ECLI:NL:GHDHA:2021:1740

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
28 september 2021
Publicatiedatum
20 september 2021
Zaaknummer
200.277.955-01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest over bewijsopdracht en uitleg van een contract in een civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Den Haag is behandeld, gaat het om een hoger beroep van [appellant] tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. [Appellant] vordert een bedrag van ruim € 923.000,-- van [geïntimeerde] in verband met onderzoekswerkzaamheden die hij heeft verricht in het kader van een herzieningsprocedure. De rechtbank heeft de vordering afgewezen, waarna [appellant] in hoger beroep is gegaan. Het hof heeft in dit tussenarrest een bewijsopdracht gegeven over de uitleg van een contract dat op 2 november 2007 is opgesteld tussen [appellant] en de advocaat van [geïntimeerde], mr. A.G. van der Plas. Het hof oordeelt dat [appellant] de bewijslast draagt voor zijn uitleg van het contract, en dat hij getuigen mag laten horen om zijn standpunt te onderbouwen. De zaak is complex, omdat [geïntimeerde] gedetineerd is en er speciale voorzieningen getroffen moeten worden voor de getuigenverhoren. Het hof houdt verdere beslissingen aan totdat de getuigenverhoren hebben plaatsgevonden.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Afdeling Civiel recht
Zaaknummer : 200.277.955/01
Zaaknummer rechtbank : C/10/556752/ HA ZA 18-779

Arrest (uitspraak) van 28 september 2021 (bij vervroeging)

in de zaak van:

[appellant] ,wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente] ,

appellant,
hierna te noemen: [appellant] ,
advocaat: mr. E. Doornbos te Badhoevedorp,
tegen:

[geïntimeerde]verblijvende in de PI [verblijfplaats],

geïntimeerde,
hierna te noemen: [geïntimeerde] ,
advocaat: mr. M.S. van Knippenberg te Enschede.

De zaak in het kort

[appellant] vordert een bedrag ruim € 923.000,-- van [geïntimeerde] in verband met onderzoekswerkzaamheden in het kader van de door de advocaat van [geïntimeerde] gestarte herzieningsprocedure in [geïntimeerde] strafzaak. [appellant] beroept zich op een (schriftelijk vastgelegde) afspraak met deze advocaat, waarmee [geïntimeerde] akkoord is gegaan. De rechtbank heeft de vordering afgewezen.
Het hof beveelt in dit tussenarrest verhoor door getuigen en houdt verder iedere beslissing aan.

De procedure

3. Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende stukken:
- het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 15 mei 2019
(hierna het vonnis);
- het procesdossier bij de rechtbank;
- de dagvaarding in hoger beroep van 14 augustus 2019;
- de memorie van grieven van 21 juli 2020;
- de memorie van antwoord (met productie) van 29 september 2020.
4. Op 30 augustus 2021 is de zaak mondeling behandeld ter zitting. De advocaten hebben hun standpunt, in aanwezigheid van partijen, toegelicht aan de hand van pleitnota’s. [geïntimeerde] heeft op voorhand nog een productie (A2) overgelegd. Aan het slot van de zitting is arrest bepaald.

De feiten

5. De rechtbank heeft in het vonnis (in overwegingen 2.1 tot en met 2.12) een aantal feiten vastgelegd. Over deze feiten bestaat geen discussie. Ook het hof gaat er daarom vanuit.
6. Samengevat gaat het om het volgende.
( a) [geïntimeerde] is op 30 juli 2002 door het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch wegens strafbare feiten tot levenslange gevangenisstraf veroordeeld. Deze beslissing is op 21 oktober 2003 onherroepelijk geworden, na verwerping door de Hoge Raad van het cassatieberoep.
( b) Op 18 april 2011 heeft de toenmalige advocaat van [geïntimeerde] , mr. A.G. van der Plas (hierna: Van der Plas), een herzieningsverzoek ingediend bij de Hoge Raad.
( c) In verband hiermee zijn diverse werkzaamheden verricht, onder meer door [appellant] (een voormalig politierechercheur). Hierover zijn tussen Van der Plas en [appellant] afspraken gemaakt. Deze afspraken zijn schriftelijk vastgelegd in een door Van der Plas opgemaakte en ondertekende overeenkomst, gedateerd 2 november 2007. [appellant] en [geïntimeerde] hebben de overeenkomst voor akkoord ondertekend. De betreffende aan [appellant] gerichte overeenkomst luidt als volgt:
“Inzake : [geïntimeerde] / OM -herziening[…]
Geachte heer [appellant] ,
Hierbij bevestig ik u onze afspraak dat u onderzoekswerkzaamheden zult verrichten in de zaak [geïntimeerde] /herziening.
Uw normale uurtarief van € 90,-- per uur zal voor deze werkzaamheden worden verhoogd tot € 120,-- per uur onder de voorwaarde dat u eerst tot declaratie van uw werkzaamheden overgaat wanneer de in de zaak aan te vragen herziening met succes zal zijn afgerond en de Staat ter zake tot uitkering van schadevergoeding zal overgaan, dan wel zoveel eerder als [geïntimeerde] kan beschikken over voorschotten ter zake de door de Staat te vergoeden schade wegens onrechtmatige vervolging en beslaglegging.
Ik maak hierbij het uitdrukkelijk voorbehoud dat niet mijn kantoor, maar cliënt [geïntimeerde] zelf in staat voor de vergoeding van uw honoraria. Wel is het zo dat de aan u door mij gegeven opdracht valt binnen mijn werkzaamheden als advocaat van [geïntimeerde] , hetgeen impliceert dat mijn verplichting tot geheimhouding over bijzonderheden van de zaak onverkort voor u van toepassing is.
Ik verzoek u ter akkoordverklaring deze brief te ondertekenen.
Hoogachtend, Voor akkoord: Voor akkoord:
A.G. van der Plas [geïntimeerde] [appellant] ”
Het hof zal hierna spreken over: het contract of de overeenkomst.
( d) De Advocaat-Generaal bij de Hoge Raad heeft op 4 juli 2017 in zijn conclusie geconcludeerd tot afwijzing van de aanvraag tot herziening.
( e) Op 20 oktober 2017 heeft [appellant] bij [geïntimeerde] een factuur ten
bedrage van € 923.701,03 ingediend voor onderzoek en adviezen in de periode 2007 tot en met 2016.
( f) De Hoge Raad heeft bij arrest van 17 april 2018 de aanvraag tot herziening afgewezen.

De vordering van [appellant] en de beslissing van de rechtbank

7. [appellant] heeft, met uitvoerbaarverklaring bij voorraad, veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd tot betaling van € 923.701,03 met wettelijke handelsrente wegens verrichte (onderzoeks-) werkzaamheden. Hij heeft zich daarbij gebaseerd op het contract (de overeenkomst van opdracht). Volgens [appellant] was een basis-uurtarief van € 90,--, exclusief btw, afgesproken. Dit tarief zou worden verhoogd naar € 120,--, exclusief btw, per uur in het geval de herzieningsprocedure bij de Hoge Raad succesvol zou verlopen. [geïntimeerde] heeft de overeenkomst beëindigd voordat de uitkomst van de herzieningsprocedure bekend was. Daarom heeft [appellant] zonder verhoging gefactureerd tegen een tarief van € 90,-- per uur.
8. Volgens [geïntimeerde] was dit niet de afspraak. [appellant] kon pas declareren (en dan
€ 120,-- per uur) wanneer de herziening succesvol zou zijn afgelopen én de Staat was begonnen met betaling van schadevergoeding aan [geïntimeerde] . Deze afspraak blijkt onder meer uit het feit (i) dat [appellant] bij aanvang van de opdracht wist dat er geen geld was en (ii) [appellant] al die jaren geen urenstaten van zijn werkzaamheden heeft ingediend.
9. De rechtbank heeft de vordering na uitleg van het contract afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten.

Het hoger beroep

10. [appellant] is het niet eens met de rechtbank. Hij wil dat het hof zijn vordering alsnog toewijst, met veroordeling van [geïntimeerde] in de proceskosten.
10. [appellant] heeft de volgende grieven tegen het vonnis aangevoerd.
I. Ten onrechte heeft de rechtbank de bewijslast van de uitleg van het contract bij hem
gelegd.
II. Ten onrechte heeft de rechtbank zijn uitleg niet gevolgd.
III. Ten onrechte heeft de rechtbank zijn bewijsaanbod gepasseerd.
IV. Ten onrechte heeft de rechtbank de vordering afgewezen.
10. [geïntimeerde] heeft zijn verweer in eerste aanleg gehandhaafd. Hij was akkoord met het voldoen van de kosten van de opdracht die zijn advocaat (Van der Plas) aan [appellant] heeft gegeven. Echter pas wanneer het herzieningsverzoek succesvol zou zijn én hij een schadevergoeding van de Staat zou hebben gekregen, zou hij moeten betalen (en dan tegen een uurtarief van € 120,--). Dit was de intentie van partijen. Er was dus een voorbehoud gemaakt. De gedachte daarachter was voor alle betrokkenen helder: [geïntimeerde] had geen geld meer om zelf deskundigen te financieren. Dat kon hij pas na een succesvol herzieningsverzoek en het verkrijgen van schadevergoeding van de Staat. Van belang hierbij is dat hij al vele jaren is gedetineerd en de Nederlandse taal niet spreekt en schrijft. Hij heeft Van der Plas ook uitdrukkelijk gevraagd om het voorbehoud op te nemen in het contract. Van der Plas heeft hem het contract ook zo uitgelegd. De uitleg van [appellant] is niet logisch. De verhoging van het normale uurtarief van € 90,-- naar € 120,-- was de compensatie voor het risico van [appellant] , aldus nog steeds [geïntimeerde] .
10. Volgens [geïntimeerde] blijkt ook uit het volgende dat zijn uitleg de juiste is.
[appellant] heeft vele jaren lang niet gedeclareerd. Dit is hij pas gaan doen na het negatieve advies van de Advocaat-Generaal over de herzieningsaanvraag (en een zogenaamde breuk met [geïntimeerde] ). Naast werkzaamheden voor [geïntimeerde] was [appellant] ook bezig met andere dingen, onder meer als medeauteur van een in 2016 voltooid boek over de zaak [geïntimeerde] , dat in 2017 is gepubliceerd.
10.
Subsidiairheeft [geïntimeerde] met name het volgende aangevoerd:
(i) De vordering is voor een groot deel verjaard (ten aanzien van de werkzaamheden van meer dan vijf jaar vóór de factuurdatum, dus vóór 19 oktober 2012). [appellant] heeft de verjaring nooit gestuit. Als de uitleg van [appellant] juist zou zijn, dan was de vordering direct na de werkzaamheden opeisbaar en had [appellant] meteen kunnen declareren.
(ii) De specificatie van de vordering is onduidelijk en heel laat (in 2017) ter kennis van [geïntimeerde] gebracht, waardoor [geïntimeerde] bemoeilijkt wordt in de controle ervan. Dit levert rechtsverwerking op, dan wel misbruik van recht.
(iii) De gedeclareerde werkzaamheden na 17 april 2011 hebben geen betrekking gehad op het herzieningsverzoek.
(iv) Betwist wordt dat [appellant] omzetbelasting over de gepresenteerde factuur heeft betaald. Ook [geïntimeerde] is deze daarom niet verschuldigd. [appellant] heeft in elk geval deels 2 % teveel omzetbelasting gerekend.

Beoordeling van het hoger beroep

15. De grieven lenen zich voor gezamenlijke behandeling. In de kern gaat het geschil om de uitleg van het contract, de bewijslastverdeling en de bewijswaardering.
Bewijslast
15. Op [appellant] rust de bewijslast van de door hem gestelde uitleg van het contract (de overeenkomst van 2 november 2007). Hij is immers degene die zich beroept op de rechtsgevolgen van deze uitleg (artikel 150 Rv). Dit wordt niet anders door de omstandigheid dat de advocaat van [geïntimeerde] degene is geweest die het contract heeft opgesteld, zeker niet nu [appellant] een professionele wederpartij is.
Bewijsopdracht
15. Het hof zal, alvorens verder te beslissen, [appellant] overeenkomstig zijn aanbod (nog expliciet herhaald bij de mondelinge behandeling) in de gelegenheid stellen om Van der Plas, [appellant] en [geïntimeerde] als getuigen te laten horen. Het gaat daarbij om de vraag wat partijen met elkaar hebben besproken bij het aangaan van de overeenkomst van 2 november 2007 (en ook wat daarna hieromtrent is gewisseld).
Praktische aanwijzingen ten behoeve van het getuigenverhoor
18. Omdat de gedetineerde [geïntimeerde] als partij (en als getuige) bij de getuigenverhoren aanwezig mag/moet zijn, vergt de organisatie van het getuigenverhoor speciale aandacht. Het hof wijst in dit verband op het volgende:
a) Partijen dienen zelf tijdig bij het hof hiervoor gedetineerde-vervoer aan te vragen.
b) Partijen moeten zelf voor een tolk zorgen.
c) Het hof moet voor een speciale (in het Paleis van Justitie tamelijk schaarse)
zittingzaal met gedetineerde-toegang zorgen.
d) De beveiliging moet een planning kunnen maken.
18. In verband hiermee heeft het de sterke voorkeur van het hof om de verhoren
op een en dezelfde dagte doen plaatsvinden. Deze zittingsdag zal worden bepaald aan de hand van (door de advocaat van [appellant] op te geven) verhinderdata van alle betrokken partijen en getuigen. Het hof zal daarom voor de verhoren in beginsel een hele dag uittrekken [1] . Partijen wordt dringend verzocht om deze gang van zaken mede mogelijk te maken.
Verdere opmerkingen
20. De beoordeling van de subsidiaire verweren is thans niet aan de orde. Dit hangt af van de resultaten van de bewijsopdracht.

Beslissing

Het hof:
  • Laat [appellant] toe tot bewijslevering door getuigen zoals hiervoor in overweging 17 is aangegeven;
  • bepaalt dat de getuigenverhoren zullen worden gehouden in een der zittingszalen van het Paleis van Justitie aan de Prins Clauslaan 60 te Den Haag ten overstaan van de hierbij benoemde raadsheer-commissaris
  • bepaalt dat de datum van de getuigenverhoren door de raadsheer-commissaris zal worden vastgesteld
  • bepaalt dat [appellant] deze verhinderdata
  • wijst met nadruk op hetgeen door het hof in overwegingen 18 en 19 is aangegeven over de organisatie van de verhoren,
  • verstaat dat het hof reeds beschikt over een kopie van het volledige procesdossier in eerste aanleg en in hoger beroep, inclusief producties, zodat overlegging daarvan voor de getuigenverhoren niet nodig is;
  • houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.A.F. Tan-de Sonnaville, A.E.A.M. van Waesberghe en
E. Bauw en in het openbaar uitgesproken op 28 september 2021 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Gelet op de omstandigheid dat het om drie getuigen gaat, die bij voorkeur ook meteen in contra-enquête kunnen verklaren, is een hele dag voor de verhoren mogelijk uiteindelijk niet nodig. Dit kan het hof in dit stadium niet overzien.