ECLI:NL:GHDHA:2021:1994

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
21 oktober 2021
Publicatiedatum
21 oktober 2021
Zaaknummer
2200287617
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van verdachte wegens gebrek aan bewijs van dreigende wanordelijkheden tijdens demonstratie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 20 oktober 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de kantonrechter in 's-Gravenhage. De verdachte, geboren in 1968, was op 10 april 2016 aanwezig op het Spuiplein te Den Haag tijdens een demonstratie van Pegida. Hij had zijn komst naar de demonstratie voorafgaand per e-mail aangekondigd aan de politie en de gemeente. De politie heeft de verdachte verzocht het plein te verlaten, maar hij weigerde dit, omdat hij meende recht te hebben om aanwezig te zijn bij de demonstratie.

De advocaat-generaal vorderde vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte zonder straf of maatregel. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bewijs was dat de aanwezigheid van de verdachte op het Spuiplein leidde tot dreigende wanordelijkheden. Hoewel er meldingen waren van onvrede onder enkele demonstranten, was dit onvoldoende om te concluderen dat er daadwerkelijk wanordelijkheden dreigden. De camerabeelden en getuigenverklaringen ondersteunden deze conclusie niet.

Het hof heeft daarom het vonnis van de kantonrechter vernietigd en de verdachte vrijgesproken van het tenlastegelegde feit, omdat niet wettig en overtuigend bewezen kon worden dat hij het bevel van de politie had genegeerd in een situatie die dreigende wanordelijkheden met zich meebracht. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer voor strafzaken en is openbaar uitgesproken op de zitting van 20 oktober 2021.

Uitspraak

Rolnummer: 22-002876-17
Parketnummer: 09-155188-16
Datum uitspraak: 20 oktober 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de kantonrechter in de rechtbank 's-Gravenhage van 27 juni 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968,
postadres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 150,00, subsidiair drie dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 april 2016 te 's-Gravenhage, geen gevolg heeft gegeven aan een daartoe strekkend bevel van een ambtenaar van politie om zijn weg te vervolgen en/of zich in de, door die ambtenaar van politie, aangewezen richting te verwijderen, zulks terwijl hij, verdachte, op of aan de weg, het Spuiplein, aanwezig was bij een tot toeloop van publiek aanleiding gevende gebeurtenis waardoor er wanordelijkheden dreigden te ontstaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het tenlastegelegde zal worden veroordeeld zonder oplegging van een straf of maatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
Op grond van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep en het dossier stelt het hof de navolgende feiten vast.
De verdachte was op 10 april 2016 aanwezig op het Spuiplein te Den Haag, om naar speeches van deelnemers aan een daar georganiseerde demonstratie van Pegida te luisteren. Op 7 april 2016 had de verdachte per e-mail zijn komst naar de demonstratie reeds aangekondigd aan verschillende personen van de politie Eenheid Den Haag en de gemeente Den Haag.
Op 10 april 2016, kort voor het begin van de demonstratie, zag de organisator van de demonstratie de verdachte op het Spuiplein, waarna hij de verbalisanten wees op de aanwezigheid van de hem bekende verdachte.
De verdachte is bij de verbalisanten bekend als zogeheten “beroepsdemonstrant”.
De verbalisanten hebben vervolgens de verdachte verzocht het Spuiplein te verlaten. De verdachte heeft hieraan geen gevolg gegeven, omdat hij – blijkens zijn eigen verklaring – van mening was het recht te hebben om aanwezig te zijn bij de demonstratie en te luisteren naar de speeches van Pegida. De verbalisanten hebben de verdachte gevorderd het Spuiplein te verlaten. De verdachte heeft ook hieraan geen gevolg gegeven.
Naar het oordeel van het hof kan op grond van het dossier en het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep niet worden vastgesteld, ook niet op basis van de getuigenverhoren bij de raadsheer-commissaris, dat door de aanwezigheid van de verdachte op het Spuiplein wanordelijkheden dreigden te ontstaan. Weliswaar wordt in een proces-verbaal van bevindingen vermeld dat een aantal Pegida-demonstranten zich opwond over de aanwezigheid van de verdachte en in conflict met hem raakten, maar de verbaliserende opsporingsambtenaren hebben naar het oordeel van het hof dit in verhoren bij de raadsheer-commissaris onvoldoende kunnen concretiseren en evenmin kunnen aangeven uit welke feiten en omstandigheden hen van dreigende wanordelijkheden is gebleken. Ook uit de ter zitting bekeken camerabeelden zijn dreigende wanordelijkheden niet gebleken. Voor zover er een oploopje is ontstaan rond de verdachte en met hem gediscussieerd werd door enige Pegida-aanhangers, geldt dat dit alleen daartoe niet toereikend is.
Naar het oordeel van het hof is derhalve niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, zodat de verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. TH.W.H.E. Schmitz, mr. L.C. van Walree en mr. E.J. van As, in bijzijn van de griffier mr. L.E.M. Marsman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 20 oktober 2021.
mr. L.C. van Walree is buiten staat dit arrest te ondertekenen.