ECLI:NL:GHDHA:2021:2004

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
19 oktober 2021
Publicatiedatum
26 oktober 2021
Zaaknummer
200.282.667-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de nakoming van een overeenkomst betreffende de aanleg van een antislipvloer in een zwembad

In deze zaak gaat het om een geschil tussen een zelfstandig ondernemer, hierna te noemen [appellant], en een bedrijf, [naam B.V.], dat gespecialiseerd is in kunststofvloeren. [Appellant] had [naam B.V.] opdracht gegeven om een antislipvloer (DuraQuartz SL) aan te leggen in zijn zwembad. Na de aanleg stelde [appellant] dat de vloer te glad was en weigerde hij de overeengekomen aanneemsom te betalen. [Naam B.V.] betwistte deze claim en stelde dat de vloer voldeed aan de overeengekomen antislipwaarde R11. De kantonrechter oordeelde dat de vloer niet gebrekkig was en dat [appellant] zijn betalingsverplichting moest nakomen. [Appellant] ging in hoger beroep, maar het hof bevestigde de uitspraak van de kantonrechter. Het hof oordeelde dat de vloer voldeed aan de NEN-norm 7909:2015 en dat er geen sprake was van een gebrek in de nakoming van de overeenkomst. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer hof : 200.282.667/01
Zaaknummer rechtbank : 8402883 \ CV EXPL 20-849
Arrest van 19 oktober 2021
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats] ,
appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. M. de Wijs te Leiden,
tegen
[naam B.V.],
gevestigd in [vestigingsplaats] ,
geïntimeerde,
hierna te noemen: [naam B.V.] ,
advocaat: mr. I. van Leusden-Willemse te Veenendaal.

1.De zaak in het kort

1.1
Deze zaak gaat over de overeenkomst die inhoudt dat [naam B.V.] voor [appellant] een vloer “in antislip R11” aanlegt in zwembad [locatie zwembad] . Volgens [appellant] is de door [naam B.V.] aangelegde vloer in het zwembadgedeelte te glad en hoeft hij de overeengekomen aanneemsom voor dat deel niet te betalen. Volgens [naam B.V.] voldoet de vloer aan de overeenkomst en moet [appellant] wel betalen.
1.2
Het hof oordeelt in dit arrest dat [naam B.V.] de stroefheid van de vloer die partijen zijn overeengekomen, heeft gerealiseerd. [naam B.V.] is de overeenkomst dus nagekomen. [appellant] moet betalen.

2.Het procesverloop

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het dossier van de procedure bij de kantonrechter;
  • het vonnis van de kantonrechter in Den Haag (zittingsplaats Leiden) van 5 augustus 2020;
  • de dagvaarding in hoger beroep van 14 augustus 2020;
  • het arrest van dit hof van 27 oktober 2020, waarin een mondelinge behandeling is gelast (partijen hebben destijds van die mondelinge behandeling afgezien);
  • de memorie van grieven van [appellant] , met producties;
  • de memorie van antwoord van [naam B.V.] .
2.2
Op 23 september 2021 is de zaak via een video-verbinding mondeling behandeld. De advocaat van [appellant] had daarvoor een pleitnotitie gemaakt die hij heeft overgelegd.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Het hof houdt bij de beoordeling rekening met de volgende vaststaande feiten.
3.2
[appellant] is zelfstandig ondernemer en sinds 2015 eigenaar van het in 1997 gebouwde 25-meter zwembad [locatie zwembad] (hierna: het zwembad).
3.3
[naam B.V.] is een bedrijf dat gespecialiseerd is in decoratieve en industriële kunststofvloeren.
3.4
[naam B.V.] heeft van [appellant] de opdracht gekregen om een DuraQuartz SL Renovatie vloersysteem in het zwembad aan te leggen. De door partijen op 18 juli 2019 ondertekende offerte (hierna: de overeenkomst) bepaalt hierover onder meer het volgende:

Opmerking: Het betreft 4 kleedruimtes, 2 sanitaire units, 1 kantine/bijruimte en het zwembadgedeelte.
(…)
Wij bieden u een renovatielaag DuraQuartz SL aan in antislip R11. Deze antislipwaarde is verplicht in openbare natte ruimten. (…)
Werkzaamheden DuraQartz:
(…)
.aanbrengen renovatielaag DuraQuartz SL in gewenste kleur en anti-slip
(…)”
3.5
Nadat [appellant] het voorschot had betaald, heeft [naam B.V.] de werkzaamheden begin augustus 2019 uitgevoerd.
3.6
Op 10 februari 2020 heeft Mijtech Kunststofvloeradvies (hierna: Mijtech) in opdracht van [appellant] een vloerinspectie en stroefheidsmetingen op vier meetlocaties uitgevoerd om de slipweerstand (stroefheid) van beloopbare oppervakken aan de eisen van de norm NEN 7909:2015 te toetsen. Het rapport vermeldt dat de vloer in het zwembadperron (vloerfase 1) relatief weinig oppervlaktetextuur heeft en dat die in de gang en kleedkamer (vloerfase 2) een duidelijk waarneembare, regelmatige oppervlaktetextuur heeft. Voorts concludeert de rapporteur:

Conclusie vloerinspectie:
Fase 1:
De vloer heeft minder oppervlakte textuur als de vloer in fase 2.
De vloer heeft een onregelmatige oppervlaktetextuur.
De vloer heeft plaatselijk geen oppervlaktetextuur.
In dit bouwdeel is de vloer regelmatig nat en er is afschot in de vloer aanwezig.
De combinatie van het bovenstaande geeft een verhoogd risico tot “val incidenten”.
Fase 2:
De vloer heeft regelmatige en duidelijk waarneembare oppervlaktetextuur.
In dit bouwdeel is de vloer minder nat en er is geen afschot in de vloer aanwezig.
Conclusies normstroefheid:
Op grond van de uitgevoerde metingen en resultaten:
Classificatie toepassing vloer (regelmatig) nat: NEN 7909-2015
De eis is tenminste 0,4 µ in de gang en de kleedkamers. (alle meetvoetjes).
De vloeren zijn normtechnisch voldoende stroef.
Classificatie toepassing vloer nat toepassing zwembad: NEN 7909-2015
De eis is tenminste 0,45 µ ter plaatse van zwembadperrons. (alle meetvoetjes).
De vloeren zijn normtechnisch voldoende stroef.
Aanbeveling:
Voor de veiligheid:
De vloerdelen in fase 1, de zwembadperrons, die geen of een geringe oppervlaktetextuur bevatten. Deze locaties op een platte grond aangeven, de stroefheid verhogen op deze locaties.
Er kan ook gekozen worden de gehele vloer te voorzien van eenegaal stroeve laagzoals die in fase 2 aanwezig is.
(…)
Opmerking: NEN 7909:2015
(…)
Het voldoen aan de eis voor de slipweerstand vermindert het risico op uitglijden naar aanvaardbaar niveau, maar biedtgeen garantievoor het voorkomen van ongevallen.
3.7
Bij brief van 6 mei 2020 heeft [appellant] de overeenkomst tussen partijen partieel ontbonden, namelijk voor wat betreft de vloer in de ruimte met het zwembad. Bij dezelfde brief heeft hij [naam B.V.] aansprakelijk gesteld voor zijn schade.
3.8
[appellant] heeft de eindfactuur van € 16.136,92 van 6 september 2019 toen niet betaald. Hij heeft deze betaald na het vonnis van 5 augustus 2020.
3.9
[naam] Bouw Combinatie BV heeft [appellant] in maart 2020 en juni 2020 gefactureerd voor “
aanbrengen van noodvoorziening 363 antislip stickers”, “
4 rollen antislip” en “
vervangen losse antislip stickers” in het zwembad.

4.De vorderingen en de beslissingen van de kantonrechter

4.1
[naam B.V.] heeft [appellant] gedagvaard en betaling gevorderd van de eindfactuur van € 16.136,92, plus de buitengerechtelijke kosten van € 936,37, handelsrente en proceskosten. Zij legt aan haar vorderingen ten grondslag dat [appellant] de overeenkomst moet nakomen en dat [naam B.V.] de overeenkomst al deugdelijk is nagekomen door (ruimschoots) te voldoen aan de overeengekomen antislipwaarde R11. Deze antislipwaarde sluit het risico op vallen niet uit, aldus (kort gezegd) [naam B.V.] .
4.2
[appellant] heeft de vordering van [naam B.V.] bestreden. Hij vindt dat [naam B.V.] de vloer in het zwembadgedeelte gebrekkig heeft aangelegd, omdat daar op meer dan 300 plaatsen (telkens) op enkele centimeters de oppervlaktetextuur ontbreekt waardoor de vloer plaatselijk veel te glad is en mensen er uitglijden. Daarom heeft [appellant] de eindbetaling opgeschort en vervolgens de overeenkomst voor wat betreft het zwembadgedeelte ontbonden. Daardoor vervalt een deel van de aanneemsom. Bovendien moet [naam B.V.] de kosten van de rapportage van Mijtech en van de noodvoorziening (antislipstickers) betalen, aldus (kort gezegd) [appellant] . [naam B.V.] heeft dit bestreden.
4.3
De kantonrechter oordeelde dat de vloer niet gebrekkig is, omdat hij voldoet aan de classificatie ‘voldoende stroef’ en de NEN-norm 7909:2015. [appellant] mocht daarom niet zijn betalingsverplichting opschorten en de overeenkomst ontbinden. De kantonrechter heeft [appellant] veroordeeld tot betaling aan [naam B.V.] en heeft de (tegen)vorderingen van [appellant] afgewezen.

5.De vorderingen in hoger beroep en de bezwaren tegen het vonnis.

5.1
[appellant] is in hoger beroep gekomen omdat hij het niet eens is met het vonnis. Hij maakt bezwaar tegen het oordeel dat de vloer niet gebrekkig is (grief 1), tegen de afwijzing van zijn (tegen)vorderingen (grief 2) en tegen de proceskostenveroordeling. [appellant] vordert in hoger beroep dat het hof de vorderingen van [naam B.V.] afwijst en die van hem toewijst. [naam B.V.] heeft zich hiertegen verweerd.
5.2
Het hof zal het hele geschil beoordelen, omdat [appellant] met zijn klachten het geschil in volle omvang aan het hof voorlegt.

6.Oordeel van het hof

Inleiding
6.1
In geschil is of [naam B.V.] tekortgekomen is in de nakoming van de overeenkomst doordat de vloer in het zwembadgedeelte te glad is. [appellant] voert aan dat de vloer daar te glad is doordat in dat gedeelte op 363 plaatsen over enkele centimeters van de vloer de oppervlaktetextuur ontbreekt, terwijl die textuur niet ontbreekt in de kleedruimten. Die gladheid levert een gebrek op in de nakoming van de overeenkomst door [naam B.V.] , zo betoogt [appellant] .
6.2
Dit betoog slaagt niet. Ook als het hof met [appellant] aanneemt dat de vloer in het zwembadgedeelte op 363 plekken geen of minder oppervlaktetextuur heeft en daar zichtbaar anders is dan in de kleedruimten, is de vloer wel voldoende stroef en is er geen gebrek in de nakoming van de overeenkomst. Partijen zijn namelijk uitdrukkelijk overeengekomen aan welke stroefheidsnorm de door [naam B.V.] aan te leggen vloer moet voldoen en de vloer voldoet daaraan. Daartoe overweegt het hof het volgende.
Inhoud van de overeenkomst
6.3
Tussen partijen staat vast dat is overeengekomen wat in de ondertekende offerte staat (geciteerd onder 3.4). Daarin staat onder meer dat [naam B.V.] biedt: “
een renovatielaag DuraQuartz SL aan in antislip R11. Deze antislipwaarde is verplicht in openbare natte ruimten.” en dat [naam B.V.] als werkzaamheden zal uitvoeren het “
aanbrengen renovatielaag DuraQuartz SL in gewenste kleur en anti-slip”.
6.4
Tussen partijen is niet in geschil dat de overeengekomen antislipwaarde ‘
R11’ gelijk staat aan een slipweerstand van µ 0,34-0,51. Ook is tussen partijen niet in geschil dat de slipweerstand moet voldoen aan de NEN-norm 7909:2015 die voor zwembadperrons een slipweerstand van minimaal µ 0,45 eist. Dit een en ander brengt met zich dat [appellant] aan [naam B.V.] opdracht heeft gegeven om een vloer naast het zwemwater aan te leggen die een slipweerstand van minimaal µ 0,45 heeft. Een minder gladde vloer heeft [appellant] niet bij [naam B.V.] besteld en een stroevere vloer hoefde [naam B.V.] dus niet te leveren, ook niet voor de zwembadperrons die regelmatig nat zijn en waar afschot in de vloer aanwezig is.
Nakoming van de overeengekomen stroefheid
6.5
Uit alle metingen blijkt dat de vloer voldoet aan de NEN-norm 7909:2015. Mijtech heeft op verschillende plaatsen op grond van de NEN-norm gemeten hoe glad de door [naam B.V.] aangebrachte vloer daadwerkelijk is en rapporteert uitdrukkelijk dat de vloer van (ook) de zwembadperrons voldoet aan de stroefheidseis van (minimaal) µ 0,45, zowel droog als nat. Daarmee heeft [naam B.V.] een vloer geleverd die qua gladheid voldoet aan de overeengekomen antislip R11.
6.6
[appellant] heeft opgemerkt dat hij de R11 waarde en de NEN-norm bij het sluiten van de overeenkomst niet kende en dat de NEN-norm niet voor iedereen toegankelijk is gepubliceerd. Deze opmerking baat hem niet. [appellant] voert niet aan dat hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst dwaalde over de vloer die hij bestelde (en hij voert ook niets aan op grond waarvan hij zo’n dwaling aan [naam B.V.] zou kunnen tegenwerpen). [appellant] grondt zijn vordering op een gebrekkige, namelijk te gladde, oplevering.
6.7
[appellant] wijst, met een verwijzing naar het rapport van Mijtech, er op dat de meetapparatuur van de NEN-metingen de kleine, textuurloze plekken niet kan meten en alleen de gemiddelde stroefheid over 50-80 cm rekent, terwijl voor de gebruiker enkele vierkante centimeters bepalen of hij voldoende grip heeft. Ook dit baat [appellant] niet. Omdat niet ter discussie staat dat Mijtech op de juiste wijze heeft gemeten en de antislip overal als ‘voldoende’ heeft beoordeeld, maakt de wijze van meten (waarbij gewerkt wordt met de gemiddelde stroefheid) niet dat de vloer ondanks de gemeten ‘voldoende’ toch onvoldoende aan de overeengekomen antislipwaarde voldoet. Aan de grafieken in de rapportage van Mijtech is te zien dat de uitslag tijdens de metingen niet alleen bij de kleedkamers maar ook bij het zwembadwater voortdurend boven de 0,4-lijn blijft, waarbij het gemiddelde telkens op of ruim boven µ 0,54 uitkomt terwijl dat gemiddelde bepaalt of de vloer aan de stroefheidsnorm voldoet. [appellant] weerspreekt overigens niet (in elk geval niet voldoende onderbouwd) dat de stroefheid niet door de textuur wordt bepaald, maar door het materiaal. [appellant] weerspreekt ook niet dat een kunststof vloer zoals hij door [naam B.V.] heeft laten aanbrengen, handwerk is en daarom een onregelmatige textuur mag hebben. Een eventueel minder mooi aanzicht wegens verschillen in textuur ligt ook niet als een gebrek aan de opschorting en ontbinding ten grondslag.
6.8
Anders dan [appellant] wil, is uit het e-mailbericht van Mijtech van 4 maart 2020 niet af te leiden dat de vloer niet aan de overeenkomst van [naam B.V.] en [appellant] voldoet. Dat Mijtech aanbeveelt om de stroefheid op locaties met weinig of geen oppervlaktetextuur te verhogen waarna de vloer aan de redelijke verwachtingen van mensen over een deugdelijke zwembadvloer voldoet, brengt niet met zich dat de geleverde vloer niet aan de overeenkomst beantwoordt. Tussen [naam B.V.] en [appellant] is immers uitdrukkelijk overeengekomen dat de vloer aan de R11 antislipwaarde en de (toen) geldende antislip verplichting moet voldoen en dat doet hij, ook volgens Mijtech.
6.9
Het bewijsaanbod van [appellant] bevat geen concrete stellingen die, indien bewezen, tot het oordeel kunnen leiden dat [naam B.V.] de overeenkomst niet is nagekomen.
Andere bezwaren
6.1
[appellant] maakt bezwaar tegen de voor hem onbegrijpelijke overwegingen van de kantonrechter over de mogelijkheid van plaatselijk aanpassen van de vloer en over de gestelde valpartijen. Omdat het hof heeft geoordeeld dat de vloer (overal) aan de overeenkomst voldoet, kunnen deze bezwaren [appellant] niet baten. Het aantal met antislip stickers stroever gemaakte plekken kan het hof niet leiden tot een ander oordeel over de nakoming van de overeenkomst door [naam B.V.] . Ook het argument van [appellant] dat er zonder antislip stickers veel te veel valpartijen plaatsvonden, kan niet tot het oordeel leiden dat [naam B.V.] niet de door [appellant] bestelde vloer heeft aangelegd en niet de overeenkomst is nagekomen.
6.11
Het hof heeft geen aanleiding gezien om in te gaan op het verzoek van [appellant] om de vloer ter plaatste te bekijken. Het hof wil wel aannemen dat de zwembadvloer glad kan aanvoelen en dat er valpartijen zijn geweest, maar dat leidt op zichzelf niet tot de conclusie dat de geleverde vloer niet aan de overeengekomen eisen voldoet. Zoals onder 6.4 is uiteengezet, gaat het om de vraag of de vloer aan de stroefheidseis van (minimaal) µ 0,45 voldoet. Dat zou het hof bij een bezoek ter plaatse niet zelfstandig kunnen vaststellen. Het hof is daarom afgegaan op het rapport van de door [appellant] ingeschakelde deskundige Mijtech en daaruit blijkt dat aan die eis is voldaan.
Conclusie en slot
6.12
De conclusie is dat [naam B.V.] de overeenkomst is nagekomen, zodat [appellant] geen grond had om die gedeeltelijk te ontbinden en de eindfactuur moet betalen. De grieven die dat bestrijden, zijn ongegrond. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Bij deze uitkomst past dat [appellant] als de in het ongelijk gestelde partij de buitengerechtelijke en de proceskosten draagt. Het hof zal hem veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep, welke kosten het hof aan de zijde van [naam B.V.] zal begroten aan de hand van de liquidatietarieven.

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt het bestreden vonnis van de kantonrechter van 5 augustus 2020;
- veroordeelt [appellant] in de kosten van het geding in hoger beroep, aan de zijde van [naam B.V.] begroot op € 2.071,- voor het griffierecht en € 2.884,- voor de advocaat en bepaalt hij dat deze bedragen binnen 14 dagen na de dag van de uitspraak moet voldoen, bij gebreke waarvan deze bedragen worden vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW vanaf het einde van genoemde termijn van 14 dagen.
Dit arrest is gewezen door mrs. G. Dulek-Schermers, M.E. Honée en P. van der Kolk-Nunes en in het openbaar uitgesproken op 19 oktober 2021 in aanwezigheid van de griffier.