Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop
3.Feitelijke achtergrond
4.Vorderingen en beslissing van de rechtbank
5.Bezwaren van [appellant] tegen het vonnis
6.Oordeel van het hof
in opdracht van [appellant]heeft gedaan. [appellant] voert aan dat hij diverse stukken in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat hij pas in juli 2018 de opdracht van Asan heeft gekregen en dat hij pas in week 27 (dus begin juli) is begonnen met het uitvoeren van de opdracht.
“Dhr. [appellant] houdt mij voor dat ik op 26 juni 2018 voor het eerst tekeningen aan hem heb gemaild, op basis waarvan de opdracht aan hem gegund is. Als ik mij goed herinner gaat het in die email om binnenkozijnen van de verdeling van de verschillende ruimten in het pand. Daarvoor heeft dhr. [geïntimeerde] nog een andere opdracht gekregen. Dat ging om aftimmerwerkzaamheden van de gevelkozijnen. Het gaat hier om twee verschillende opdrachten.”.Uit deze verklaring volgt duidelijk dat er sprake was van een eerdere opdracht aan [geïntimeerde] en er is geen enkele aanwijzing dat [geïntimeerde] in juni 2018 van iemand anders dan van [appellant] opdracht heeft gekregen. [appellant] heeft met de door hem overgelegde stukken zijn verweer dat hij pas in juli 2018 opdracht van Asan heeft gekregen en dat [geïntimeerde] in juni 2018 niet in zijn opdracht heeft gewerkt dan ook onvoldoende onderbouwd.
7.De beslissing
alleen in zoverredat het door [appellant] aan [geïntimeerde] te betalen bedrag van € 14.455,- komt te vervallen en wordt gewijzigd in het bedrag van € 11.890,-;