doorreis door Nederland en toegang tot Groot-Brittannië voor de voornoemde [getuige] wederrechtelijk was. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan de hem tenlastegelegde mensensmokkel.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

mensensmokkel.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel van een persoon met de Syrische nationaliteit. Hij heeft die persoon in Breda naar een hotel gebracht en hem een paar dagen later naar Hoek van Holland vervoerd, waar hij die persoon heeft geholpen met het kopen van een ticket voor de ferry naar Groot-Brittannië. Door mensensmokkel wordt niet alleen het overheidsbeleid inzake bestrijding van illegaal verblijf in en illegale toegang tot Nederland en andere landen van de Europese Unie doorkruist, maar wordt ook bijgedragen aan een illegaal circuit. De handelwijze van de verdachte ondermijnt dit beleid en veroorzaakt onrust en gevoelens van onveiligheid in de samenleving. Ook leiden dit soort feiten gemakkelijk tot vormen van uitbuiting en misbruik van kwetsbare personen.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 1 september 2021, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Ook heeft het hof acht geslagen op de straffen die in soortgelijke zaken plegen te worden opgelegd.
Naar het oordeel van het hof kan – gelet op de ernst van het bewezenverklaarde – niet worden volstaan met de oplegging van een geheel voorwaardelijke straf, zoals (subsidiair) door de raadsman is bepleit.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Nu het hof het voorkomen van (soortgelijke) recidive van groot belang acht, zal het hof het overgrote deel van de op te leggen straf, te weten: 2 maanden, voorwaardelijk opleggen en aan het voorwaardelijk op te leggen strafdeel een proeftijd van 3 jaren verbinden.
Beslag
Het hof zal ten aanzien van de in beslag genomen en nog niet terug gegeven voorwerpen, te weten: de op de beslaglijst onder 1 en 2 vermelde voorwerpen, de teruggave aan de verdachte gelasten.
Het hof merkt daarbij op dat ter terechtzitting in hoger beroep is komen vast te staan dat op de beslaglijst kennelijk abusievelijk een verkeerd parketnummer staat vermeld.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c en 197a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de
teruggaveaan de verdachte van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 1.00 STK GSM zaktelefoon, Apple 7, op de beslaglijst genummerd als 1;
- 1.00 STK GSM zaktelefoon, kl: zwart, Alcatel, op de beslaglijst genummerd als 2.
Dit arrest is gewezen door mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst, mr. M.A.J. van de Kar en mr. Y.C. Bours,
in bijzijn van de griffier mr. W. Jansen.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 30 september 2021.