ECLI:NL:GHDHA:2021:1773

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
22 september 2021
Publicatiedatum
22 september 2021
Zaaknummer
2200338220
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis met aanvulling van gronden in een zaak van grooming en strafbare voorbereiding van ontucht met een minderjarige

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 22 september 2021 het vonnis van de rechtbank Den Haag bevestigd, met aanvulling van gronden. De verdachte was eerder veroordeeld voor grooming van een virtuele 15-jarige en voor strafbare voorbereiding van ontucht met een minderjarige onder de 16 jaar. De feiten vonden plaats tussen 1 maart 2020 en 7 mei 2020, waarbij de verdachte via verschillende communicatiemiddelen contact heeft gezocht met een persoon die zich voordeed als een minderjarige. De rechtbank had de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en had ter beschikkingstelling met verpleging van overheidswege opgelegd.

In hoger beroep heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal om het vonnis te bevestigen gevolgd. Het hof heeft daarbij de reclasseringsadviezen in overweging genomen, die concludeerden dat TBS met voorwaarden niet haalbaar is en dat de verdachte niet leerbaar is. Het hof heeft vastgesteld dat het recidiverisico hoog is, vooral gezien de eerdere veroordelingen van de verdachte voor vergelijkbare feiten. De verdachte had zich niet aan de voorwaarden van eerdere straffen gehouden en had daadwerkelijk een afspraak gemaakt met een minderjarig meisje, wat zijn intenties onderstreept.

Het hof oordeelde dat alleen een combinatie van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en een TBS-maatregel met dwangverpleging passend is om de samenleving te beschermen tegen de risico's van recidive. Het vonnis van de rechtbank werd derhalve bevestigd, met de toevoeging dat de omstandigheden van de zaak en het gedrag van de verdachte een zware maatregel vereisen om herhaling van strafbare feiten te voorkomen.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003382-20
Parketnummer: 09-842314-20
Datum uitspraak: 22 september 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Den Haag van 23 november 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[personalia verdachte].

Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 10 maanden, met aftrek van voorarrest, en is de ter beschikkingstelling van verdachte gelast en is bevolen dat de verdachte van overheidswege wordt verpleegd. Voorts is beslist omtrent de in beslag genomen voorwerpen, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020 te Alkmaar en/of Warmond, althans in Nederland, door middel van een geautomatiseerd werk en/of met gebruikmaking van een communicatiedienst, te weten door middel van een of meer telefoons en/of computers en/of tablets met gebruikmaking van Skype en/of Facebook(messenger) en/of WhatsApp
een persoon "Bente" (15 jaar), een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt of iemand die zich, al dan niet met een technisch hulpmiddel, waaronder een virtuele creatie van een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, voordoet als een persoon die de leeftijd van zestien jaren nog niet heeft bereikt, van wie hij wist of redelijkerwijs moest vermoeden dat deze de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, een ontmoeting heeft voorgesteld met het oogmerk ontuchtige handelingen, met die "Bente" te plegen en/of een afbeelding van een seksuele gedraging waarbij die "Bente" is betrokken te vervaardigen, terwijl verdachte enige handeling heeft ondernomen gericht op het verwezenlijken van die ontmoeting, door:
- een of meermalen via Skype en/of Facebook(messenger) en/of WhatsApp contact te hebben met die "Bente" en/of
-een of meermalen via Skype en/of Facebook(messenger) en/of WhatsApp seksueel getinte en/of seksuele berichten naar die "Bente" te sturen en/of
-(vervolgens) via Skype en/of Facebook(messenger) en/of WhatsApp een afspraak metdie "Bente" te maken om elkaar op een bepaalde datum op/rond een bepaalde tijd op een bepaalde locatie te ontmoeten om (uiteindelijk) (bij elkaar) seksuele handelingen te verrichten.
2.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 maart 2020 tot en met 7 mei 2020 te Alkmaar en/of Warmond, althans in Nederland, ter voorbereiding van het misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenis van acht jaren of meer is gesteld, te weten het plegen van ontucht, buiten echt, met een (al dan niet fictief) persoon genaamd "Bente", die de leeftijd van 12 jaren maar nog niet van 16 jaren heeft bereikt, waarbij de ontucht bestaat of mede bestaat uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die "Bente", strafbaar gesteld in artikel 245 van het wetboek van strafrecht, opzettelijk, een lingeriesetje en/of een dildo en/of een condoom en/of massageolie bestemd tot het begaan van dat misdrijf, heeft verworven, vervaardigd, ingevoerd, doorgevoerd, uitgevoerd en/of voorhanden heeft gehad.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden bevestigd.
Het vonnis waarvan beroep
De behandeling van de zaak in hoger beroep heeft het hof niet gebracht tot andere beschouwingen en beslissingen dan die van de eerste rechter, met dien verstande dat het hof in het vonnis waarvan beroep de hierna te vermelden aanvulling aanbrengt.
In hoger beroep heeft de advocaat-generaal aan de reclassering opdracht gegeven een zogenaamd maatregelenrapport op te stellen. De reclassering heeft een rapport opgesteld d.d. 14 juni 2021 waaruit blijkt, kort samengevat, dat TBS met voorwaarden niet haalbaar is, nu de reclassering geen mogelijkheden ziet om met voorwaarden de risico’s te beperken en/of het gedrag bij de verdachte te veranderen. Voorts adviseert de reclassering om niet de gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel (artikel 38z van het Wetboek van Strafrecht) op te leggen, aangezien de verdachte niet leerbaar is, waardoor er geen gedragsverandering zal komen en de voorwaarden onvoldoende de risico’s of recidive kunnen beperken.
De reclassering concludeerde in eerder advies (van 22 september 2020) al dat er ook geen mogelijkheden zijn om het recidiverisico bij verdachte in te perken door middel van bijzondere voorwaarden bij een deels voorwaardelijke straf, zoals weergegeven in het bevestigde vonnis.
Het hof heeft gelet op de in eerste aanleg uitgebrachte pro-justitia rapportages door GZ-psycholoog drs. G.J.W. Pol en psychiater dr. S.J. Roza in combinatie met deze reclasseringsadviezen. Op grond hiervan kan niet anders worden geconcludeerd dan dat het door middel van het verbinden van voorwaarden aan straf of maatregel bewerkstelligen van gedragsverandering en recidivebeperking bij verdachte geen reële optie is.
Het hof heeft voorts bezien of volstaan kan worden met oplegging van alleen een stevige onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Naar het oordeel van het hof is dat echter geen adequate en passende straf. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Het recidiverisico dat de verdachte opnieuw een zedendelict zal plegen wordt door de deskundigen als hoog ingeschat. De verdachte is bovendien eerder tot een deels voorwaardelijke gevangenisstraf veroordeeld voor onder andere het bezit van kinderporno en de aanbieding van pornografie aan minderjarigen. De verdachte hield zich daarna niet aan de gestelde voorwaarden, waardoor de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk straf is gelast. De verdachte is tot slot in de onderhavige zaak daadwerkelijk tot een afspraak en ontmoeting gekomen met een naar hij dacht minderjarig meisje, waarbij verdachtes intentie om met haar seks te hebben evident was. Het risico dat de verdachte, eenmaal in vrijheid, opnieuw toenadering zal zoeken met minderjarigen op zoek naar seksueel contact is naar het oordeel van het hof groot. Daarbij neemt het hof ook in aanmerking dat de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep nog verklaarde seksueel contact met minderjarige meisjes niet steeds verkeerd te vinden en voorts dat hij de laakbaarheid van zijn handelen niet leek in te zien.
Het hof is zich ervan bewust dat oplegging van de tbs-maatregel aan de verdachte, bij wie het maar zeer de vraag is of behandeling tot enig gewenst effect zal kunnen leiden, zeer ingrijpend is, en voorts dat deze maatregel zwaar is in verhouding tot het feit (feit 2) op grond waarvan de maatregel wordt opgelegd nu het ging om een virtueel kind en verdachtes voorbereidingshandelingen niet tot daadwerkelijke schade zouden kunnen hebben geleid. Aan de andere kant ziet het hof geen realistisch alternatief waarmee het grote recidiverisico kan worden beperkt en in het verlengde daarvan de samenleving kan worden beschermd tegen mogelijke vergelijkbare nieuwe strafbare feiten met dan mogelijk echte minderjarige kinderen. Gelet op dat risico is het hof van oordeel dat alleen de oplegging van een gevangenisstraf in combinatie met een tbs-maatregel met dwangverpleging passend en geboden is.
Het vonnis waarvan beroep dient derhalve onder aanvulling van gronden te worden bevestigd.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep met inachtneming van het hiervoor overwogene.
Dit arrest is gewezen door mr. T.B. Trotman,
mr. W.M. Limborgh en mr. W.S. Korteling, in bijzijn van de griffier R. Luijken.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 22 september 2021.