ECLI:NL:GHDHA:2021:203
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrekkige volmacht en procesgang
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 januari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 september 2020. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van twee weken, met aftrek van voorarrest. Tegen dit vonnis is door de verdachte hoger beroep ingesteld. Echter, het hof constateert dat noch de verdachte, noch een gemachtigde raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is verschenen. Het hoger beroep was ingesteld op basis van een schriftelijke volmacht die door de raadsman, mr. B. Temeltasch, aan een griffiemedewerker van de rechtbank Rotterdam was verleend.
Het hof heeft vastgesteld dat de aan de appelakte gehechte bijzondere volmacht niet voldeed aan de wettelijke eisen zoals geformuleerd in artikel 450 van het Wetboek van Strafvordering. De volmacht bevatte geen verklaring van de advocaat dat hij tot het instellen van het hoger beroep door de verdachte bepaaldelijk was gevolmachtigd, noch een adres waarnaar een afschrift van de appeldagvaarding kon worden verzonden. Hierdoor oordeelt het hof dat de verdachte niet op de voorgeschreven wijze hoger beroep heeft ingesteld.
Gelet op deze gebreken heeft het hof de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep. Deze beslissing is genomen in het openbaar en is ondertekend door de rechters, met uitzondering van mr. A.M. Hol, die buiten staat was om het arrest mede te ondertekenen.