ECLI:NL:GHDHA:2021:1744
Gerechtshof Den Haag
- Beschikking
- Rechtspraak.nl
Vernietiging machtiging tot uithuisplaatsing van minderjarige na onttrekking aan toezicht
In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 10 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, die door de rechtbank was verleend. De moeder van de minderjarige, die in hoger beroep ging, betwistte de noodzaak van de uithuisplaatsing. Het hof constateerde dat de minderjarige na de uitspraak van de rechtbank niet meer onder toezicht stond en niet langer in Nederland verbleef. Het hof oordeelde dat er zorgen waren over de minderjarige, maar dat deze niet zo ernstig waren dat een machtiging tot uithuisplaatsing noodzakelijk was. Het hof benadrukte dat niet alle mogelijkheden in het kader van de ondertoezichtstelling waren benut en dat de eerdere uithuisplaatsing traumatisch was voor de minderjarige. Het hof vernietigde de bestreden beschikking en wees het verzoek tot machtiging tot uithuisplaatsing af, met de overweging dat de belangen van de minderjarige voorop stonden en dat terughoudendheid geboden was bij het verlenen van een machtiging tot uithuisplaatsing. De beslissing van het hof werd mondeling uitgesproken en op schrift gesteld op 15 september 2021.