ECLI:NL:GHDHA:2021:1706

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
16 september 2021
Publicatiedatum
15 september 2021
Zaaknummer
2200323920
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging van een Tweede Kamerlid met de dood en belemmering in de vrijheid van beweging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 16 september 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag. De verdachte werd beschuldigd van bedreiging met de dood van een Tweede Kamerlid en van belemmering in de vrijheid van beweging. De bedreiging vond plaats op 20 augustus 2020, toen de verdachte zich op het Plein in Den Haag bevond en het slachtoffer, een Tweede Kamerlid, met luide stem bedreigde. De verdachte riep onder andere: 'Vieze vuile kankerhond, ik zal je doodslaan mongool!'. Het slachtoffer werd pas een dag later op de hoogte van deze bedreiging, nadat hij beelden van het incident op internet had gezien.

In eerste aanleg was de verdachte vrijgesproken van de primaire tenlastelegging, maar werd hij wel veroordeeld voor de subsidiaire tenlastelegging tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van vier maanden. De advocaat-generaal heeft in hoger beroep gevorderd dat het vonnis van de politierechter zou worden vernietigd en dat de verdachte opnieuw zou worden veroordeeld. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk schuldig bevonden aan zowel de bedreiging als de belemmering in de vrijheid van beweging. De verdachte werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarvan twee maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaren. Voor de belemmering in de vrijheid van beweging werd geen straf of maatregel opgelegd.

Het hof heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de impact op het slachtoffer en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De bedreiging van een politicus werd als bijzonder ernstig beschouwd, gezien de gevolgen voor de democratische rechtsstaat. De verdachte had eerder strafbare feiten gepleegd, wat ook meegewogen werd in de beslissing.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003239-20
Parketnummer: 09-223549-20
Datum uitspraak: 16 september 2021
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Den Haag van 18 november 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1994,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte van het onder 1 primair tenlastegelegde vrijgesproken en ter zake van het onder 1 subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts is de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde schuldig verklaard zonder oplegging van een straf of een maatregel.
Door de officier van justitie en namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg - tenlastegelegd dat:
1.
hij op een of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 20 en 21 augustus 2020 te Den Haag, althans in Nederland, [het slachtoffer], werkzaam in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat door op het Plein en/of de Lange Houtstraat voor [het slachtoffer] te gaan staan en/of met luide stem tegen [het slachtoffer] te praten/roepen en/of (daarbij) met zijn gezicht [het slachtoffer] op enkele centimeters afstand te naderen en/of door naar [het slachtoffer] de woorden te uiten ‘Vieze vuile kankerhond, ik zal je doodslaan mongool! Kankermongool!’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 te Den Haag ter uitvoering van het door hem voorgenomen misdrijf om [het slachtoffer], werkzaam in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, te bedreigen met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling en/of met enig misdrijf waardoor gevaar voor de algemene veiligheid van personen ontstaat op het Plein en/of de Lange Houtstraat voor [het slachtoffer] is gaan staan en/of met luide stem tegen [het slachtoffer] heeft gepraat/geroepen en/of (daarbij) met zijn gezicht [het slachtoffer] op enkele centimeters afstand heeft genaderd en/of naar [het slachtoffer] de woorden geuit ‘Vieze vuile kankerhond, ik zal je doodslaan mongool! Kankermongool!’, althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking;
2.
hij op of omstreeks 20 augustus 2020 te Den Haag tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, wederrechtelijk op de openbare weg, te weten op het Plein en/of de Lange Houtstraat, een ander, te weten [het slachtoffer], werkzaam in de Tweede Kamer der Staten Generaal, in zijn vrijheid van beweging heeft belemmerd en/of met een of meer anderen zich aan [het slachtoffer] tegen diens uitdrukkelijk verklaarde wil is blijven opdringen en/of [het slachtoffer] op hinderlijke wijze is blijven volgen.
Ontvankelijkheid van de verdachte in het door hem ingestelde hoger beroep
Ter terechtzitting van 2 september 2021 heeft de raadsman van de verdachte, mr. B.M.A. Jegers, advocaat te Heerlen, medegedeeld dat de verdachte bij nader inzien berust in het vonnis en daarom geen grieven aanvoert. Het hof zal de verdachte daarom, gelet op het bepaalde in artikel 416, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, niet-ontvankelijk verklaren in het door hem ingestelde hoger beroep.
Nu het Openbaar Ministerie zijn hoger beroep heeft gehandhaafd, zal het hof de zaak wel inhoudelijk beoordelen.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 primair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 4 maanden, met aftrek van voorarrest, waarvan 1 maand voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de verdachte ter zake van het onder 2 tenlastegelegde schuldig zal worden verklaard zonder oplegging van een straf of een maatregel.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt, in het bijzonder niet met de bewezenverklaring.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1.
hij in de periode van 20
tot en met21 augustus 2020 te Den Haag [het slachtoffer], werkzaam in de Tweede Kamer der Staten-Generaal, heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht door naar [het slachtoffer] de woorden te uiten ‘Vieze vuile kankerhond, ik zal je doodslaan mongool!;
2.
hij op 20 augustus 2020 te Den Haag wederrechtelijk op de openbare weg, te weten op het Plein en/of de Lange Houtstraat, een ander, te weten [het slachtoffer], werkzaam in de Tweede Kamer der Staten Generaal, in zijn vrijheid van beweging heeft belemmerd en met anderen zich aan [het slachtoffer] tegen diens uitdrukkelijk verklaarde wil is blijven opdringen en [het slachtoffer] op hinderlijke wijze is blijven volgen.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
Met de advocaat-generaal is het hof van oordeel dat de verdachte zich op bewezenverklaarde wijze schuldig heeft gemaakt aan een voltooide bedreiging van [het slachtoffer].
Voor een veroordeling ter zake van een bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht is volgens vaste rechtspraak (onder meer) vereist dat de bedreigde daadwerkelijk op de hoogte is geraakt van de bedreiging en de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied, dat bij de bedreigde in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat deze het leven zou verliezen. Verder moet het opzet van de verdachte zijn gericht op zowel het daadwerkelijk op de hoogte raken van de bedreiging door de bedreigde als op het ontstaan van de hiervoor bedoelde vrees bij de bedreigde. Voor een veroordeling is niet vereist dat komt vast te staan dat bij de bedreigde daadwerkelijk vrees is opgewekt. Voldoende is dat de bedreiging van dien aard is en onder zodanige omstandigheden is geschied dat zij in het algemeen geschikt is om de vrees teweeg te brengen.
In de onderhavige zaak heeft [het slachtoffer] het volgende verklaard.
Op 20 augustus 2020 bevond hij zich op het Plein in Den Haag. Direct na het betreden van het Plein merkte hij dat er een onrustige sfeer hing. Hij werd aangesproken door een groep van circa tien personen, die als het ware op hem afstormden. Dit kwam al behoorlijk intimiderend op hem over. Een aantal personen uit deze groep kwam redelijk dicht bij hem in de buurt. De situatie voelde anders dan in andere gevallen waarin [het slachtoffer] mensen te woord staat.
Deze groep, waar de verdachte onderdeel van uitmaakte, volgde [het slachtoffer] te voet. Op enig moment blokkeerde een onbekende persoon, naar later bleek de verdachte, [het slachtoffer] fysiek de weg door voor hem te gaan staan. [Het slachtoffer] werd hierdoor gedwongen om stil te gaan staan. Een andere onbekende manspersoon raakte hem op dat moment aan, hetgeen hij als intimiderend ervoer. De verdachte sprak [het slachtoffer] met luide stem toe, terwijl hij met zijn gezicht intimiderend dicht tegen het gezicht van [het slachtoffer] kwam. [Het slachtoffer] voelde zich onveilig door het gedrag van de verdachte en de ontstane situatie. Door de agressieve, intimiderende en opgefokte houding van de verdachte sloot [het slachtoffer] niet uit dat deze persoon hem fysiek aan zou kunnen vallen. [Het slachtoffer] heeft toen kenbaar gemaakt dat hij zich niet prettig voelde in de ontstane situatie. Hierna heeft [het slachtoffer] zijn weg vervolgd in de richting van de Lange Houtstraat te Den Haag. De verdachte heeft toen de woorden ‘Vieze vuile kankerhond, ik zal je doodslaan mongool!’ geroepen in de richting van [het slachtoffer]. De door de verdachte gebezigde bewoordingen hebben [het slachtoffer] een dag later, op 21 augustus 2020, bereikt, nadat hij de beelden van het incident op het internet had gezien en beluisterd.
De verklaring van [het slachtoffer] vindt op belangrijke punten bevestiging in de beelden die zich in het dossier bevinden.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep erkend dat hij op 20 augustus 2020 te Den Haag ‘Vieze vuile kankerhond, ik zal je doodslaan mongool’ naar [het slachtoffer] heeft geroepen.
Het hof is van oordeel dat de verdachte met deze bewoordingen, mede gezien de context waarin ze werden geuit, een dermate bedreigende situatie heeft gecreëerd, dat bij [het slachtoffer] in redelijkheid de vrees kon ontstaan dat de verdachte zijn woorden waar zou maken. In de bewijsmiddelen ligt besloten dat het opzet van de verdachte erop was gericht dat [het slachtoffer] daadwerkelijk op de hoogte zou raken van de bedreiging en dat bij hem de hiervoor bedoelde vrees zou ontstaan.
De omstandigheid dat [het slachtoffer] pas een dag later kennis nam van de uitlatingen van de verdachte en de verklaring van [het slachtoffer] dat de dreiging en onveiligheidsgevoelens die hij op 20 augustus 2020 voelde, die dag niet meer aanwezig waren, nu hij inmiddels in veiligheid was, doen - gelet op de hiervoor weergegeven vaste rechtspraak - niet af aan de conclusie dat sprake is van een voltooide bedreiging in de zin van artikel 285, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.
Met de advocaat-generaal acht het hof het onder 1 primair tenlastegelegde derhalve wettig en overtuigend bewezen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
wederrechtelijk op de openbare weg een ander in zijn vrijheid van beweging belemmeren en met een of meer anderen zich aan een ander tegen diens uitdrukkelijk verklaarde wil blijven opdringen en hem op hinderlijke wijze blijven volgen.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich in de periode van 20 tot en met 21 augustus 2020 schuldig gemaakt aan een bedreiging met de dood gericht tegen het tweede kamerlid [het slachtoffer] door op de openbare weg de woorden ‘Vieze vuile kankerhond, ik zal je doodslaan mongool!’ naar hem te roepen in een situatie die [het slachtoffer] al als intimiderend ervoer. Dit soort feiten veroorzaakt bij de slachtoffers daarvan in het algemeen gevoelens van onveiligheid. Ook brengen dergelijke bedreigingen gevoelens van onveiligheid en onrust in de samenleving teweeg. Dit geldt temeer wanneer het slachtoffer een landelijk bekende politicus is. Wanneer een politicus zijn publieke taak niet kan uitoefenen zonder dat hij aan bedreigingen wordt blootgesteld, kan dit een bedreiging vormen voor het functioneren van de parlementaire democratie. Het hof rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft in het nadeel van de verdachte acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie van 17 augustus 2021, waaruit blijkt dat de verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden het onderhavige feit te plegen.
De raadsman van de verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep verzocht om de verdachte geen onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen, maar te volstaan met het opleggen van een taakstraf dan wel een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf.
Het hof stelt voorop dat het opleggen van een taakstraf en/of een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf geenszins recht doet aan de ernst van het onder 1 primair bewezenverklaarde feit.
Het opleggen van een taakstraf ligt daarnaast ook niet voor de hand gezien het afloopbericht van Reclassering Nederland van 25 april 2019 waaruit volgt dat de verdachte een eerder aan hem opgelegde taakstraf niet heeft voltooid.
De door de advocaat-generaal gevorderde deels voorwaardelijke gevangenisstraf acht het hof dan ook in beginsel passend en geboden.
Het hof heeft evenwel acht geslagen op een door de raadsman overgelegde e-mail met bijlage van 2 september 2021 afkomstig van Maatschappelijk Werk Sociaal Buurtteam. Uit deze e-mail kan worden afgeleid dat bij de verdachte sprake is van een (ernstig) belast verleden op diverse leefgebieden. Ook volgt daaruit dat de verdachte inmiddels de nodige stappen op het gebied van huisvesting, financiën en (geestelijke) gezondheid heeft gezet om zijn leven weer op te bouwen.
Het hof ziet daarin aanleiding om een groter deel van de straf voorwaardelijk op te leggen dan zoals gevorderd door de advocaat generaal.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Geen oplegging van een straf en/of een maatregel ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
De verdachte heeft [het slachtoffer] wederrechtelijk op de openbare weg in zijn vrijheid van beweging belemmerd.
Gelet op de strafoplegging ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde, acht het hof het in verband met de hiervoor omschreven omstandigheden raadzaam te bepalen dat voor het onder 2 bewezenverklaarde geen straf of maatregel zal worden opgelegd, zoals de advocaat-generaal ook heeft gevorderd.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 62, 63 en 285 van het Wetboek van Strafrecht, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het door hem ingestelde hoger beroep.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 primair bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Verklaart het onder 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Ten aanzien van het onder 1 primair bewezenverklaarde
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
4 (vier) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
2 (twee) maandenniet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde
Bepaalt dat ter zake van het
onder 2bewezenverklaarde
geen straf of maatregelwordt opgelegd.
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. M.C. Bruining en mr. K.I. de Jong,
in bijzijn van de griffier mr. S.S. Mangal.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 16 september 2021.
Mr. M.J. de Haan-Boerdijk en mr. S.S. Mangal zijn buiten staat dit arrest te ondertekenen.