ECLI:NL:GHDHA:2021:1883

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
2200109221
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak na geslaagd beroep op noodweer in mishandelingszaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte was eerder veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren, wegens mishandeling van de aangever. De verdachte heeft echter hoger beroep ingesteld, waarbij hij zich op het standpunt stelde dat hij handelde uit noodweer.

De feiten van de zaak zijn als volgt: op 18 januari 2021 werd de verdachte door zijn zoon gebeld omdat de aangever voor de deur van zijn woning stond en de deur had vernield. De aangever had een honkbalknuppel bij zich en viel de verdachte aan toen deze met de auto aan kwam rijden. De verdachte verklaarde dat hij door de aangever werd geslagen met de knuppel en dat hij zichzelf moest verdedigen. Het hof oordeelde dat de verdachte niet de confrontatie had gezocht en dat hij zich moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding.

Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de knuppel van de aangever heeft afgepakt en hem naar de grond heeft gewerkt. Vervolgens heeft de verdachte de aangever een aantal keer geslagen ter verdediging. Het hof concludeerde dat de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging niet had overschreden en dat het door hem gebruikte geweld in redelijke verhouding stond tot de dreigende aanranding. Hierdoor kwam het hof tot de conclusie dat het beroep op noodweer geslaagd was.

Als gevolg hiervan heeft het hof het vonnis waarvan beroep vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde mishandeling. De uitspraak benadrukt het belang van de noodweer als rechtvaardigingsgrond in strafzaken, vooral in situaties waarin de verdachte wordt aangevallen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-001092-21
Parketnummer: 09-016804-21
Datum uitspraak: 22 september 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 12 april 2021 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum],
BRP-adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke taakstraf voor de duur van 40 uren, subsidiair 20 dagen hechtenis, met een proeftijd van 2 jaren.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 18 januari 2021 te 's-Gravenhage
[aangever] heeft mishandeld door hem één of meerdere stoten en/of klappen in het gezicht en/of tegen het hoofd te geven.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd, met aanvulling van gronden.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Vrijspraak
De raadsvrouw van de verdachte heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep op het standpunt gesteld dat de verdachte van het tenlastegelegde dient te worden vrijgesproken, omdat hij heeft gehandeld uit noodweer.
Het hof overweegt hiertoe het volgende.
Uit de zich in het dossier bevindende stukken en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is naar het oordeel van het hof het navolgende komen vast te staan.
De verdachte werd op 18 januari 2021 door zijn zoon (hierna: [zoon verdachte]) gebeld, omdat de aangever voor de deur van zijn woning stond. Uit de verklaring van [zoon verdachte] blijkt dat de aangever de deur van de woning heeft vernield, vervolgens naar binnen is gegaan en onder meer een honkbalknuppel uit de woning heeft gepakt. [zoon verdachte] is hierop de woning uitgerend. Op het moment dat de verdachte met de auto aan kwam rijden, kwam de aangever met de knuppel de woning uitlopen en liep vervolgens op de verdachte af. De verdachte had toen door de aldaar geparkeerde auto’s niet de mogelijkheid om snel aan de aangever te ontkomen.
De verdachte heeft verklaard dat de aangever hem probeerde te slaan met de honkbalknuppel en hem eenmaal daadwerkelijk heeft geraakt op zijn neus, hetgeen de aangever heeft ontkend.
Gelet op het door de verdachte opgelopen letsel zoals dat blijkt uit de foto’s in het dossier acht het hof het aannemelijk dat de aangever heeft geslagen met de honkbalknuppel en de verdachte daarmee heeft geraakt in zijn gezicht. Het hof is van oordeel dat voldoende aannemelijk is geworden dat de verdachte op het moment dat hij ter plaatse kwam, werd aangevallen en dat hij zichzelf moest verdedigen tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Anders dan door de advocaat-generaal is gesteld, acht het hof gelet op het voorgaande niet aannemelijk dat de verdachte de confrontatie heeft gezocht.
De verdachte heeft verder verklaard dat hij de knuppel van de aangever heeft afgepakt en hem naar de grond heeft gewerkt. De verdachte is vervolgens op hem gaan zitten. De aangever verzette zich hiertegen en ter verdediging heeft de verdachte hem vervolgens een aantal keer geslagen. Naar het oordeel van het hof was dat geboden door de noodzakelijke verdediging tegen de ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van zijn lijf. Gelet op het door de aangever gepleegde geweld, heeft de verdachte daarbij de grenzen van die noodzakelijke verdediging niet overschreden. Het door de verdachte gebruikte geweld staat niet in onredelijke verhouding tot de ernst van de (dreigende) aanranding. Dat maakt dat aan de verdachte een geslaagd beroep op noodweer toekomt.
Het geslaagde beroep op noodweer heeft tot gevolg dat de wederrechtelijkheid die in het verweten bestanddeel
mishandeling besloten ligt niet kan worden bewezen, zodat de verdachte behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en
spreekt de verdachtedaarvan
vrij.
Dit arrest is gewezen door mr. B.P. de Boer,
mr. K.I. de Jong en mr. A.M. Hol, in bijzijn van de griffier mr. E.G. Ouwens.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2021.
Mr. A.M. Hol en de griffier zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.