ECLI:NL:GHDHA:2021:1880

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 augustus 2021
Publicatiedatum
5 oktober 2021
Zaaknummer
2200331820
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor belaging, bedreiging, hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 augustus 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een eerdere veroordeling van de verdachte door de politierechter in Rotterdam. De verdachte was veroordeeld voor belaging en bedreiging van zijn ex-vriendin, het hebben van een hennepkwekerij en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft de verdachte ter zake van deze feiten veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren en bijzondere voorwaarden. Bij de strafoplegging heeft het hof rekening gehouden met de recente hervatting van een eerder opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging. Het hof heeft het verzoek van de verdediging om aanvullend onderzoek afgewezen, omdat de noodzaak daartoe niet is aangetoond. De verdachte is schuldig bevonden aan het stelselmatig inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster, het bedreigen van haar met geweld, het telen van hennep en het stelen van elektriciteit. De vordering van de benadeelde partij, Stedin Netbeheer BV, tot schadevergoeding is gedeeltelijk toegewezen. Het hof heeft de verdachte ook een contact- en locatieverbod opgelegd ten aanzien van de aangeefster.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003318-20
Parketnummer: 10-007691-20
Datum uitspraak: 27 augustus 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 16 november 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [plaats] op [datum],
thans verblijvende in [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met aftrek van voorarrest, met een proeftijd van 3 jaren met bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, inhoudende een contact- en locatieverbod ten aanzien van de aangeefster voor de duur van 2 jaren. Deze maatregel is dadelijk uitvoerbaar verklaard. Tot slot is een beslissing genomen op de vordering van de benadeelde partij, zoals omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 27 augustus 2019 tot en met 07 januari 2020 te Rotterdam en/of Utrecht, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
- veelvuldig, althans eenmaal e-mails te sturen naar die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig, althans eenmaal te bellen naar die [slachtoffer] en/of
- veelvuldig, althans eenmaal berichten te sturen naar die [slachtoffer]
- veelvuldig, althans eenmaal kaart(en) en/of flyer(s) en/of parfum te zenden/brengen naar die [slachtoffer]
met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 25 augustus 2019 tot en met 7 oktober 2019 te Rotterdam en/of Utrecht, althans in Nederland
[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [slachtoffer] (telefonisch en/of per bericht/foto) dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik moest denken aan [naam] die mij ook zat te provoceren en uiteindelijk sloeg ik hem, zette pistool op zijn voorhoofd en toen was het ineens spijt" en/of "je gaat echt spijt krijgen hoe je mij negeert." en/of "ik ga jou kapot maken" en/of "dan ga ik liever voor levenslang" en/of die [slachtoffer] een foto van hem, verdachte, te sturen met op de achtergrond een hangende strop en/of
- " Ik ga je in je gezicht stompen en/of “ik ga een kogel door je kop schieten" en/of “ik ga jou echt dood maken” en/of “ik ga je kapot maken” althans woorden (en/of berichten/afbeeldingen) van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2019 tot en met 7 januari 2020 te Utrecht opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]) een hoeveelheid
van (in totaal) ongeveer 48 hennepplanten, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in of omstreeks de periode van 29 oktober 2019 tot en met 7 januari 2020 te Utrecht een hoeveelheid stroom, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Stedin Netbeheer, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden met een proeftijd van 3 jaren, met dezelfde bijzondere voorwaarden als door de politierechter geformuleerd. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd om aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht op te leggen, inhoudende een contact- en locatieverbod ten aanzien van het slachtoffer voor de duur van 2 jaren.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt, nu het hof tot een deels andere bewezenverklaring, een deels andere bewijsmotivering en een deels andere strafoplegging komt.
Verzoek om aanvullend onderzoek
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om de behandeling van de zaak aan te houden teneinde nader onderzoek te laten verrichten. Er zou, volgens de raadsvrouw, bij [BV 1] en/of [BV 2] moeten worden nagevraagd of er in de tenlastegelegde periode een onderhoudsmonteur binnen is geweest in de woning van de verdachte die zou kunnen verklaren of hij bijzonderheden in de meterkast heeft gezien. Dit onderzoek kan, volgens de verdediging, bevestiging opleveren voor de verklaring van de verdachte dat hij slechts gedurende ongeveer 10 dagen voorafgaand aan de dag van de ontmanteling op 7 januari 2020 een hennepkwekerij heeft gehad en stroom heeft gestolen en dat er derhalve van een oogst geen sprake is geweest.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat dit verzoek moet worden afgewezen, omdat de noodzaak voor het uitvoeren van dat onderzoek ontbreekt in het licht van zijn standpunt dat op basis van het dossier niet aannemelijk is geworden dat er een eerdere oogst is geweest.
Het hof overweegt als volgt.
Het hof heeft kennis genomen van de bevindingen van de politie en Stedin. Deze bevindingen bevatten zonder meer indicaties dat de verdachte een eerdere oogst heeft gehad. Het hof heeft evenwel ook acht geslagen op de – door het hof betrouwbaar geachte - verklaring van de ex-vriendin van de verdachte, inhoudende onder meer dat zij in de zomer van 2019 een hennepkwekerij in de woning van verdachte heeft aangetroffen, en dat de verdachte deze kwekerij later heeft afgebroken, waarna de ex-vriendin de vloer nog heeft schoongemaakt. De door de politie en Stedin aangetroffen gebruikerssporen kunnen derhalve van een eerdere, vóór de tenlastegelegde periode verkregen, oogst afkomstig zijn. Onder deze omstandigheden kan naar het oordeel van het hof niet wettig en overtuigend bewezen worden verklaard dat de verdachte in de tenlastegelegde periode hennep heeft geoogst.
In het licht van deze bevindingen van het hof is het door de verdediging gewenste onderzoek niet noodzakelijk en wordt het verzoek derhalve afgewezen.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in
of omstreeksde periode van 27 augustus 2019 tot en met
07 januari 202027 december 2019te Rotterdam en/of Utrecht, althans in Nederland,
wederrechtelijk
stelselmatig
opzettelijk
inbreuk heeft gemaakt
op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [slachtoffer], door
-
veelvuldig, althans eenmaale-mails te sturen naar die [slachtoffer] en/of
-
veelvuldig, althans eenmaalte bellen naar die [slachtoffer] en/of
-
veelvuldig, althans eenmaalberichten te sturen naar die [slachtoffer]
-
veelvuldig, althans eenmaaleenkaart
(en)en
/offlyer
(s
)en
/ofparfum te zenden/brengen naar die [slachtoffer] met het oogmerk die [slachtoffer], te dwingen iets te doen,
niet te doen,te dulden en
/ofvrees aan te jagen;
2.
hij op één of meerdere tijdstip(pen) in
of omstreeksde periode van 25 augustus 2019 tot en met 7 oktober 2019 te Rotterdam en/of Utrecht, althans in Nederland
[slachtoffer] heeft bedreigd
met enig misdrijf tegen het leven gericht en
/ofmet zware mishandeling, door die [slachtoffer] (telefonisch en
/ofper bericht/foto) dreigend de woorden toe te voegen
- " Ik moest denken aan [naam] die mij ook zat te provoceren en uiteindelijk sloeg ik hem, zette pistool op zijn voorhoofd en toen was het ineens spijt" en
/of"je gaat echt spijt krijgen hoe je mij negeert." en
/of"ik ga jou kapot maken" en
/of "dan ga ik liever voor levenslang" en/of die [slachtoffer] een foto van hem, verdachte, te sturen met op de achtergrond een hangende strop en/of
- " Ik ga je in je gezicht stompen en
/of“ik ga een kogel door je kop schieten" en
/of“ik ga jou echt dood maken” en
/of“ik ga je kapot maken”
althans woorden (en/of berichten/afbeeldingen) van gelijke dreigende aard of strekking;
3.
hij in
of omstreeksde periode van
29 oktober27 december2019 tot en met 7 januari 2020 te Utrecht opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt
, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand aan [adres]
)een hoeveelheid
van (in totaal)
ongeveer48 hennepplanten,
althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep,zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
4.
hij in
of omstreeksde periode van
29 oktober27 december2019 tot en met 7 januari 2020 te Utrecht een hoeveelheid stroom,
in elk geval enig goed, datdiegeheel of ten deleaan een ander toebehoorde, te weten aan Stedin Netbeheer, heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging ten aanzien van feit 1
De raadsvrouw van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep betoogd dat ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde geen sprake is van belaging. Daartoe heeft zij aangevoerd dat het ‘stelselmatige’ karakter aan de gedragingen van de verdachte ontbreekt, een en ander zoals nader verwoord in de door haar overgelegde pleitnota.
Het hof overweegt als volgt.
Vooropgesteld moet worden dat bij de beoordeling van de vraag of sprake is van belaging als bedoeld in artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht van belang zijn de aard, de duur, de frequentie en de intensiteit van de gedragingen van de verdachte, de omstandigheden waaronder deze hebben plaatsgevonden en de invloed daarvan op het persoonlijk leven en de persoonlijke vrijheid van het slachtoffer (HR 12 maart 2013,
NJ2013/394).
Het hof heeft bij de beoordeling van het tenlastegelegde in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft op meerdere momenten in de tenlastegelegde periode van ongeveer 4 maanden: 1) de aangeefster e-mails gestuurd, 2) meerdere keren naar haar gebeld, 3) vele berichten naar haar gestuurd en 4) een kaart, flyers en een flesje parfum bij haar bezorgd. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat een deel van het telefonisch contact een bedreigend karakter had. Een en ander vond onder meer plaats nadat de relatie tussen de verdachte en de aangeefster door haar was beëindigd. De aangeefster heeft na die relatiebreuk – tevergeefs – meerdere keren aan de verdachte kenbaar gemaakt dat hij moest stoppen met het zoeken van contact.
Gelet op het voorgaande, in samenhang met hetgeen verder uit de bewijsmiddelen blijkt, is het hof van oordeel dat sprake is van belaging in de zin van artikel 285b, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Weliswaar heeft deze belaging in de bewezenverklaarde periode niet onafgebroken plaatsgevonden, maar naar het oordeel van het hof is in die periode wel sprake geweest van meerdere fasen waarin de verdachte op een wederrechtelijke en stelselmatige wijze opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van de aangeefster. Het hof ziet om die reden geen aanleiding een kortere periode bewezen te verklaren, zoals bepleit door de verdediging.
Het verweer wordt aldus verworpen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:

belaging.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht en

met zware mishandeling, meermalen gepleegd.

Het onder 3 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Het onder 4 bewezenverklaarde levert op:

diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich op de bewezenverklaarde wijze schuldig gemaakt aan meerdere feiten. Zo heeft de verdachte in een periode van 4 maanden herhaaldelijk inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van zijn ex-partner. Ook heeft hij haar ernstig bedreigd met de dood en met zware mishandeling. Dit soort feiten zorgt voor gevoelens van onveiligheid bij de slachtoffers.
De verdachte heeft in de bewezenverklaarde periode ook een hennepkwekerij gehad. Hij heeft daarmee op wederrechtelijke wijze financieel voordeel nagestreefd. Softdrugs kunnen bovendien schadelijk zijn voor de volksgezondheid en leiden veelal, direct en indirect, tot vele vormen van (ernstige) criminaliteit. Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan diefstal van stroom en daarmee blijk gegeven van een gebrek aan respect voor andermans eigendom. Het doen van provisorische aanpassingen in de meterkast kan bovendien leiden tot brandgevaarlijke situaties.
Deze feiten rechtvaardigen, gelet op de ernst en de veelheid daarvan, naar het oordeel van het hof de oplegging van een gevangenisstraf.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 29 juli 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbare feiten, weliswaar in een verder verleden.
Het hof heeft echter ook in aanmerking genomen dat de verdachte al geruime tijd behandeld wordt in het kader van een in 1997 opgelegde tbs-maatregel met dwangverpleging. De dwangverpleging is enige tijd voorwaardelijk beëindigd geweest, maar bij beslissing van 18 juni 2021 van de rechtbank Gelderland weer hervat, met als gevolg dat de verdachte op die titel wederom verblijft in tbs-kliniek [kliniek].
Het hof is - alles afwegende en met name gelet op de hervatting van de tbs met dwangverpleging - van oordeel dat een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Het hof acht het ter voorkoming van strafbare feiten nog steeds van belang dat als bijzondere voorwaarde een contact- en locatieverbod met zijn ex-partner, die slachtoffer is geworden van stalking en bedreiging door de verdachte, wordt gesteld.
Vordering tot schadevergoeding van Stedin Netbeheer BV
In het onderhavige strafproces heeft Stedin Netbeheer BV, afd. Specials Fraude zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 4 bewezenverklaarde tenlastegelegde, tot een bedrag van € 1.865,37.
In hoger beroep is deze vordering aan de orde tot dit in eerste aanleg gevorderde en in hoger beroep gehandhaafde bedrag.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de benadeelde partij in de vordering.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte deels betwist.
Naar het oordeel van het hof heeft de benadeelde partij aangetoond dat tot een bedrag van
€ 1.232,91materiële schade is geleden. Het hof constateert dat de vordering van de benadeelde partij is gebaseerd op een berekening van schade vanwege weggenomen stroom vanaf
22 oktober 2019tot en met 7 januari 2020. Het hof heeft echter bewezen verklaard dat de verdachte pas vanaf
27 december 2019tot en met 7 januari 2020 stroom heeft weggenomen. Hij is dus vanaf die datum aansprakelijk voor de geleden schade. Het hof begroot de diefstal van stroom over deze dagen op een bedrag van € 92,00 in plaats van het gevorderde bedrag aan stroomkosten van € 724,46. Het hof ziet geen aanleiding om de gestelde aflossing op het schadebedrag door de verdachte in mindering te brengen op de geleden schade; een en ander zal in de executiefase aan de orde zijn.
Deze schade is een rechtstreeks gevolg van het onder 4 bewezenverklaarde feit. De vordering van de benadeelde partij zal derhalve tot dat bedrag worden toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag tot aan de dag der algehele voldoening.
Het hof is van oordeel dat de benadeelde partij niet heeft aangetoond voor het overige materiële schade te hebben geleden. De vordering zal derhalve voor dat deel worden afgewezen.
Het hof ziet anders dan de politierechter geen aanleiding om de schadevergoedingsmaatregel ex artikel 36f Sr op te leggen. Verdachte is al bezig de schade te vergoeden.
Gelet op het voorgaande dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet en de artikelen 14a, 14b, 14c, 57, 285, 285b en 310 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2, 3 en 4 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt dan wel de hierna te noemen
bijzondere voorwaardenniet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is contact te leggen of te laten leggen - direct of indirect - met [slachtoffer], geboren op [datum] te [plaats];
Stelt als bijzondere voorwaarde dat het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden op of rond het adres van [slachtoffer] ([adres]) - of haar toekomstige adres - binnen een straal van 500 meter;

Vordering van de benadeelde partij Stedin Netbeheer BV, afd. Specials Fraude

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij Stedin Netbeheer BV, afd. Specials Fraude ter zake van het onder 4 bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 1.232,91 duizend tweehonderdtweeëndertig euro en eenennegentig cent) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot schadevergoeding voor het overige af.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 januari 2020.
Dit arrest is gewezen door mr. H.M.D. de Jong,
mr. W.S. Korteling en mr. J. Eisses, in bijzijn van de griffier mr. S. Johannes.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 27 augustus 2021.
mr. H.M.D. de Jong is buiten staat dit arrest te ondertekenen.