ECLI:NL:GHDHA:2021:201

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
10 februari 2021
Publicatiedatum
10 februari 2021
Zaaknummer
2200097119
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Rotterdam inzake woningoverval met geweld en wapenbezit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 maart 2019. De verdachte, geboren te [plaats] op [datum], werd in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 jaar voor zijn betrokkenheid bij een woningoverval met geweld en wapenbezit. Het hof heeft de zaak opnieuw beoordeeld, waarbij het de vordering van de advocaat-generaal in overweging heeft genomen. De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis en een gevangenisstraf van 8 jaar, met de mogelijkheid van terbeschikkingstelling met dwangverpleging. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de verkrachting die tijdens de overval zou hebben plaatsgevonden, omdat het bewijs onvoldoende was. De verdachte is echter wel veroordeeld voor de woningoverval en het wapenbezit. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte, samen met anderen, op 14 juli 2017 in [plaats] een woning heeft overvallen, waarbij geweld is gebruikt tegen de slachtoffers. De verdachte heeft een vuurwapen gebruikt en is herkend door getuigen. Het hof heeft de gevangenisstraf vastgesteld op 7 jaar, met aftrek van voorarrest, en heeft de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] tot schadevergoeding gedeeltelijk toegewezen. De verdachte is veroordeeld tot betaling van € 2.500,- aan immateriële schade aan het slachtoffer, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

Rolnummer: 22-000971-19
Parketnummer: 10-660652-17
Datum uitspraak: 10 februari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 8 maart 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum],
adres: [adres],
thans gedetineerd in de PI Zuid West - De Dordtse Poorten te Dordrecht.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 jaren, met aftrek van voorarrest. Voorts is er een beslissing genomen met betrekking tot de vordering van de benadeelde partij zoals beschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te [plaats] in/uit een woning gelegen aan de [straat A], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een ID-kaart, en/of
- ( een) telefoon(s) (merk: Huawei en Alcatel), en/of
- een tablet, en/of
- een notebook (merk: Toshiba), en/of
- een horloge (merk: Rolex), en/of
- een portemonnee (met inhoud), en/of
- geldbedrag van (ongeveer) 100,00 euro, en/of
- een ketting, en/of
- ( een) ring(en), en/of
- een telefoon (merk: Samsung),
in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het met (een) (gezichts)masker(s) en/of (in elk geval) (een) bedekte gezicht(en))
- tonen van en/of richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en/of
- slaan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer 1] en/of - zetten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of
- tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toevoegen van de woorden "Als we niet krijgen wat we willen, schieten we jullie dood" en/of "Zoek een hamer, want ik ga je knokkels kapot slaan", althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking, en/of
- ( meermalen) slaan/stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1];
of
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te [plaats] in/uit een woning gelegen aan de [straat A], tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] heeft gedwongen tot de afgifte van (huis)sleutels, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond uit het met (een) (gezichts)masker(s) en/of (in elk geval) (een) bedekte gezicht(en))
- tonen van en/of richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en/of
- slaan met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd en/of gezicht van die [slachtoffer 1] en/of - zetten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of
- tonen van een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] en/of
- aan die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] toevoegen van de woorden "Als we niet krijgen wat we willen, schieten we jullie dood" en/of "Zoek een hamer, want ik ga je knokkels kapot slaan", althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking, en/of
- ( meermalen) slaan/stompen in/op/tegen het gezicht, althans het hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1];
2.
hij op of omstreeks 14 juli 2017 te [plaats] door geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of door bedreiging met geweld en/of bedreiging met (een) andere feitelijkhe(i)d(en) iemand, te weten [slachtoffer 2] heeft gedwongen tot het ondergaan van handelingen die bestonden uit of mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam, namelijk het zich laten pijpen door die [slachtoffer 2], in elk geval het brengen van en/of houden van zijn penis in de mond van die [slachtoffer 2];
het geweld en/of (een) andere feitelijkhe(i)d(en) en/of de bedreiging met geweld en/of de bedreiging met (een) ander feitelijkhe(i)d(en) heeft/hebben bestaan uit het
- tonen van en/of richten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan/op die [slachtoffer 2], en/of
- het zetten van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) op het hoofd van die [slachtoffer 2] en/of
- die [slachtoffer 2] te dwingen al haar kleren uit te trekken, en/of
- dreigend tegen die [slachtoffer 2] te zeggen: "Doe je mond open, doe je mond open" en/of
- ( vervolgens) met geweld brengen en/of houden van zijn, verdachtes, penis in de mond van die [slachtoffer 2];
3.
hij in of omstreeks de periode van 14 juli 2017 tot en met 18 december 2017 te [plaats] en/of [plaats], althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) andere(en), althans alleen, (een) wapen(s) als bedoeld in art. 2 lid 1 Cat. III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, type Gt-28, kaliber 6,35 mm voorhanden heeft gehad;
De in deze tenlastelegging gebruikte termen en uitdrukkingen worden, voorzover daaraan in de Wet wapens en munitie betekenis is gegeven, geacht in dezelfde betekenis te zijn gebezigd;
4.
parketnummer 10-690303-17
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te [plaats], althans in Nederland op de openbare weg, te weten [straat B], althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen
- een (schouder)tas inhoudende:
- een geldbedrag van ongeveer 350 euro, en/of
- 2, althans één of meer armband(en), en/of
- 2, althans één of meer spinner(s) (speelgoed), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 4], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het,
- met (een) (gezichts)masker(s) en/of (in elk geval) (een) bedekte gezicht(en))
- aan die [slachtoffer 2] toevoegen van de woorden "Geef alles hier. Geef je je geld en je telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- op/in het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer 4] te slaan/stompen, en/of
- vastpakken van die [slachtoffer 4], en/of
- tonen/voorhouden van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [slachtoffer 4];
of
hij op of omstreeks 13 juli 2017 te [plaats], althans in Nederland op de openbare weg, te weten [straat B], althans een openbare weg, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een (schouder)tas inhoudende:
- een geldbedrag van ongeveer 350 euro, en/of
- 2, althans één of meer armband(en), en/of
- 2, althans één of meer spinner(s) (speelgoed), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het,
- met (een) (gezichts)masker(s) en/of (in elk geval) (een) bedekte gezicht(en))
- aan die [slachtoffer 4] toevoegen van de woorden "Geef alles hier. Geef je je geld en je telefoon", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
- op/in het gezicht, althans het hoofd van die [slachtoffer 4] te slaan/stompen, en/of
- vastpakken van die [slachtoffer 4], en/of
- tonen/voorhouden van een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) aan die [slachtoffer 4].
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 8 jaren met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging op te leggen voor ongelimiteerde duur. Subsidiair, voor het geval het hof niet komt tot oplegging van de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging, heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 jaren met aftrek van voorarrest.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak feit 2
De verdachte heeft het onder 2 tenlastegelegde ontkend en zijn raadsman heeft vrijspraak bepleit.
Het hof overweegt dat op grond van artikel 342, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan niet uitsluitend kan worden aangenomen op basis van de verklaring van één getuige, ook niet in het geval dat het hof geen reden heeft om aan de betrouwbaarheid van die getuige te twijfelen. Om tot een bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit te komen, dient de verklaring van deze getuige voldoende steun te vinden in ander bewijsmateriaal. Voor die andere bronnen geldt dat die niet allemaal moeten zijn terug te voeren tot dezelfde bron, in de regel (de verklaring van) het slachtoffer.
Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende steunbewijs voor de verklaring van de aangeefster bevat.
Hoewel het hof geen enkele reden heeft om de juistheid van die verklaring in twijfel te trekken, is daarom op grond van de bewijsmiddelen onvoldoende vast te stellen dat het de verdachte is geweest die het onder 2 tenlastegelegde feit heeft gepleegd.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte onder 2 is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Nadere bewijsoverwegingen
Standpunt van de verdediging
De verdachte heeft een gedeeltelijk bekennende verklaring afgelegd ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde. Ten aanzien van de onderdelen:
  • het zetten van een vuurwapen op het hoofd van die [slachtoffer 2]
  • het tonen van een mes aan die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3]
  • de uitlating: “zoek een hamer want ik ga je knokkels kapot slaan”
heeft de raadsman verzocht deze niet bewezen te verklaren omdat deze onderdelen niet voor rekening van de verdachte kunnen komen.
Voorts heeft de raadsman verzocht zijn cliënt vrij te spreken van hetgeen onder 4 is tenlastegelegd. Daarvoor heeft de raadsman aangevoerd dat de herkenning door verbalisant [verbalisant] onbetrouwbaar moet worden geacht omdat op de foto’s maar een beperkt gedeelte van het hoofd te zien is, zonder duidelijke gezichtsonderscheidende kenmerken.
Voorts heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat het tapgesprek op 21 december 2017 van de moeder van de verdachte met een onbekend gebleven vrouw niet gaat over de beelden die getoond zijn op RTV Rijnmond over de overval op de [straat B].
Tot slot is volgens de raadsman de jas die op de foto’s te zien is, geen jas met veel ritsen, zoals door aangever [slachtoffer 1] ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde feit is beschreven, zodat deze jas niet kan dienen als steunbewijs.
Standpunt van de advocaat-generaal
Ten aanzien van de feiten 1, 3 en 4 heeft de advocaat-generaal het volgende naar voren gebracht:
Door de verdachte wordt pas in hoger beroep een deels bekennende verklaring afgelegd. Dat betekent dat hij daarvoor leugenachtige verklaringen heeft afgelegd. De verklaring van de verdachte kan niet geverifieerd dan wel gefalsificeerd worden nu hij weigert te verklaren wie de andere daders waren. Er moet dus uitgegaan worden van de verklaring van de aangeefster en de andere in de woning aanwezigen.
Ook de verklaring van de verdachte over zijn rol bij de overval is ongeloofwaardig, nu uit de verklaring van [getuige 1] (hof: [getuige 1]) en het voorhanden hebben van de spullen die gebruikt zijn bij de overval blijkt dat de verdachte zijn rol kleiner maakt dan deze was.
Op basis van de verklaring van de verdachte en de overige bewijsmiddelen staat vast dat de verdachte bij de overval op de [straat A] een wit masker met zwarte snor en wenkbrauwen droeg en dat hij gebruik maakte van een zilverkleurig vuurwapen, welk wapen later in een kast in de woning van zijn moeder is gevonden.
Een dag eerder zijn ditzelfde masker en vuurwapen gebruikt bij de overval op [slachtoffer 4] op de [straat B]. Ook wordt de verdachte op de camerabeelden herkend door zowel iemand die een MMA-melding doet, als door verbalisant [verbalisant]. De jas die de verdachte op de beelden draagt is een jas met verschillende ritsen.
Het vonnis van de rechtbank kan ten aanzien van de bewezenverklaring en de gebezigde bewijsmiddelen worden bevestigd.
De overwegingen van het hof
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde is het hof van oordeel dat het verweer van de raadsman dient te worden verworpen, reeds omdat bewezen wordt verklaard dat het tenlastegelegde in vereniging is gepleegd.
Ten aanzien van het onder 4 tenlastegelegde overweegt het hof het volgende:
De herkenning van de verdachte
Het hof stelt voorop dat de herkenning door de opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar] met de nodige behoedzaamheid moet worden gebruikt. Daarbij is van belang dat het niet een ‘spontane’ herkenning is, maar dat [opsporingsambtenaar] de beelden is gaan bekijken omdat de verdachte in een MMA-melding als de dader van deze overval is genoemd, nadat zij kort daarvoor nauw betrokken was bij het opsporingsonderzoek naar de verdachte voor het feitencomplex met betrekking tot de overval in de woning aan de [straat A]. Desalniettemin heeft het hof geen reden om te twijfelen aan de herkenning door [opsporingsambtenaar]. Het hof betrekt daarbij dat deze opsporingsambtenaar gedurende langere tijd de verdachte heeft verhoord en hem dus uitgebreid heeft gezien. Het hof heeft de verdachte ter terechtzitting waargenomen en heeft vastgesteld dat er in ieder geval sterke overeenkomsten zijn waar te nemen tussen de persoon op de beelden en de verdachte, met name ten aanzien van de vorm van de neus en de kaaklijn. Er zijn geen uiterlijke kenmerken door het hof waargenomen die een contra-indicatie zouden kunnen opleveren voor een herkenning van de verdachte.
Gezichtsmasker en vuurwapen
Bij de overval op de [straat B] is gebruik gemaakt van gezichtsmaskers en onder meer een zilverkleurig vuurwapen. Ook bij de door de verdachte bekende overval aan de [straat A], die een dag later plaatsvond, is een zilverkleurig vuurwapen gebruikt en werden maskers gebruikt. Voorts is van belang dat een zilverkleurig vuurwapen is aangetroffen in de woning van de moeder van de verdachte. De verdachte heeft bekend dat hij – onder andere – dit wapen daar na de overval aan de [straat A] heeft verstopt.
Jas
De aangever [slachtoffer 1] heeft ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde verklaard dat de lange overvaller een soort motorjack met veel ritsen erop droeg. Een jas die daarop lijkt wordt gedragen door de man die te zien is op de camerabeelden gemaakt in de omgeving van de [straat B].
Conclusie
In het voorgaande is een aantal overeenkomsten benoemd tussen de onder 1 en 4 tenlastegelegde overvallen, die daags na elkaar zijn gepleegd. Het hof is van oordeel dat die overeenkomsten, in onderling verband en in samenhang met het overige bewijsmateriaal beschouwd, bijdragen aan het bewijs dat de verdachte ook een van de daders is van de overval op [slachtoffer 4].
Daarbij past dat in een getapt gesprek van 19 december 2017 tegen de moeder van de verdachte door een onbekend gebleven vrouw gezegd wordt dat ze bang is dat hij op Opsporing Verzocht zit en dat hij nu ‘ook al op politie Rijnmond zit’. De beelden van de overval aan de [straat B] zijn op [datum], ruim twee weken voor het getapte gesprek, getoond in een aflevering van het opsporingsprogramma Bureau Rijnmond. Dat het in het tapgesprek ging over de verdachte blijkt uit het feit dat zijn moeder spreekt over ‘de rechter’ en over ‘dat gedoe met [getuige 1]’. Naar het oordeel van het hof is niet aannemelijk geworden dat in dit gesprek over andere beelden dan van de overval op [slachtoffer 4] wordt gesproken.
Het hof komt gelet op het voorgaande tot de conclusie dat de verdachte als medepleger betrokken is geweest bij de overval op de [straat B].
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij op
of omstreeks14 juli 2017 te [plaats] in
/uiteen woning gelegen aan de [straat A], tezamen en in vereniging met
een of meeranderen,
althans alleen,met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen
- een ID-kaart, en
/of
-
(een)telefoon
(s
)(merk: Huawei en Alcatel), en
/of
- een tablet, en
/of
- een notebook (merk: Toshiba), en
/of
- een horloge
(merk: Rolex), en
/of
- een portemonnee (met inhoud), en
/of
-
eengeldbedrag van
(ongeveer)100,00 euro, en
/of
- een ketting, en/of
- (een) ring(en), en/of
- een telefoon (merk: Samsung),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2],
in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders,welke diefstal werd voorafgegaan en
/ofvergezeld
en/of gevolgdvan geweld en
/ofbedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken
en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond
(en)uit het met
(een) (gezichts
)masker
(s
) en/of
(in elk geval) (een
)bedekt
egezicht
(en))
- tonen van en/of richten van een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)aan/op die [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3], en
/of
- slaan met een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp) op/tegen het hoofd en
/ofgezicht van die [slachtoffer 1] en
/of- zetten van een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)op
/tegenhet hoofd van die [slachtoffer 2] en
/of
- tonen van een mes
, althans een scherp en/of puntig voorwerpaan die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]en
/of
- aan die [slachtoffer 1]
en/of [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3]toevoegen van de woorden "Als we niet krijgen wat we willen, schieten we jullie dood" en
/of"Zoek een hamer, want ik ga je knokkels kapot slaan", althans woorden van gelijke bedreigende aard of strekking, en
/of
-
(meermalen
)slaan
/stompen in/op/tegen
het gezicht, althanshet hoofd en/of lichaam van die [slachtoffer 1];
3.
hij in
of omstreeksde periode van 14 juli 2017 tot en met 18 december 2017 te [plaats] en
/of[plaats],
althans in Nederland, tezamen en in vereniging met (een) andere(en), althans alleen, (een
)wapen
(s)als bedoeld in art. 2 lid 1 Cat. III onder 1 van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3 van die wet in de vorm van een pistool van het merk Tanfoglio, type Gt-28, kaliber 6,35 mm voorhanden heeft gehad;
4.
parketnummer 10-690303-17
hij op
of omstreeks13 juli 2017 te [plaats],
althans in Nederlandop de openbare weg, te weten
de[straat B],
althans een openbare weg,tezamen en in vereniging met een ander
of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en
/ofbedreiging met geweld [slachtoffer 4] heeft gedwongen tot de afgifte van
- een
(schouder
)tas inhoudende:
- een geldbedrag van ongeveer 350 euro, en
/of
- 2
, althans één of meerarmband
(en
), en
/of
- 2
, althans één of meerspinner
(s
)(speelgoed),
in elk geval enig goed, geheel of ten deletoebehorende aan [slachtoffer 4]
, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),welk geweld en/of welke bedreiging met geweld bestond(en) uit het
,
- met
(een) (gezichts
)masker
(s
) en/of (in elk geval) (een)bedekte gezicht
(en
))
- aan die [slachtoffer 4] toevoegen van de woorden "Geef alles hier. Geef je
jegeld en je telefoon",
althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking,en
/of
-
op/in het gezicht
, althans het hoofdvan die [slachtoffer 4] te slaan
/stompen, en
/of
- vastpakken van die [slachtoffer 4], en
/of
- tonen
/voorhoudenvan een
(op een)vuurwapen
(gelijkend voorwerp)aan die [slachtoffer 4].
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

medeplegen van afpersing.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Door de advocaat-generaal is het volgende naar voren gebracht:
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat hij meerdere malen veroordeeld is voor gewelddadige delicten en dat jeugddetentie, voorwaardelijke straffen en begeleiding door de reclassering op hem geen invloed hebben. De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek in het Pieter Baan Centrum (PBC). Op basis van de weigerrapportage kan worden vastgesteld dat tijdens het begaan van de feiten op zijn minst genomen sprake was van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens. Er is sprake van recidivegevaar. De algemene veiligheid van personen eist dat niet alleen een straf wordt opgelegd maar ook terbeschikkingstelling wordt gelast, waarbij de ter beschikking gestelde van overheidswege dient te worden verpleegd. De terbeschikkingstelling zou niet in tijd beperkt moeten worden.
Door de raadsman is ten aanzien van de straf betoogd dat een gevangenisstraf van 10 jaar, zoals door de rechtbank opgelegd, te lang is, mede vanwege de jeugdige leeftijd van zijn cliënt. Ten aanzien van de maatregel van terbeschikkingstelling voert de raadsman aan dat er niet voldaan wordt aan de eisen van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht, nu er geen psychisch stoornis is vastgesteld en er ook niet wordt voldaan aan het gevaarcriterium.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een woningoverval waarbij zeer veel geweld is gebruikt. Door aldus te handelen is op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van de slachtoffers en het gevoel van veiligheid dat men in de eigen woning hoort te hebben. De verdachte heeft hier geen rekening mee gehouden en zich slechts laten leiden door zijn eigen gewin. Daarbij rekent het hof de verdachte zwaar aan dat hij zich niet heeft laten weerhouden door de aanwezigheid van een klein kind (vijf jaar) in de woning, waardoor dit kind ooggetuige is geweest van het gebruikte geweld.
Een dag eerder heeft de verdachte in [plaats] op straat een overval gepleegd. Voor het slachtoffer en de getuigen moet dit een angstige ervaring geweest zijn. Bovendien leidt een dergelijke overval tot maatschappelijke onrust en een gevoel van onveiligheid.
Bij beide overvallen heeft de verdachte gebruik gemaakt van een vuurwapen. Het vuurwapen dat hij bij de onder 1 bewezenverklaarde overval heeft gebruikt, heeft hij later verborgen in de slaapkamer van zijn zusje.
Het hof neemt tevens in aanmerking dat de verdachte bij de onder 1 bewezenverklaarde overval een grote, cruciale rol heeft gespeeld, zowel bij de voorbereiding ervan als bij het uitoefenen van geweld op een van de slachtoffers. Zo bevond zich op de telefoon van de verdachte een afbeelding van de route naar de woning, is de verdachte degene geweest die [getuige 1] heeft benaderd om aan te bellen bij de woning, liep hij, met [getuige 1], voorop toen hij naar de woning toe liep en heeft hij fors geweld op een van de slachtoffers uitgeoefend. Ook bij de onder 4 bewezenverklaarde overval heeft de verdachte geweld uitgeoefend.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 januari 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van geweldsfeiten en zelfs in de proeftijd liep van zo’n veroordeling. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
De verdachte heeft geweigerd mee te werken aan het onderzoek naar zijn persoon in het PBC. Dat heeft ertoe geleid dat de deskundigen, ondanks observatie, onvoldoende informatie hebben verkregen om op verantwoorde wijze uitspraken te kunnen doen over het eventueel bestaan van een persoonlijkheidsstoornis bij de verdachte. Wel hebben de deskundigen geconcludeerd dat bij de verdachte sprake is van een gebrekkige ontwikkeling van de geestvermogens.
De deskundigen hebben geen advies kunnen geven over welke behandeling voor de verdachte eventueel noodzakelijk zou zijn. De deskundigen concluderen wel dat sprake is van een afwijkende persoonlijkheidsontwikkeling met vooral antisociale trekken, die zich mogelijk consolideert richting een persoonlijkheidsstoornis, waarbij met name het niet goed de eigen agressie kunnen reguleren opvalt.
Met de advocaat-generaal acht het hof die ontwikkeling en de bij de verdachte gesignaleerde problematiek zorgelijk.
Het hof is zich bewust van het feit dat de nog jeugdige verdachte al ruim drie jaar in detentie heeft doorgebracht. De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verklaard deze detentieperiode te hebben besteed aan het reflecteren op zijn daden, op zijn agressie en op zichzelf. Hij lijkt een positieve ontwikkeling te hebben doorgemaakt.
Voorts is van belang dat de onderhavige feiten zijn begaan in een periode waarin de situatie van de verdachte verre van stabiel was.
Het hof ziet, gezien het vorenstaande, voor hem nog ruimte om een positieve wending aan zijn leven te geven. Het lijkt erop dat – gelet op hetgeen de verdachte daarover ter terechtzitting in hoger beroep heeft verklaard – de verdachte tijdens zijn detentie in ieder geval tot het inzicht is gekomen dat hij zijn gedrag zal moeten veranderen om op een verantwoorde manier deel te kunnen nemen aan de maatschappij.
Het hof is, mede gelet op het voorgaande, van oordeel dat er op dit moment onvoldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte behandeling nodig heeft, waardoor niet de maatregel van terbeschikkingstelling zal worden opgelegd. Er zal worden volstaan met een gevangenisstraf van aanzienlijke duur.
Het hof is wel van oordeel dat de verdachte intensieve begeleiding nodig heeft om in de toekomst de juiste keuzes te maken. Het hof vindt het van groot belang dat deze intensieve begeleiding plaatsvindt voorafgaand aan en in de periode dat de verdachte voorlopig in vrijheid zal worden gesteld. Daarnaast is van belang dat de verdachte zelf ook in detentie al de hem geboden mogelijkheden aangrijpt om een opleiding te volgen en zich zo goed mogelijk voor te bereiden op zijn terugkeer in de maatschappij.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Vordering tot schadevergoeding [slachtoffer 1]
In het onderhavige strafproces heeft [slachtoffer 1] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1 tenlastegelegde, tot een bedrag van € 12.700,-.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 2500,-, ter zake van immateriële schade, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte niet betwist
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1 bewezenverklaarde. De vordering ter zake van geleden immateriële schade leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 2500,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 14 juli 2017 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige vergt de vordering tot vergoeding van immateriële schade nader onderzoek, hetgeen een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen. Gelet hierop dient de benadeelde partij niet-ontvankelijk te worden verklaard in het overige deel van de vordering tot vergoeding van immateriële schade. Dit deel van de vordering kan slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
De benadeelde partij zal ook voor wat betreft de materiële schade niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering nu bewijsstukken ter onderbouwing van deze vordering ontbreken. Nader onderzoek naar de gegrondheid van de vordering zou een uitgebreide nadere behandeling vereisen. Omdat dit een onevenredige belasting van het strafproces zou vormen kan ook dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van
€ 2.500,- aansprakelijk is voor de schade die door het bewezenverklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente, aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 36f, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
7 (zeven) jaren.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor wat betreft de overige gevorderde immateriële schade en de gevorderde materiële schade niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1], ter zake van het onder 1 bewezenverklaarde een bedrag te betalen van € 2.500,00 (tweeduizend vijfhonderd euro) bestaande uit immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Bepaalt de duur van de gijzeling op ten hoogste 35 (vijfendertig) dagen. Toepassing van die gijzeling heft de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet op.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 14 juli 2017.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. S.A.J. van 't Hul en mr. F.P. Geelhoed, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 10 februari 2021.