GERECHTSHOF DEN HAAG
Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.291.947/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/595546 / HA RK 20-314
Beschikking van 5 oktober 2021 (bij vervroeging)
1. [verzoeker],
2. [verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekers in hoger beroep,
verweerders in incidenteel hoger beroep,
hierna gezamenlijk te noemen: [verzoeker] c.s. (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. K.J. Zomer te Oosterhout,
Aegon Hypotheken B.V.,
gevestigd te Den Haag,
verweerster in hoger beroep,
verzoekster in incidenteel hoger beroep,
hierna te noemen: Aegon,
advocaat: mr. G.A. van Essen te Den Haag,
Waar de zaak over gaat
In deze zaak gaat het om de vraag of Aegon het verzoek van [verzoeker] c.s. moet honoreren om de door haar geregistreerde bijzonderheidscoderingen in het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van de Stichting Bureau Krediet Registratie (hierna: het BKR) op naam van [verzoeker] c.s. te (doen) verwijderen.
Het verloop van het geding in hoger beroep
1.1Bij beroepschrift van 12 maart 2021 is [verzoeker] c.s. in hoger beroep gekomen van een tussen partijen gewezen beschikking van de rechtbank Den Haag van 16 december 2020. In het beroepschrift met producties heeft [verzoeker] c.s. drie grieven tegen deze beschikking aangevoerd.
1.2Bij verweerschrift in hoger beroep heeft Aegon de grieven bestreden en tevens incidenteel hoger beroep, met vier beroepsgronden, ingesteld. [verzoeker] c.s. heeft op de beroepsgronden in het incidenteel hoger beroep gereageerd bij verweerschrift in incidenteel hoger beroep.
1.3Op 7 september 2021 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij partijen hun zaak hebben doen toelichten; [verzoeker] c.s. door mr. Zomer voornoemd, en Aegon door mr. van Essen voornoemd. Beide partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen die zij hebben overgelegd. De zitting heeft plaatsgehad per video-verbinding. Van de mondelinge behandeling is proces-verbaal opgemaakt dat aan partijen is toegezonden.
1.4Aan het eind van de mondelinge behandeling is uitspraak bepaald.
De feiten
2. Het hof gaat van onderstaande feiten uit, omdat daarover tussen partijen geen verschil van mening bestaat. Het hof heeft hierbij rekening gehouden met de opmerkingen die [verzoeker] c.s. (in grief 1) en Aegon (in beroepsgrond 1) met betrekking tot de feitenvaststelling door de rechtbank hebben gemaakt, voor zover deze door Aegon respectievelijk [verzoeker] c.s. niet zijn betwist. Opgemerkt wordt daarbij dat het aan het hof is om uit de tussen partijen vaststaande feiten die feiten te selecteren die het hof voor de beoordeling van het geschil relevant acht.
2.1[verzoeker] was van 1999 tot en met 2013 werkzaam als algemeen directeur. Zijn bruto jaarinkomen bedroeg destijds ongeveer € 300.000,-.
2.2Aegon heeft in 2011 aan [verzoeker] c.s. een hypothecaire lening verstrekt van € 1.093.750,- ten behoeve van de aankoop van een woning.
2.3In augustus 2013 is het dienstverband van [verzoeker] beëindigd en viel hij terug op een WW-uitkering. Het is [verzoeker] hierna niet gelukt een nieuwe baan te vinden.
2.4Op 12 februari 2015 heeft de financieel adviseur van [verzoeker] c.s. aan Aegon bericht dat het dienstverband van [verzoeker] is beëindigd en dat hij graag met Aegon in gesprek wil om eventuele betalingsachterstanden te voorkomen.
2.5Vanaf medio 2015 ontstond achterstand in de nakoming van betalingsverplichtingen jegens Aegon.
2.6In 2016 heeft [verzoeker] c.s. zich gewend tot de gemeentelijke schuldhulpverlening.
2.7Per 2016 was [verzoeker] c.s. aangewezen op een IOAW-uitkering. Hierdoor liep zijn maandinkomen nog verder terug.
2.8In januari 2018 is de woning van [verzoeker] c.s. verkocht voor een koopsom van
€ 650.000,-. Bij de verkoop is ook het spaardepot van [verzoeker] c.s. geliquideerd. Daarbij is
een bedrag van € 340.867,48 gegenereerd. Deze opbrengst is aangewend ter aflossing van
de hypotheekschuld aan Aegon.
2.9De restschuld van [verzoeker] c.s. aan Aegon bedroeg op 12 juni 2018 € 251.196,63.
2.1In 2018 heeft Rabobank in verband met betalingsachterstanden van verstrekte geldleningen [verzoeker] c.s. in het CKI van het BKR doen registreren met de coderingen A, 2 en 3. De coderingen worden in beginsel verwijderd in september 2023.
2.11Aegon heeft [verzoeker] c.s. als gevolg van de ontstane betalingsachterstanden in het CKI van het BKR doen registreren als volgt:
Naam:
Datum registratie:
Codering:
Einddatum van de registratie:
[verzoeker]
3 augustus 2015
A
Mei 2023
18 september 2018
3
September 2023
[verzoekster]
3 augustus 2015
A
Mei 2023
18 september 2018
3
September 2023
Met de coderingen wordt aangegeven dat eerst een achterstand op de vordering is ontstaan (codering A) en dat er ten slotte een bedrag van € 250,- of meer is afgeboekt op de vordering (codering 3).
2.12Op 7 mei 2018 is [verzoeker] c.s. een huurovereenkomst aangegaan met betrekking tot
een woning voor een bedrag van € 700,- per maand, ingaande per 9 juni 2018. De huurovereenkomst heeft een looptijd van vijf jaar en eindigt van rechtswege op 8 juni 2023.
2.13Op 18 juni 2018 heeft de schuldhulpverlener van [verzoeker] c.s. aan Aegon aangeboden om deel te nemen aan een schuldregeling met [verzoeker] c.s., op grond waarvan
[verzoeker] c.s. € 22.787,25 zou betalen tegen finale kwijting. Dit voorstel heeft Aegon van de
hand gewezen.
2.14Bij vonnis van 18 september 2018 is Aegon bevolen om in te stemmen met de
schuldregeling die [verzoeker] c.s. haar had aangeboden. Als gevolg hiervan was Aegon gedwongen om de restvordering die zij op [verzoeker] c.s. had, af te boeken.
2.15Met ingang van 1 januari 2019 is [verzoeker] c.s. met vervroegd pensioen gegaan.
Zijn maandinkomen bedraagt minstens € 4.100,- netto.
2.16Op 22 augustus 2019 heeft [verzoeker] c.s., bijgestaan door Coderingvrij - een bedrijf
dat zich toelegt op het bijstaan van consumenten bij verzoeken tot verwijdering van BKR-registraties - Aegon verzocht de BKR-registraties te doen verwijderen.
2.17Dit verzoek heeft Aegon afgewezen bij brief van 10 september 2019.
2.18In oktober 2019 heeft [verzoeker] c.s. Aegon Levensverzekering N.V. betrokken in
een door hem aanhangig gemaakte verzoekschriftprocedure bij de rechtbank Noord-
Nederland met als inzet de verwijdering van BKR-registraties. Aegon Levensverzekering
N.V. heeft een verweerschrift ingediend. Het verzoek met betrekking tot Aegon
Levensverzekering N.V. heeft [verzoeker] c.s. vervolgens ingetrokken.
2.19Bij brief van 28 april 2020 heeft [verzoeker] c.s. (andermaal) bij Aegon bezwaar
gemaakt tegen de verwerking van zijn persoonsgegevens in het CKI van het BKR. Hierbij heeft [verzoeker] c.s. onder meer gewezen op de brief d.d. 14 november 2019 van de voorzitter van de Autoriteit Persoonsgegevens aan de minister van Financiën met het advies om meer wettelijke waarborgen tot stand te brengen met betrekking tot het beschermen van privacy-rechten van betrokkenen die door het BKR worden geregistreerd.
2.2Aegon heeft dit verzoek bij e-mail van 26 mei 2020 afgewezen. In de afwijzing is
verwezen naar het verweerschrift dat Aegon Levensverzekering N.V. heeft gepresenteerd en
geconcludeerd dat er geen nieuwe omstandigheden zijn gebleken waardoor zij een andere
afweging moet maken.
2.21Op 20 augustus 2019 heeft de firma ‘Skydoo’ aan [verzoeker] c.s. laten weten dat de
verzochte financiering is afgewezen omdat uit de BKR-toetsing blijkt dat niet alle kredieten voldoen aan de toegestane registraties.
2.22Uit het document ‘Hypotheken Acceptatiebeleid’ (versie april 2018) van ING Bank
blijkt onder paragraaf 1.6 het volgende:
“
Wanneer uit de toetsing blijkt dat de aanvrager een lening of hypotheek (..) heeft met een codering of een achterstandsmelding, dan is een hypotheek bij ING niet mogelijk, tenzij er sprake is van:
•
een A-melding of 1-codering op een lening die al is afgelost;
•
een A-melding of 1-codering op een lening of hypotheek en deze melding of codering op moment van aanvraag is hersteld;
•
een 2-codering als gevolg van een claim bij NHG voor kwijtschelding van de restschuld. (...)”.
2.23Uit het door ABN AMRO opgestelde document ‘ABN AMRO Hypotheekgids’
(versie 2011), blijkt onder paragraaf 2.5.5 het volgende:
“
Als er een aanvraag binnenkomt en er blijkt bij de BKR-toets dat er sprake is van een A-codering, dan kan deze aanvraag niet in behandeling worden genomen. Achterstandscoderingen op een hypotheek zijn ook niet acceptabel. Het kredietrisico is onaanvaardbaar groot.”
2.24In de ‘Richtlijnen a.s.r. WelThuis Hypotheek’ van ASR Levensverzekeringen N.V.
blijkt op pagina 5/16 het volgende:
“
(...) Aanvragers waarbij een patroon zichtbaar is binnen het BKR dat kredieten regelmatig worden overgesloten en verhoogd, komen eveneens niet in aanmerking voor een hypotheek. (...)”
2.25In het ‘Handboek voor de adviseur van Obvion’ (versie 2018) van Obvion Hypotheken, wordt onder paragraaf 6.7 het volgende vermeld:
“
Iedere klant wordt getoetst bij het Bureau Krediet Registratie in Tiel.
o de klant later (...) een H-codering heeft gekregen,
o de klant de lening waarvoor een achterstandscodering werd opgenomen, volgens het BKR heeft terugbetaalt, of
o de klant volgens de organisatie waar hij de lening had, later toch heeft betaald wat hij moest betalen of de lening heeft terugbetaalt,
o (..)
o Klanten met een andere dan Al of H codering krijgen geen lening”
Het verzoek van [verzoeker] c.s. en de bestreden beschikking
3.1[verzoeker] c.s. heeft de rechtbank verzocht Aegon te bevelen de genoemde bijzonderheidscodering(en) (zie 2.11, hiervoor) in het CKI van het BKR, op naam van [verzoeker] c.s. te verwijderen en verwijderd te houden, op straffe van een dwangsom van € 1.000,- per dag, met een maximum van € 100.000,-, en met veroordeling van Aegon in de proceskosten, waaronder de nakosten.
3.2De rechtbank heeft Aegon bij de bestreden beschikking bevolen de op naam van [verzoeker] c.s. staande bijzonderheidscoderingen in het CKI van het BKR met ingang van 1 januari 2023 te verwijderen. De verzochte dwangsom is afgewezen en de proceskosten zijn gecompenseerd in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
3.3De rechtbank heeft daartoe, voor zover thans van belang, het volgende overwogen:
( a) Het nieuwe (herhaalde) verzoek van [verzoeker] c.s. - waarin naar het oordeel van de
rechtbank geen nieuwe feiten zijn gesteld die betrekking hebben op de persoonlijke situatie van [verzoeker] c.s. - is niet in strijd met artikel 12 lid 5 AVG of artikel 3:13 BW. Het verzoek is concreet onderbouwd en dus niet kennelijk ongegrond. Daarnaast weegt het belang van Aegon bij rechtszekerheid dat zij na zes weken in beginsel niet hoeft te verwachten dat zij nogmaals op eenzelfde verzoek hoeft te reageren niet zo zwaar als het belang van [verzoeker] c.s. bij een rechterlijke beslissing die hij op het eerste verzoek niet heeft verkregen. [verzoeker] c.s. is daarom ontvankelijk in zijn verzoek (rov. 4.14 en 4.15);
( b) De verwerking door het BKR - en dus ook door de kredietaanbieders - van
persoonsgegevens vindt in elk geval haar rechtmatige grondslag in artikel 6 lid 1 onder f AVG, omdat de verwerking noodzakelijk is voor de behartiging van de gerechtvaardigde belangen van het BKR en diens zakelijke klanten (rov. 4.21);
( c) [verzoeker] c.s. kan op grond van artikel 21 lid 1 AVG bezwaar maken tegen de
verwerking van hem betreffende persoonsgegevens. Als verwerkingsverantwoordelijke moet Aegon het bezwaar honoreren, tenzij zij dwingende gerechtvaardigde gronden aanvoert voor de verwerking die zwaarder wegen dan de belangen, rechten en vrijheden van de betrokken persoon (rov. 4.23);
( d) Aegon heeft onvoldoende onderbouwd dat haar belang bij instandhouding van de
negatieve BKR-registraties tot en met september 2023 zwaarder weegt dan het belang van
[verzoeker] c.s. bij verwijdering ervan (rov. 4.31 – 4.37);
( e) [verzoeker] c.s. heeft geen zwaarwegend belang bij
directeverwijdering van de BKR-
registraties. Het belang om een woning te kopen wordt pas zwaarwegend op het moment dat
de huurtermijn van de huidige woning eindigt, in juni 2023. De rechtbank acht een periode
van zes maanden redelijk om een woning en financiering te kunnen vinden, zodat [verzoeker]
c.s. per 1 januari 2023 een zwaarwegend belang bij verwijdering van de BKR-registraties
heeft en Aegon tot verwijdering per die datum wordt bevolen (rov. 4.37).