ECLI:NL:GHDHA:2021:172

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
4 februari 2021
Publicatiedatum
4 februari 2021
Zaaknummer
2200312718
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Deelname aan terroristische organisatie en training voor terrorisme in Syrië

Op 4 februari 2021 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1987 en thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats, was veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes jaren wegens deelname aan een terroristische organisatie, Jabhat al-Nusra, en het volgen van training voor terrorisme in Syrië. De tenlastelegging omvatte deelname aan een organisatie die terroristische misdrijven pleegt, waaronder brandstichting, doodslag en moord met terroristisch oogmerk, alsook het voorhanden hebben van wapens. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte tussen 2 maart 2013 en 20 februari 2017 in Syrië en Irak heeft deelgenomen aan deze organisatie en zich heeft voorbereid op gewapende strijd. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis van de rechtbank zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld tot zes jaar gevangenisstraf, wat het hof heeft bevestigd. Het hof heeft de gevangenneming van de verdachte bevolen, gezien de ernst van de feiten en de schokkende impact op de rechtsorde. De verdachte heeft geen eerdere veroordelingen, maar de redelijke termijn voor de behandeling van de zaak is overschreden. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, en heeft benadrukt dat deelname aan terroristische organisaties krachtig moet worden bestreden.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003127-18
Parketnummer: 10-960003-16
Datum uitspraak: 4 februari 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 17 juli 2018 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1987,
thans zonder bekende vaste woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het cumulatief/alternatief tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Voorts is de gevangenneming van de verdachte bevolen, welk bevel apart is geminuteerd.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 02 maart 2013 tot en met 20 februari 2017 te Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, heeft deelgenomen aan een of meer organisatie(s), namelijk Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, welke organisatie(s) tot oogmerk had(den) het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
en/of
hij
op één of meerdere tijdstippen in de periode van 02 maart 2013 tot en met 20 februari 2017 te Syrië en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of
- kennis en/of vaardigheden heeft verworven en/of (een) ander(en) heeft bijgebracht;
tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf.
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of
B. zich begeven naar en/of verbleven in het strijdgebied in Syrië, in elk geval één of meer land(en) deel uitmakende van het/een strijdgebied en/of de gewapende strijd en/of
C. kennis vergaard over gevechtshandelingen en/of deelgenomen aan (gevechts)trainingen en/of (daarmee/daarbij) voorbereidingen getroffen voor de deelname aan de gewapende strijd in Syrië en/of Irak, in elk geval één of meer land(en) deel uitmakende van het/een strijdgebied en/of de gewapende strijd en/of
D. in Syrië en/of Irak vuurwapen(s), althans een of meer op (een)(vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), gedragen en/of gebruikt, althans voorhanden gehad en/of
E. in Syrië en/of Irak deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewelddadige Jihadstijd gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het cumulatief/alternatief tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal de gevangenneming van de verdachte gevorderd.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij
op één of meerdere tijdstippenin de periode van 02 maart 2013 tot en met 20 februari 2017 te Syrië
en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,heeft deelgenomen aan een
of meerorganisatie
(s), namelijk
Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/ofJabhat al-Nusra
),
althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan,welke organisatie
(s)tot oogmerk had
(den)het plegen van terroristische misdrijven, te weten,
A. het opzettelijk brand stichten en/of een ontploffing teweegbrengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen en/of gevaar voor zwaar lichamelijk letsel en/of levensgevaar voor een ander te duchten is en/of dit feit iemands dood ten gevolge heeft (zoals bedoeld in artikel 157 Wetboek van Strafrecht), (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 176a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
B. doodslag (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 288a van het Wetboek van Strafrecht) en/of
C. moord (te) begaan met een terroristisch oogmerk (zoals bedoeld in artikel 289 jo. 83 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
D. de samenspanning en/of opzettelijke voorbereiding van en/of bevordering tot eerder vermelde misdrijven (zoals bedoeld in artikel 176a en/of 289a en/of 96 lid 2 van het Wetboek van Strafrecht) en/of
E. het voorhanden hebben van een of meerdere wapens en/of munitie van de categorieën II en/of III (zoals bedoeld in artikel 26 lid 1 van de Wet wapens en munitie) (te) begaan met een terroristisch oogmerk en/of met het oogmerk om een terroristisch misdrijf voor te bereiden of gemakkelijk te maken (zoals bedoeld in artikel 55 lid 1 en/of lid 5 van de Wet wapens en munitie)
en
/of
hij
op één of meerdere tijdstippenin de periode van 02 maart 2013 tot en met 20 februari 2017 te Syrië
en/of Irak,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,opzettelijk
- zich en/of (een) ander(en) gelegenheid en/of middelen en/of inlichtingen heeft verschaft en/of heeft trachten te verschaffen en/of
- kennis en/of vaardigheden heeft verworven
en/of (een) ander(en) heeft bijgebracht;
tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf
.
immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn mededader(s) tezamen en in vereniging met elkaar, althans alleen
A. zich het radicaal extremistisch gedachtegoed van de gewapende Jihadstrijd met een terroristisch oogmerk gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan, eigen gemaakt en/of
B. zich begeven naar en/of verbleven in het strijdgebied in Syrië, in elk geval één of meer land(en) deel uitmakende van het/een strijdgebied en/of de gewapende strijd en/of
C. kennis vergaard over gevechtshandelingen en/ofdeelgenomen aan (gevechts)trainingen
en/of (daarmee/daarbij) voorbereidingen getroffen voor de deelname aan de gewapende strijd in Syrië en/of Irak, in elk geval één of meer land(en) deel uitmakende van het/een strijdgebied en/of de gewapende strijd en/of
D. in Syrië en/of Irak vuurwapen(s), althans een of meer op (een)(vuur)wapen(s) gelijkend(e) voorwerp(en), gedragen en/of gebruikt, althans voorhanden gehad en/of
E. in Syrië en/of Irak deelgenomen en/of bijgedragen aan de gewelddadige Jihadstijd gevoerd door de (terroristische) organisatie Islamitische Staat (IS), dan wel Islamic State of Iraq and Shaam (ISIS) en/of Islamic State of Iraq and Levant (ISIL) en/of Tahrir al-Sham (voorheen Jabhat Fateh al-Sham en/of Jabhat al-Nusra), althans (telkens) een aan IS en/of aan Al Qaida gelieerde organisatie(s), althans (telkens) (een) organisatie(s) die de gewapende Jihadstrijd voorstaat/voorstaan.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere (bewijs)overwegingen
Deelname aan terroristische criminele organisatie
Juridisch kader
Van deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven in de zin van art. 140a van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) kan slechts dan sprake zijn, indien de betrokkene behoort tot het samenwerkingsverband en een aandeel heeft in, dan wel ondersteunt, gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk. Een deelnemingshandeling kan bestaan uit het (mede)plegen van enig misdrijf, maar ook uit het verrichten van hand- en spandiensten en (dus) het verrichten van handelingen die op zichzelf niet strafbaar zijn, zolang van hiervoor bedoeld aandeel of ondersteuning kan worden gesproken.
Voor deelneming is voldoende dat de betrokkene in zijn algemeenheid weet (in de zin van onvoorwaardelijk opzet) dat de organisatie tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Enige vorm van opzet op de door de organisatie concreet beoogde misdrijven is niet vereist.
Beoordeling door het hof
De raadsvrouw betoogt dat de mediaberichten in het dossier niet zijn aan te merken als bewijsmiddel. Voor zover het gaat om geschreven berichten in kranten of tijdschriften zal het hof de tekstuele inhoud daarvan niet gebruiken als bewijsmiddel, omdat onvoldoende controle op de juistheid van de weergave van die berichten mogelijk is. Anders ligt het met het optreden van de verdachte in het televisieprogramma [naam televisieprogramma] en de op 13 juli 2017 door [naam regionale publieke omroep] gepubliceerde videoboodschap van de verdachte. De verdachte spreekt zich hier rechtstreeks uit zonder tussenkomst van derden. De in het dossier voorhanden weergave van dit optreden en deze boodschap zijn niet betwist.
Op 27 maart 2013 is het een aantal weken eerder opgenomen programma [naam televisieprogramma] door de [naam publieke omroep] uitgezonden. De verdachte is dan al uit Nederland vertrokken. De verdachte zegt in het programma dat hij naar Syrië wil gaan om zich daar aan te sluiten bij de Jabhat al-Nusra. Hij zegt te weten dat hij daar kan sneuvelen en dat hij aangehouden kan worden als zijn plannen vooraf bekend zouden worden. Hij zegt dat hij in Syrië een training gaat krijgen voordat hij de strijd aangaat.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte zich er op dat moment al van bewust is dat zijn voornemen om uit te reizen naar Syrië en zich aan te sluiten bij Jabhat al-Nusra strafbaar is, omdat hij aangeeft dat hij kan worden aangehouden en het programma bewust pas na zijn vertrek wordt uitgezonden.
In de ‘afscheidsdvd’ voor zijn familie, die door hen op
23 maart 2013 ontvangen is, zegt de verdachte onder meer: “Dan heeft God ons in de Koran opgeroepen om de onderdrukten te helpen. Om te strijden op zijn weg. Dit hoort erbij. Dit hoort erbij”. De afscheidsdvd en het [naam publieke omroep]-programma zijn omstreeks dezelfde tijd, kort voor het vertrek van de verdachte, opgenomen. Het hof beziet de tekst van de afscheidsdvd om die reden in onderling verband en samenhang met hetgeen de verdachte verklaart in het [naam publieke omroep]-programma. Het hof begrijpt dat de verdachte in de uitspraken op de dvd doelt op de fysieke strijd in Syrië, omdat de verdachte blijkens het [naam publieke omroep]-programma de consequentie dat hij in Syrië sneuvelt, aanvaart.
Op 31 mei 2013 is Jabhat al-Nusra op de VN-sanctielijst geplaatst.
Op 25 januari 2014 wordt in het weekblad [naam weekblad] een foto van de verdachte geplaatst, zittend op een stoel. In zijn hand houdt hij een voorwerp vast waarvan het uiterlijk overeenkomt met een kalasjnikov. Niet betwist is dat deze foto de verdachte betreft en dat het uiterlijk van dat voorwerp lijkt op een kalasjnikov.
Op 3 februari 2016 verklaart de vader van de verdachte dat de verdachte hem in het beginstadium dat hij (verdachte) in Syrië verbleef, heeft verteld dat hij iets van een training heeft gehad, zijn zoon tot ongeveer drie maanden geleden in Aleppo zat en nu in Idlib verblijft. Verder verklaart de vader dat hij gedurende het verblijf van de verdachte in Syrië dan weer een periode meemaakte dat hij wel contact met hem had en dan weer een periode geen contact met hem had.
Het hof stelt vast dat de verdachte in het [naam publieke omroep]-programma van 27 maart 2013 zelf noemt dat hij een training gaat volgen en dat zijn vader op 3 februari 2016 aangeeft dat de verdachte naar eigen zeggen in het begin een training heeft gehad. Dit is in lijn met hetgeen blijkt uit blz. 98 van het rapport Van Opstand tot Jihad van dr. J. Jolen. Jabhat al-Nusra zou in deze periode over 7 trainingskampen in Syrië beschikken. Ieder nieuwe rekruut krijgt een 10-daags religieus trainingsprogramma, gevolgd door een 15 tot 20-daagse militaire training om hem klaar te stomen voor het front.
De raadsvrouw betwist de juistheid van de inhoud van dit rapport op de grond dat de bronnen hiervoor niet bekend zijn en niet te verifiëren zijn. Dit verweer wordt verworpen. Op genoemde bladzijde van het rapport worden de bronnen genoemd (een analyse van
The Long War Journal, foto’s geplaatst op het twitteraccount van Jabhat al-Nusra in Hama d.d. 7 december 2014 en het gestelde in de voetnoten 697 en 698). Daarnaast heeft de verdediging op geen enkel moment verzocht dr. Jolen als deskundige te doen horen teneinde onduidelijkheden op te helderen. Op grond van deze feiten en omstandigheden acht het hof bewezen dat de verdachte een religieus en militair trainingskamp heeft gevolgd en dat deze trainingen ten dienste stonden van het door Jabhat al-Nusra nagestreefde doel.
Uit diverse op Facebook geplaatste berichten blijkt dat de verdachte in 2016 en 2017 in de provincie Idlib verblijft.
Naar aanleiding van een opmerking/vraag van zijn vader over de activiteiten van de Russen en het vinden van een huis in Idlib, bericht de verdachte zijn vader via whatsapp op 28 oktober 2015: “Hier in de buurt valt het mee omdat we een tijdelijk verdrag met hen hebben. Zij bombarderen niet en wij bestoken twee dorpen niet die wij omsingeld hebben. Het zoeken van huizen betekent vaak kijken wie er voor de Syrische regering werkte en is vertrokken (we hebben tijdens de verovering van Idlib hele Boeken met hun namen gevonden) en die huizen bezichtig je.” Op 4 november 2015 bericht de verdachte zijn vader: “Nee, de huizen van de shi'ieten zijn sowieso voor ons en van degenen die nog steeds met de regering leven.”
Op 28 juli 2016 plaatst de verdachte het volgende bericht op zijn Facebookpagina:
“Toch prettig, internet shop in om 1Gig aan net te kopen, ik wil afrekenen, jongen zegt: Van mijn werkgever mag ik geen geld vragen aan Muhajireen ”.
Het hof leidt hieruit af dat de verdachte door ‘de jongen’ in de internet shop wordt gezien als buitenlandse strijder en dat de verdachte het als juist en positief ervaart dat hij zo wordt gezien.
Op 13 juli 2017 is een videoboodschap van de verdachte op [naam regionale publieke omroep] gepubliceerd. De verdachte zegt daarin onder meer: “Je bent in oorlogsgebied. Hoe kan je nou niet in aanraking komen met een vuurwapen. (…) Vraag het een Nederlandse soldaat, die kan het je wel uitleggen. Het is de wacht houden op een front met het regeringsleger van Bashar Assad.”
Het hof beziet deze berichten in onderling verband en samenhang met de op 25 januari 2014 gepubliceerde foto en de verklaring van de vader van de verdachte van
3 februari 2016 dat hij gedurende het verblijf van de verdachte in Syrië dan weer een periode meemaakte dat hij wel contact met hem had en dan weer een periode geen contact met hem had. Deze verklaring van de vader wijst erop dat de verdachte periodiek onbereikbaar was wegens strijd aan het front dan wel grensbewaking en nadien periodes wel bereikbaar was. De verdachte wordt bovendien door een winkelbediende gezien als een buitenlandse strijder (Facebookbericht op 28 juli 2016).
Uit het whatsappbericht van 28 oktober 2015 leidt het hof af dat de verdachte onderdeel uitmaakt van een groep die Idlib veroverd heeft en twee dorpen omsingeld heeft, maar die niet bestookt in verband met afspraken over bombardementen. Het hof kan deze berichten niet anders lezen dan duidend op gewapende strijd door de groep waar de verdachte deel van uitmaakt vanwege het gebruik van de woorden ‘verovering’, ‘omsingelen’ en ‘bestoken’. Ook de videoboodschap van 13 juli 2017, waarin sprake is van “de wacht houden op een front met het regeringsleger van Bashar Assad” wijst hierop. Grensbewaking in een oorlogsgebied gaat immers gepaard met schermutselingen en (scherp) schieten op bewegende mensen.
Uit de opmerking van de verdachte dat hij de huizen van sjiieten en van “degenen die nog steeds met de regering leven” ziet als rechtmatig eigendom van de groep waartoe hij behoort, leidt het hof af dat voor deze groep personen geen plaats is in het door Jabhat al-Nusra beheerste gebied en dat door hen achtergelaten eigendommen worden ingenomen door Jabhat al-Nusra.
Dit alles leidt het hof tot de gevolgtrekking dat de verdachte in de periode van 2 maart 2013 tot en met
20 februari 2017 heeft deelgenomen aan Jabhat al-Nusra. Hij heeft een aandeel gehad in gedragingen die strekken tot of rechtstreeks verband houden met de verwezenlijking van het oogmerk van die organisatie. Ook heeft hij kennis en vaardigheden verworven door met het oog hierop deel te nemen aan een religieus en militair trainingskamp. Uit zijn eigen woorden blijkt dat hij sjiieten en “degenen die nog steeds met de regering leven” minst genomen ernstige vrees heeft aangejaagd in de zin van art. 83a Sr.
Het hof is gelet op het bovenstaande derhalve van oordeel dat wettig en overtuigend kan worden bewezen dat de verdachte het aan hem cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan zoals hierboven is bewezenverklaard.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:

de eendaadse samenloop van

deelneming aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven

en

zich opzettelijk kennis en/of vaardigheden verwerven tot het plegen van een terroristisch misdrijf en/of een misdrijf ter voorbereiding en/of vergemakkelijking van een terroristisch misdrijf.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte is in maart 2013 uitgereisd naar Syrië om zich daar aan te sluiten bij de jihadistische groepering Jabhat Al-Nusra en dus bij een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven. Tevens heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan het voorbereiden en/of bevorderen van terroristische misdrijven. Jihadistische groeperingen als de onderhavige hebben zich structureel schuldig gemaakt aan bloedig, angstaanjagend geweld en grove mensenrechtenschendingen. Zij hebben talloze doden op hun geweten, zijn mede verantwoordelijk voor de verschrikkelijke vernielingen van huizen, landbouw en infrastructuur. Hun terreurdaden hebben een ontwrichtende werking op de samenleving gehad, hebben de sektarische strijd aangewakkerd en hebben bijgedragen aan ondraaglijk lijden en angst van velen. Geterroriseerde inwoners zijn vanwege dit hiervoor beschreven geweld op de vlucht geslagen en hebben alles achter moeten laten.
Het deelnemen aan een organisatie die tot oogmerk heeft het plegen van terroristische misdrijven dient daarom op krachtige wijze te worden tegengegaan. Vergelding en algemene preventie moeten bij de keuze van strafsoort en duur van de op te leggen straf voorop staan. Naar het oordeel van het hof kan daarom slechts worden volstaan met een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van lange duur.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d.
29 december 2020, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
Het hof stelt vast dat de redelijke termijn, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden is overschreden. Het hof overweegt daartoe dat de rechtbank op 17 juli 2018 vonnis heeft gewezen en dat op 31 juli 2018 namens de verdachte hoger beroep is ingesteld. Nu niet binnen twee jaren arrest is gewezen, namelijk eerst op 4 februari 2021, is het hof van oordeel dat de behandeling van de zaak in hoger beroep niet binnen een redelijke termijn heeft plaatsgevonden.
Op de terechtzitting van 15 april 2019 stond de inhoudelijke behandeling van de zaak gepland. Op verzoek van de verdediging is de behandeling toen voor onbepaalde tijd aangehouden, teneinde de verdachte in de gelegenheid te stellen bij de behandeling van zijn zaak aanwezig te zijn. Hoewel op de terechtzitting van 9 december 2019 de niet gemachtigde raadsvrouw geen verzoek om aanhouding heeft gedaan, heeft het hof in het belang van de verdachte de behandeling van de zaak wederom aangehouden. Het hof heeft hierbij de snelle internationale ontwikkelingen betrokken en de omstandigheid – waarop ook door de raadsvrouw was gewezen - dat niet was gebleken dat de verdachte afstand had gedaan van zijn aanwezigheidsrecht. Op de terechtzitting van 27 oktober 2020 is aan de orde geweest in hoeverre de verdachte gebruik kon dan wel wenste te maken van zijn aanwezigheidsrecht. De raadsvrouw heeft toen aangegeven inmiddels contact te hebben gehad met de verdachte. Zij heeft toen verklaard dat de verdachte niet verwacht binnen afzienbare tijd naar Nederland te kunnen afreizen en dat het zijn wens is om zijn strafzaak in aanwezigheid van zijn gemachtigd raadsvrouw af te doen. Nu derhalve pas op 27 oktober 2020 duidelijk is geworden dat de verdachte ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van zijn aanwezigheidsrecht en de mate van overschrijding gering is, zal het hof volstaan met de constatering dat de redelijke termijn is overschreden.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Bevel gevangenneming
De bewezenverklaarde feiten zijn zeer zware vergrijpen waardoor de rechtsorde ernstig is geschokt. Zo is overtreding van artikel 140a Sr een feit waarop naar de wettelijke omschrijving een in beginsel maximale gevangenisstraf van vijftien jaren is gesteld. Gelet op deze omstandigheid en op het feit dat de verdachte wordt veroordeeld tot een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, zal het hof de gevangenneming van de verdachte bevelen. De ernstige bezwaren en gronden daartoe zijn – zoals hiervoor overwogen - zonder meer aanwezig.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 55 en 140a van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het cumulatief/alternatief tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
6 (zes) jaren.

Beveelt de gevangenneming van de verdachte.

Dit arrest is gewezen door mr. Th.W.H.E. Schmitz,
mr. E.F. Lagerwerf-Vergunst en mr. M.I. Veldt-Foglia, in bijzijn van de griffier mr. M.J.J. van den Broek.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 4 februari 2021.