ECLI:NL:GHDHA:2021:1775
Gerechtshof Den Haag
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het Openbaar Ministerie in hoger beroep tegen vrijspraak van deelneming aan terroristische organisatie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 9 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam, waarbij de verdachte was vrijgesproken van deelneming aan een terroristische organisatie. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft geoordeeld dat het Openbaar Ministerie geen rechtens te respecteren belang heeft bij het instellen van het hoger beroep. De advocaat-generaal stelde dat de wet geen beperkingen oplegt voor het Openbaar Ministerie om hoger beroep in te stellen, maar het hof was van mening dat de door het Openbaar Ministerie beoogde doelen ook op andere manieren konden worden nagestreefd, bijvoorbeeld door het standpunt in andere strafzaken naar voren te brengen of via publicaties. Het hof verklaarde de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep, waarmee het de vrijspraak van de rechtbank bevestigde. Deze uitspraak heeft implicaties voor de Nederlandse en internationale jurisprudentie, vooral met betrekking tot de behandeling van Syrische strijders en de motivering van rechtbanken in dergelijke zaken.