Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Arrest (uitspraak) van 26 oktober 2021
Stichting Woonstad Rotterdam,gevestigd te Rotterdam,
verweerster in het incidenteel hoger beroep,
[geïntimeerde],
appellant in het incidenteel hoger beroep,
De zaak in het kort
De procedure
- de tussen partijen gewezen vonnissen van de kantonrechter in de rechtbank Rotterdam
van 15 maart 2019 en 2 augustus 2019 (hierna het tussenvonnis en het eindvonnis);
- het procesdossier bij de kantonrechter;
- het tussenarrest van 21 januari 2020, waarbij een mondelinge behandeling werd gelast;
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 11 maart 2020;
- de memorie van grieven van Woonstad;
- de memorie van antwoord tevens houdende incidenteel appel aan de zijde van
[geïntimeerde];
- de memorie van antwoord van Woonstad in het incidenteel appel.
De feiten en de beslissing van de kantonrechter
- a) [geïntimeerde] huurt sinds 1986 van Woonstad een flatwoning aan de [adres] (hierna: de woning of het gehuurde). De huurprijs bedroeg bij aanvang van deze procedure € 591,07 per maand.
- b) [geïntimeerde] klaagt sinds een aantal jaren over ernstige schimmelvorming in de woning. Woonstad heeft omstreeks oktober 2017 in het gehuurde de badkamer gerenoveerd (geverfd, nieuwe tegels en ventilatie) en in de keuken de recirculatiekap vervangen door een afzuigkap. Woonstad heeft in juni 2019 in de woonkamer, de grote slaapkamer en de kleine slaapkamer de ramen vervangen door ramen met ventilatieroosters (niet in de keuken omdat daar een kantelraam was). De schimmel is toen in alle ruimtes (ook de keuken) verwijderd.
- c) De kantonrechter heeft op vordering van [geïntimeerde]:
- d) De kantonrechter heeft in verband hiermee (in het tussenvonnis) het volgende overwogen. Er is sprake van schimmelvorming in het gehuurde. Wanneer dit komt door onvoldoende ventilatiemogelijkheden is er sprake van een gebrek. Ook een koudebrug (een onderdeel van de constructie waarlangs koude van buiten naar binnen kan worden geleid) is een gebrek, als dit tot vermindering van het woongenot leidt. Ook van oudere woningen mag in het algemeen worden verwacht dat de constructie dermate is dat geen significante koudebruggen bestaan. Uit de overgelegde rapporten (van het Bureau voor Bouwpathologie van 22 februari 2017 in opdracht van Woonstad en van Strooming B.V. van 28 februari 2018 in opdracht van [geïntimeerde]) volgt dat in het gehuurde onvoldoende mogelijkheid is tot ventilatie en dat dit een oorzaak is voor de aanwezige schimmel. Uit het rapport van het Bureau voor Bouwpathologie volgt dat daarnaast sprake is van een koudebrug of koudebruggen (in de woonkamer, de kleine slaapkamer en de keuken). Zowel de onvoldoende ventilatiemogelijkheden als de koudebruggen vormen gebreken.
- e) De kantonrechter heeft Woonstad in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de technische mogelijkheden van herstel, de daarmee gepaard gaande kosten en over de vraag of herstel in redelijkheid van Woonstad kan worden gevergd. Hiertoe is een tweede comparitie van partijen gelast. Partijen konden zich dan ook uitlaten over het bewonersgedrag van [geïntimeerde] in verband met de vraag of er sprake is van eigen schuld, namelijk wanneer aanleiding bestaat voor schadevergoeding op grond van artikel 7:208 BW. Door de enkele aanwezigheid van een gebrek ontstaat nog geen verplichting tot schadevergoeding. De schade moet verhuurder zijn toe te rekenen. Nu het om een gebrek in de constructie van het gebouw gaat (de koudebruggen), komt het gebrek voor risico van Woonstad. Huurprijsvermindering is op zijn plaats, aldus nog steeds de kantonrechter.
- f) De kantonrechter heeft vervolgens in het eindvonnis het volgende overwogen. Nu de gebreken thans zijn verholpen (zie met name de in overweging 3b omschreven werkzaamheden), althans niet kan worden gevergd om (verdere) maatregelen te treffen, zal de huurprijsvermindering gelden tot 2 juli 2019. Voor de (gevolg)- schade zal de zaak worden verwezen naar de schadestaatprocedure.
Het hoger beroep
- de (resterende) gebreken, waaronder koudebruggen te herstellen;
- het behang in het gehuurde te vervangen en het gehuurde opnieuw te sausen;
- de (overige) schade als gevolg van de gebreken te vergoeden, een en ander op grond
van de artikelen 7:208, 6:162, 6:174 en 6:106 BW.
- Daarnaast vordert [geïntimeerde] om te bepalen dat de vermindering van de huurprijs met
30% gehandhaafd blijft totdat alle genoemde gebreken zijn hersteld.
De grieven van Woonstad en [geïntimeerde]
I. De kantonrechter overweegt ten onrechte dat de aanwezigheid van een koudebrug wanneer die tot vermindering van het woongenot leidt, een gebrek is; dat ook van oudere woningen in het algemeen verwacht mag worden dat de constructie zodanig is dat geen significante koudebruggen ontstaan.
II. Ten onrechte overweegt de kantonrechter dat blijkens de overgelegde rapporten onvoldoende ventilatiemogelijkheden zijn in de woning, zodat de woning gebreken vertoont.
III. Ten onrechte overweegt de kantonrechter dat de schimmelproblematiek niet aan bewonersgedrag te wijten is.
IV. Ten onrechte acht de kantonrechter Woonstad aansprakelijk voor de door de gestelde gebrekkige ventilatiemogelijkheden veroorzaakte schade. Het gestelde gebrek is niet toerekenbaar aan Woonstad (in de zin van artikel 7:208 BW).
1) Anders dan de kantonrechter overweegt is de schadevordering niet alleen gebaseerd op artikel 7:208 BW, maar ook op de artikelen 6:162 BW (onrechtmatige daad), 6:174 BW (risicoaansprakelijkheid van de bezitter van een opstal) en 6:106 BW (ander nadeel dan vermogensschade). De gezondheid van zijn echtgenote is aangetast.
2) De kantonrechter oordeelt ten onrechte dat de gepleegde herstellingen afdoende zijn geweest. De ventilatie in de woning is weliswaar verbeterd maar de koudebruggen zijn niet aangepakt. Inmiddels is gebleken dat de getroffen maatregelen onvoldoende effect hebben. De woning is nog steeds te vochtig. Er was een tweede verfbeurt nodig die in juli 2020 heeft plaatsgehad. [geïntimeerde] vreest daarom dat de schimmels terugkomen. De geoffreerde kosten voor het isoleren van de gevel (in verband met de koudebruggen) bedragen € 3.174,92. Woonstad stelt ten onrechte dat deze kosten niet van haar gevergd kunnen worden, omdat zij dan alle 117 woningen in het complex zo moet aanpakken. [geïntimeerde] vindt dit niet terecht, nu (i) volgens Woonstad de overige bewoners geen klachten hebben en (ii) nu de isolatie binnen in de woning uitgevoerd moet worden. Deze herstelkosten kunnen dus worden beperkt tot
€ 3.174,92 (alleen in de woning van [geïntimeerde]). Het sausen en behangen kost
€ 6.323,58. Dit kan wel degelijk ook van Woonstad gevergd worden.
3) Ten onrechte heeft de kantonrechter de huurprijsvermindering slechts tot juli 2019 laten gelden.
Beoordeling van het hoger beroep
Vast staat dat er sprake is geweest van schimmel in de woning en dat dit werd veroorzaakt door gebrek aan ventilatie. Ook staat vast dat Woonstad na klachten diverse (herstel)werkzaamheden heeft uitgevoerd en na het tussenvonnis de ventilatiemogelijkheden heeft verruimd door ramen met ventilatieroosters aan te brengen (zie overweging 3b).Volgens [geïntimeerde] is de ventilatie in de woning verbeterd, is er nu geen schimmel, maar is de woning nog steeds te vochtig, zodat hij bang is dat de schimmel terugkomt. Hij vindt daarom dat Woonstad ook iets moet doen aan de aanwezige koudebrug(gen).
Slotsom
Beslissing
- vernietigt de bestreden vonnissen,
- wijst af de vorderingen van [geïntimeerde] in eerste aanleg en in hoger beroep;
- bepaalt dat iedere partij de eigen kosten van de procedure bij de kantonrechter draagt;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van het hoger beroep, tot zover aan de zijde van Woonstad begroot op € 99,01 wegens kosten uitbrenging van de dagvaarding in hoger beroep, € 741 aan griffierecht en € 1.671 aan salaris van de advocaat;
- verklaart dit arrest ten aanzien van de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad.